Politiek

„Gerbrandy volkomen onbestuurbaar”

De historicus en jurist Cees Fasseur heeft een vruchtbare pen. Als schrijver is hij het bekendst van zijn tweedelige biografie over koningin Wilhelmina. Vandaag presenteerde hij een levensbeschrijving van de eigenzinnige Fries Pieter Gerbrandy: de premier met wie koningin Wilhelmina in de Tweede Wereldoorlog nauw samenwerkte.

6 October 2014 17:43Gewijzigd op 15 November 2020 13:24
Gerbrandy. beeld ANP
Gerbrandy. beeld ANP

Fasseur (76) hoefde het lijvige werk van 600 pagina’s voor niemand te schrijven. Historisch onderzoek en schrijven zijn zijn hobby. Ruim vier jaar werkte hij aan het boek.

Waarom schreef u een biografie over Gerbrandy?

„Dat heeft twee redenen. De eerste is dat mijn vrouw en ik aan de Prof. P. S. Gerbrandyweg wonen. De stoere Fries woonde voor en na de oorlog enkele huizen bij onze woning vandaan. Dan wil je toch meer weten over zo’n man van statuur? Nog nooit is er een echte biografie over hem verschenen. Overigens heb ik hem nooit in zijn Haagse huis ontmoet. Hij overleed en 1961 en ik kocht mijn woning in 1982.

De tweede reden is dat ik in de boeken over koningin Wilhelmina uitvoerig schrijf over de verhouding en de conflicten tussen Wilhelmina en Gerbrandy. Ik vond het een kwestie van fair play dat ik dit proces ook zou beschrijven vanuit een biografie over de toenmalige premier.”

Hebt u de 600 pagina’s moeiteloos kunnen vullen?

„Gerbrandy was niet zo’n groot schrijver. Bovendien zat zijn vrouw in bezet gebied; hij moest dus verhuld schrijven. Hij kon niets over zijn belevenissen in Londen vertellen en dat deed hij dus ook niet. Hij hield ook geen dagboek bij. Dat maakt het moeilijk om te komen tot een reconstructie. Aan het eind van zijn leven begon hij wel aan zijn memoires. Hij kwam tot zijn 28e levensjaar. Toen haalde de dood hem in. Feitelijk zijn deze memoires nu voor het eerst systematisch gebruikt. De 150 pagina’s die Gerbrandy achterliet, geven een goed beeld van zijn jeugd, van zijn kennismaking met zijn vrouw en zijn schoonvader, ds. Sikkel, een bekend gereformeerd predikant in Amsterdam.

Toch kon ik wel een aardig compleet beeld schetsen van Gerbrandy. Hij zat in vele comités en besturen. Hij maakte veel ruzie en dat gaf ook stof tot schrijven. Na de oorlog was hij voorzitter van het comité Handhaving Rijkseenheid. Dat was een actiegroep van enkele honderdduizenden mensen die vonden dat Indië bij Nederland behoorde.”

Hoeveel uur werk zit er in dit boek?

„Dat is lastig te zeggen. Ik ben ermee begonnen in 2010 en heb er tot april 2014 aan gewerkt. Gemiddeld was ik zeker 25 uur per week bezig.”

Wat is het geheim achter uw vlotte schrijfstijl?

„In de eerste plaats is dat routine. Hoe meer je schrijft, hoe minder houterig het wordt. Het tweede is dat ik graag verhalen vertel. Als ik niet meer wist hoe ik de gegevens het beste kon opschrijven, ging ik het verhaal aan mezelf vertellen. Dan volgt het schrijven vanzelf.”

Deed het onderzoek naar Gerbrandy persoonlijk iets met u?

„Hij heeft er in ieder geval voor gezorgd dat ik veel in de Bijbel heb gelezen. De toespraken en lezingen van de gereformeerde Gerbrandy stonden vol Bijbelteksten. Hij was buitengewoon doorkneed in de Schriften. Ik heb ergens gelezen dat op de Friese boerderij waar hij opgroeide de Bijbel elk jaar helemaal werd doorgelezen. Ik vraag me af of dat het geval was, maar het tekent wel Gerbrandy’s opvoeding. Het Woord van God is hem met de paplepel ingegoten. Je ziet in heel zijn leven geen spoor van geloofstwijfel. Ook niet toen hij voor de dood stond. Hij was iemand die getuigde van zijn geloof. Ook in de Tweede Wereldoorlog riep hij voor Radio Oranje de luisteraars ertoe op de Bijbel open te slaan.

