„Piketpaaltjes” richting einduitspraak MKZ
Dat de rechter het onderzoek naar de MKZ-zaak van Kootwijkerbroek heeft heropend, is een „bemoedigend signaal”, zegt Lau Jansen van de Stichting MKZ Crisis Kootwijkerbroek.
Het College van Beroep voor het bedrijfsleven (CBb) heeft een paar vragen. In 2001, tijdens de MKZ-crisis, werden er dieren geruimd in Kootwijkerbroek. Terecht, stelt het ministerie van Economische Zaken, want er was MKZ. Bewijs dat, zei de CBb-rechter in 2008, nadat Kootwijkerbroekse veehouders een bouwwerk aan bezwaren hadden ingediend.
Op 1 juli dit jaar deed het ministerie die bewijsvoering over. Daarover zegt het college donderdag dat het onderzoek dat daarvoor is verricht niet volledig is geweest. De rechter vraagt zich af wanneer en waarom een test als positief kan worden bestempeld (positief: besmet met MKZ) terwijl er ook –en meer– negatieve uitslagen (geen MKZ) van datzelfde monster bestaan. Oftewel: het ministerie moet motiveren waarom de negatieve uitslagen kunnen worden weggeredeneerd.
In deze uitspraak van de rechter draait het om één test van één monster van één dier die sinds 2008 als grondslag voor de besmetverklaring is overgebleven. Alle andere uitvoeringsstappen, testen, monsters en dieren doen niet meer mee.
Lau Jansen: „De rechter richt zich uitsluitend op die test, conform de CBb-uitspraak uit 2008. Daarmee worden pogingen om twee andere tests alsnog te laten meetellen –het ministerie heeft sinds 2008 oude argumenten afgestoft om die toe te voegen aan de besluitvorming– afgesneden.”
Uit het oordeel van de rechter „spreekt een grote precisie en zorgvuldigheid”, aldus Jansen. „Verder hebben wij telkens gezegd dat het onderzoek onvolledig is. Het is bemoedigend dat de hoogste rechter dit nu ook zegt.”
De einduitspraak ligt er nog niet, maar de tussenuitspraak slaat volgens Jansen al wel vast piketpaaltjes. „Eerder deze week besloot de Raad van State in een andere zaak in de MKZ-kwestie dat het ministerie over delen van het dossier een nieuw besluit moet nemen. Beide rechters zeggen in feite dat het ministerie op basis van onvolledige informatie heeft gehandeld, te weinig op tafel heeft gelegd. Beiden stellen een relatief korte termijn vast: de Raad van State twee weken, de CBb-rechter zes weken.”
De CBb-rechter verzoekt het ministerie verder om „zo gedetailleerd mogelijk” in te gaan op een rapport van de bezwaarmakers (van prof. dr. Galama, uit 2013). Jansen: „Dit alles duidt erop dat de rechters er een punt achter willen zetten en dat ze de laatste restjes in de fuik zo grondig mogelijk willen uitbenen.”
Na de reactie van het ministerie kunnen de Kootwijkerbroekse veehouders daarop reageren, waarna de rechter de einduitspraak doet.