Het ene geweld is het andere niet
Het ene geweld is het andere niet, schrijft Arie Versluis.
Geweld trekt steevast de aandacht in het nieuws, maar niet alle geweld is hetzelfde. Toen een verwarde man met een wapen het NOS-gebouw binnendrong, was de vergelijking met de aanslag in Parijs snel gemaakt. Niet alleen op de avond zelf, maar ook in de dagen erna – toen allang duidelijk was dat er geen slachtoffers waren gevallen, dat zijn wapen nep was, dat de man waarschijnlijk psychisch ziek was en dat zijn motieven dus totaal anders waren. Het onderscheid tussen totaal verschillende vormen van geweld lijkt compleet weg. Terwijl het voor een goede analyse en preventie van geweld wezenlijk is om ook de verschillen in het oog te houden.
Dat onderscheid tussen verschillende soorten geweld is ook van belang als je kijkt naar de oorzaken van geweld, maar ook daar wordt het weinig gemaakt. In de theologie speelt al een poosje een debat over het verband tussen monotheïsme en geweld. Onder anderen rechtsfilosoof Paul Cliteur zegt in zijn boek Het monotheïstisch dilemma dat monotheïsme per definitie intolerant en potentieel gewelddadig is. Bijbelverhalen waarin God opdracht geeft tot geweld bevatten volgens deze opvatting aanknopingspunten voor religieus gemotiveerd geweld (denk aan Abraham die zijn zoon moet offeren of de uitroeiing van de volken van Kanaän). Ook in deze analyse worden verschillende vormen van geweld op één hoop geveegd.
Een van de problemen van deze inmiddels gangbare gedachte is dat er geen onderscheid wordt gemaakt tussen godsdiensten. Veel recente voorbeelden van religieus geweld gaan over geweld in naam van de islam. Maar op de vraag of er misschien verschil is in het gebruik van geweld tussen jodendom, christendom en islam gaat iemand als Cliteur niet in.
In de tweede plaats wordt in het publieke gesprek over religieus geweld vaak een beroep gedaan op een aantal losse teksten, zonder aandacht voor hun context. Het is dan al genoeg als er een religieus radicale interpretatie mogelijk is. Maar voor de vraag of teksten potentieel gewelddadig zijn, is het van fundamenteel belang hoe ze worden geïnterpreteerd. En ook: hoe functioneren ze in een geloofsgemeenschap? De ene geweldstekst heeft niet dezelfde gevolgen als de andere.
Voor de christelijke theologie is het fundamenteel dat Gods handelen een geschiedenis heeft. Anders dan in de islam het geval lijkt te zijn, is niet het beroep op een losse tekst doorslaggevend, maar de plaats van die tekst binnen het hele Oude en Nieuwe Testament. Het is niet toevallig of inconsequent dat christenen nu geen ongelovigen doden met een beroep op Gods opdracht om de Kanaänieten uit te roeien. Dat is niet te danken aan een vrijere omgang met de Schrift, maar aan het serieus nemen van de geschiedenis waarin God zich heeft geopenbaard. In het Nieuwe Testament is de kerk niet geroepen om mensen te doden of te dwingen, maar om de vrede te zoeken. Het gericht ligt in Gods hand, en Hij stelt dat uit tot het eindoordeel. Na Pinksteren gaat de boodschap van Gods heil uit naar alle volken. Ongeloof is niet te bestrijden met geweld, maar met het Woord en door de kracht van de Geest.
De auteur is oudtestamenticus. Hij schrijft dit artikel als lid van de gezamenlijke onderzoeksgroep BEST (Biblical Exegesis and Systematic Theology) van de Theologische Universiteiten in Apeldoorn en Kampen.