Ik denk dat Gerbrandy minister-president was met de gedachte: „Dit is zo voorbeschikt. Ik ben het instrument in Gods hand en Die heeft mij op deze plaats neergezet.” Dat gevoel leefde sterk bij hem. Hij zat op zijn post om de vijand te bestrijden. Hij was er vast van overtuigd dat God aan de kant van de geallieerden stond. Hitler was voor hem het beest uit de afgrond waar de Openbaring van spreekt. Zo dacht koningin Wilhelmina ook. Dat geeft een heel sterke overtuiging. Dat sprak mij wel aan.”

Hoe typeert u Gerbrandy?

„Hij was klein van gestalte, 1 meter 61. Hij had een grote snor en dat viel op. Hij had een heel sterke eigen wil. Hij was jurist en overtuigd van recht en gerechtigheid. Hij was een dwarsligger, niet bereid tot compromissen, en kon moeilijk samenwerken met anderen. Vandaar ook de titel van het boek: ”Eigen meester, niemands knecht”. Maar zijn optreden inspireerde wel. Hij was intelligent, kon snel denken en was geestig. Hij was voor niemand bang. Bij nachtelijke bombardementen in Londen trok hij eropuit, terwijl anderen in schuilkelders zaten. Hij had lef, wilde zijn nek uitsteken, maar had niet zo veel tact. Aan de andere kant was hij wel zo slim om niet met iedereen ruzie te maken, anders was zijn positie onhoudbaar.”

Waar blijkt die eigenzinnigheid uit?

„Gerbrandy was voorstander van actief en passief vrouwenkiesrecht. Daarin stond hij binnen zijn partij, de ARP, tamelijk alleen. Voor de oorlog bewoog hij zich op de linkervleugel van de partij en was begaan met het lot van de werkman. Hij geloofde als een van de weinigen in zijn partij al in de noodzaak van het afsluiten van collectieve arbeidsovereenkomsten. Na de oorlog zie je dat Gerbrandy eenzaam op rechts staat. Hij wilde bijvoorbeeld onder geen beding afstand doen van Indië en ijverde hartstochtelijk voor een vrij Ambon.”

Een belangrijk nieuwsfeit uit uw boek is dat Gerbrandy niet verantwoordelijk is voor de vervolging van minister-president De Geer, die net na het begin van de oorlog moest aftreden. Heeft de biograaf van De Geer, Van der Kaaij, slecht onderzoek gedaan?

„Wat mij opviel was dat Van der Kaaij nauwelijks onderzoek deed in de notulen van de ministerraad in 1945 en 1946. Daar komt de vervolging van De Geer verschillende malen aan de orde. Daar zie je dat de ministerraad als geheel het besluit heeft genomen om tot vervolging over te gaan. Wat ik ook mis in het boek is dat De Geer op 20 mei 1940, dus tien dagen na de inval van de Duitsers, Nederlanders ertoe opriep om samen te werken met de bezetter om zo de achting van de vijand te verdienen. Daardoor was zijn positie onhoudbaar geworden. Dan begrijp je ook de anti-De Geerstemming die in Londen was ontstaan. Van der Kaaij brengt deze toespraak pas aan het eind van het boek ter sprake en niet in het chronologische overzicht. Ik heb sterk de indruk dat de biograaf De Geer wilde vrijpleiten en dat is niet terecht.”

Hoe typeert u de relatie tussen koningin Wilhelmina en Gerbrandy?

„Die was in het begin van de oorlog goed. Wilhelmina wilde Gerbrandy graag als opvolger van de afgetreden De Geer, maar hij weigerde tweemaal. De Fries vond zich niet geschikt. Omdat Van Kleffens, de toenmalige minister van Buitenlandse Zaken, niet wilde, gaf de ARP-voorman uiteindelijk toe.

