Bussemaker als dienaresse Gods
Met de recente overheidsdwang op christenen kon God ons weleens tot de orde roepen, schrijft Bart van Egmond.
Minister Bussemaker vindt dat de homo-emancipatie in orthodox-christelijke gemeenschappen niet snel genoeg gaat en wil die proberen te bevorderen door ambassadeurs (voor recente nuance, zie RD 5-3). De Bremer Landtag nam stelling tegen een preek van dominee Latzel, omdat hij te negatief over de islam gepreekt zou hebben. Mogelijk volgen er nog juridische stappen.
Veel christenen reageren rond deze kwesties verontwaardigd op wat zij ervaren als een inbreuk op de vrijheid van godsdienst. Dat is niet voor niets een grondrecht. Sommige reformatorische christenen betogen zelfs, op grond van artikel 36 van de Nederlandse Geloofsbelijdenis, dat de overheid als dienares van God geroepen blijft de valse godsdienst te weren. Het lijken twee totaal verschillende werelden.
Maar zou je de overheid juist in haar uitoefening van gewetensdwang niet kunnen zien als ”dienaresse Gods”? Die gedachte werkt de kerkvader Cyprianus uit in zijn geschrift ”Aan de gevallenen”.
Wakker
Cyprianus schreef dit werkje over en voor mensen die tijdens christenvervolgingen aan de keizer hadden geofferd. In economisch en politiek zware tijden was loyaliteit aan het Romeinse Rijk van het grootste belang. Die werd gesymboliseerd in het offer voor de keizer. Dat was een uiting van gehoorzaam burgerschap. Weigerde je, dan werd je bezit afgenomen of kreeg je zelfs de doodstraf.
De kerkvader ziet deze overheidsdwang als werk van de duivel. Hij wil de kerk gelijkschakelen aan de wereld. Maar dat is niet het enige. In de vervolgingen ziet Cyprianus ook God Zelf aan het werk om een verwereldlijkte kerk wakker te schudden. In de tijd van vrede waren wij Gods wet (”disciplina”) vergeten, schrijft hij. We lieten ons leiden door hebzucht en vermengden de ware godsdienst met de valse. Priesters waren eerder te vinden op de markt om daar handel te drijven dan bij hun gemeenteleden. En door gemengde huwelijken vervaagde langzaam het onderscheid tussen kerk en wereld. Dan mag je verwachten dat God je tot de orde roept.
Cyprianus citeert dan Psalm 89:30-33: „Als mijn kinderen mijn wet verlaten (…) zal ik hun zonden bezoeken met de roede en hun ongerechtigheden met plagen (…) maar mijn goedertierendheid zal ik niet van hen wegnemen.” Voor Cyprianus was de Romeinse overheidsdwang dus een middel van God Zelf om Zijn eigen volk te corrigeren, en hen voor de keus te stellen: Aan wie wil jij je leven offeren?
Gespletenheid
Je zou de ‘dwang’ van minister Bussemaker en de Bremer Landtag zo dus ook kunnen zien als dienst van God aan de kerk. Je wordt voor de vraag gesteld: Aan wie wil ik mijn leven offeren? Ik kan wel verontwaardigd zijn over Bussemakers ideologische bemoeizucht, maar in hoeverre leef ik zelf niet net zo goed volgens het ideaal van zelfontplooiing dat zij propageert? Eis ik zelfverloochening van mijn homoseksuele broeder of zuster, zonder die zelfverloochening zelf in praktijk te brengen? En als een overheid exclusivistische prediking veroordeelt, kan ik daar tegen zijn. Maar het stelt me ook voor de vraag: In hoeverre stempelt een relativistisch waarheidsbegrip mijn leven?
Kortom: de overheidsdwang op christenen om te offeren aan de waarden van de seculiere staat, confronteert je als christen met de gespletenheid van je eigen leven. Aan wie wil ik mijn leven offeren, en hoe onverdeeld doe ik dat?
Zo gebruikt God de overheid nog altijd om valse godsdienst te weren.
De auteur is promovendus aan de Theologische Universiteit te Kampen en doet onderzoek naar straf en lijden als genademiddel in het denken van kerkvader Augustinus. Hij schrijft dit artikel als lid van de gezamenlijke onderzoeksgroep BEST (Biblical Exegesis and Systematic Theology) van de Theologische Universiteiten in Apeldoorn en Kampen.