Bikker (CU): Hopelijk is nieuwe Senaat er juist ook voor minderheden
DEN HAAG. Op de derde plaats van de zaterdag gepresenteerde kieslijst van de ChristenUnie voor de Eerste Kamer prijkt een nieuwe naam: die van mr. Mirjam Bikker (1982). „Wanneer ik word verkozen als senator, ervaar ik dat als Gods roeping naar een plaats in Zijn Koninkrijk.”
Omdat het toetsen van wetsontwerpen de hoofdtaak van de Eerste Kamer is, wil de CU-Senaatsfractie graag een jurist in haar gelederen hebben. Met haar politieke en juridische ervaring voldoet Bikker (lid van de protestantse wijkgemeente Jacobikerk te Utrecht) prima aan dat profiel. Ze was na haar studie Nederlands recht van 2006 tot 2013 gemeenteraadslid en fractievoorzitter in Utrecht; daarna beleidsmedewerker van de Tweede Kamerfractie.
Voelt u zich niet te jong om kandidaat te zijn voor de Senaat?
„Voor het Eerste Kamerlidmaatschap is niet vereist dat je de vijftig bent gepasseerd. Politieke visie, inzicht in wetgeving en kennis van de samenleving doen er veel meer toe. Daarin kan ik van meerwaarde zijn voor de Eerste Kamer en de CU-fractie.”
De derde plek op de kandidatenlijst lijkt niet meteen kansrijk voor een plek in de Senaat.
„Bij de vorige verkiezingen scheelde het maar weinig. Er is een reële kans, zeker omdat bij de laatste gemeenteraadsverkiezingen veel meer mensen op de CU hebben gestemd. Als ik word verkozen als senator, ervaar ik dat als Gods roeping naar een plaats in Zijn Koninkrijk. En zo niet, dan is die plaats elders.”
U heeft ooit gezegd met uw talenten God te willen dienen. Hoe wilt u dat doen als Eerste Kamerlid?
„God dienen betekent voor mij allereerst Hem telkens zoeken, in het Woord en in gebed. Je kunt de mooiste woorden spreken, maar daar gaat het niet om. Het gaat erom dat je weet van Wie je alles wilt verwachten en dat je zo het goede zoekt voor je stad en het land.”
In de Utrechtse gemeenteraad zette u zich in tegen prostitutie en vrouwenhandel. Blijft dat uw speerpunt?
„Ik zou me graag inspannen voor wetgeving die misstanden op dat terrein echt aanpakt.
Een ander belangrijk punt vind ik dat onze samenleving ruimte moet geven aan verschillen. Alleen dan is er sprake van echte vrijheid. Zo moet een winkelier niet verplicht worden op zondag open te gaan en moeten Joden veilig met een keppeltje over straat kunnen. Hopelijk is de nieuwe Senaat er niet alleen voor de meerderheid, maar juist ook voor minderheden.
Verder vind ik dat wetgeving mensen niet moet belemmeren, maar ruimte moet geven om er voor elkaar te zijn. Ik ben opgegroeid in Nunspeet en heb daar geleerd hoeveel er bijvoorbeeld vanuit de kerken en door vrijwilligers gedaan wordt voor de ouderen en ernstig zieken in het dorp. Dat is fantastisch.”
U nam vanwege uw werk en gezin in 2013 afscheid van de gemeenteraad. Is het senatorschap daarmee wel te combineren?
„Dat is geen fulltimefunctie. En als ik word verkozen, stop ik met mijn werk bij de Tweede Kamerfractie. Dat is ook wel zo zuiver.”