Tot het midden van de oorlog was de verhouding goed. Toen kregen de twee een conflict over een reis naar Amerika door de koningin. Ze wilde naar Canada om dochter Juliana en kleindochters op te zoeken en ook naar de Amerikaanse president Rooseveldt. Gerbrandy stond erop dat de minister van Buitenlandse Zaken met deze reis meeging. Toen ontstond er afstand. De diepe oorzaak was dat de koningin na de oorlog een maatschappelijk en politiek nieuw Nederland wilde. Wilhelmina beschouwde het kabinet als een oudemannenhuis. De spanning liep zo hoog op dat de koningin begin 1945 het vertrek van het kabinet wilde en een regering met vernieuwers wilde. Dat gebeurde ook, maar Gerbrandy bleef. Begrijpelijk dat Gerbrandy boos was over de wissel. Want wat de koningin deed, was natuurlijk ongehoord en ongepast. Het is nooit meer goed gekomen tussen de twee. Wilhelmina meed elk contact en wilde niets meer met hem te maken hebben. Mijn conclusie is dat de majesteit Gerbrandy onheus heeft behandeld. Hij had een beter lot verdiend.”

Wat is uw volgende project?

„Door het schrijven van dit boek heb ik een behoorlijke leesachterstand. Die ben ik aan het inhalen en dan komen er wel ideeën boven. Ik denk dat ik terugga naar vroeger, naar het oude Nederlands-Indië. Daar ben ik geboren en daar ben ik ook op gepromoveerd. Dat is een mooi onderwerp, er is veel archiefmateriaal en daar zijn mooie verhalen over te schrijven.”

Eigen meester, niemands knecht, Cees Fasseur; uitg. Balans, Amsterdam, 2014; ISBN 9789460033360; 607 blz.; € 39,90.


Prof. mr. P. S. (Pieter) Gerbrandy

-Geboren op 13 april 1885 te Goënga (gem. Wymbritseradeel, Friesland) in een betrokken gezin van de Gereformeerde Kerken (synodaal).

-Advocaat en procureur te Sneek (1914-1930).

-Kantonrechter-plaatsvervanger te Sneek (1914-1931).

-Lid gemeenteraad te Sneek (1917-1920) voor de ARP.

-Lid Provinciale Staten van Friesland (1919-1930).

-Lid Gedeputeerde Staten van Friesland (1920-1930).

-Hoogleraar handelsrecht, burgerlijk procesrecht en faillissementsrecht (1930-1939).

-Minister van Justitie (1939-1942).

-Minister-president (1940-1945).

-Lid Tweede Kamer voor de ARP (1948 tot 1959).

-Minister van Staat (1955-1961).

-Overleden op 7 september 1961 te Den Haag.


Prof. dr. C. (Cees) Fasseur

-Geboren op 11 december 1938 te Balikpapan (Nederlands-Indië).

-Studie geschiedenis en rechten in Leiden (1957-1965).

-Raadsadviseur voor wetgeving bij ministerie van Justitie (1965-1985).

-Promotie op cultuurstelsel in Nederlands-Indië (1975).

-Bijzonder hoogleraar in de geschiedenis van de Europese expansie (1977-1986).

-Hoogleraar in de geschiedenis van Zuidoost-Azië (1986-2001).

-Raadsheer bij het gerechtshof te Amsterdam (2002-2006).

-Lid commissie van toezicht op Nederlandse inlichtingendiensten (2003-2008).

-Lid commissie-Davids (onderzoek naar besluitvorming Irak) (2009-2010).

-Schrijver van boeken over het koninklijk huis, waaronder tweedelige biografie van koningin Wilhelmia en biografie van minister-president Gerbrandy.


Dwarsligger

„Gerbrandy was zijn leven lang een dwarsligger en een vat vol tegenstrijdigheden. Toen zijn vrouw in 1960 op de werf van Cornelis Verolme een grote, naar haar man vernoemde olietanker mocht dopen, de ”Prof. P. S. Gerbrandy”, zei ze het moedig te vinden van de scheepsbouwer om een schip naar haar man te noemen. „Moet hij rechts, dan gaat hij links. Moet hij links, dan gaat hij rechts. Hij is wat je noemt volkomen onbestuurbaar.””

(C. Fasseur op blz. 10 van ”Eigen meester, niemands knecht”.)

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer