Waarom ISIS zich te buiten gaat aan moordpartijen
Sjiieten tegen soennieten. Dat is het trieste verhaal van Irak en Syrië in een notendop. Maar waarom haten die mensen elkaar zo erg dat ze elkaar uitmoorden? Een antwoord in vijf jaartallen, waarbij Irak al heel lang een cruciale rol blijkt te spelen.
661 - Kufa, Irak - De dood van Ali
Een slag op zijn hoofd, waarschijnlijk met een zwaard. En mogelijk is dat zwaard ook nog eens vergiftigd, maar dat valt moeilijk te controleren. Feit is dat Ali, de neef van de islamitische profeet Mohammed, eraan sterft.
Het is 661. Plaats van handeling: Kufa, Irak. Wat zich hier afspeelt, komt bekend te staan als de Eerste Fitna: een periode van grote beproeving in de pas begonnen geschiedenis van de islam.
De slag op Ali’s hoofd betekent het einde van diens regering over alle moslims en het feitelijk begin van twee grote stromingen in de islam: het soennisme en het sjiisme. Die begrippen worden dan nog niet zo keurig gehanteerd, maar de onderliggende verwijdering is een feit.
De grootste reden voor de onenigheid betreft een simpele vraag: wie is de wettige opvolger van Mohammed, de geestelijk en wereldlijk leider van de moslims?
Mohammed sterft in 632. Na hem treden vier kaliefen aan, die net als Mohammed de hoogste autoriteit hebben op religieus gebied én op wereldlijk terrein.
De vierde is Ali, die op allerlei manieren aan Mohammed is verbonden. Hij is de neef van Mohammed, maar ook diens stiefbroer doordat zijn vader Mohammed als kind in huis had genomen. Daarnaast is Ali de schoonzoon van Mohammed, omdat hij trouwde met diens dochter Fatima.
Redenen genoeg dus om Mohammed op te volgen, vinden zijn sympathisanten. Zij noemen zich volgelingen van Ali, waar in het Arabisch het woord sjiisme vandaan komt.
Maar niet alle moslims vinden Ali de beste kandidaat. Vooral de gouverneur van het 25 jaar eerder ingenomen Damascus komt in opstand. Die vindt dat Ali te weinig heeft gedaan om de moord op zijn voorganger, de derde kalief, op te lossen. Niet toevallig komt de gouverneur uit dezelfde familie als de vermoorde derde kalief.
Hij begint een oorlog die uitmondt in de dood van Ali bij Kufa, in Irak. De moordenaar is niet eens een strijder van de gouverneur, maar dat doet er niet meer toe. Ali’s volgelingen zijn woedend en zweren wraak.
Nog geen dertig jaar na de dood van Mohammed wordt er op leven en dood gevochten om de erfenis van de profeet. Dit zou nooit meer goed komen.
680 - Karbala, Irak - De dood van Hussein
Ali, een van de opvolgers van Mohammed, is dood. De gouverneur van Damascus sticht een nieuwe dynastie, die van de Omajjaden. Maar Ali’s sympathisanten laten het er niet bij zitten. Niet die gouverneur, maar Ali’s zoon Hassan is volgens hen de wettige opvolger van Mohammed.
Die overtuiging houden de sjiieten tot vandaag de dag vast: de leiding van de wereldwijde moslimgemeenschap dient in handen te zijn van een afstammeling van Mohammed.
Helaas voor Ali’s volgelingen houdt Hassan het niet lang vol als kalief. Gelukkig heeft hij nog een broer, Hussein. Die zit steviger in het zadel en trekt in 680 vanuit Medina in Saudi-Arabië naar Kufa in Irak om daar zijn troon te vestigen.
Maar daar komt hij nooit aan. Vlak bij zijn eindbestemming, bij het Iraakse Karbala, stuit hij op het veel sterkere leger van zijn grote uitdager, de kalief van de Omajjaden. De geschiedenis herhaalt zich. Opnieuw flitst een zwaard door de lucht. Het hoofd van Hussein wordt gescheiden van zijn romp.
Sommige sjiieten weten zich bijna 1400 jaar later nog zo sterk met imam Hussein verbonden dat ze met hem hadden willen sterven. Symbolisch beelden ze dat uit door zichzelf met zwaarden en messen toe te takelen op het feest van Ashura. Elk jaar weer zijn er moslims die daar zo ver in gaan dat ze in het ziekenhuis moeten worden opgenomen.
Als radicale soennieten dat horen, weten ze het zeker: sjiieten zijn de grootste ketters die er rondlopen. En ketterijen dienen uitgeroeid te worden, met wortel en tak.
1501 - Tabriz, Iran - Ismail slaat terug
Het blijft eeuwen relatief rustig rond de sjiieten, maar uitgeroeid zijn ze allerminst. Dat blijkt ondubbelzinnig in 1501, als Ismail I op 15-jarige leeftijd de macht weet te grijpen in Perzië, het huidige Iran. Hij wordt de eerste heerser van de dynastie van de Safawiden, een van de drie grote islamitische rijken in de zestiende eeuw.
Het sjiisme wordt in zijn rijk staatsgodsdienst. Dat is niet zo gek: de Perzen moesten het al eeuwen afleggen tegen de Arabieren, zoals de sjiieten het moesten afleggen tegen de soennieten. Nu vinden de sjiieten en Perzen elkaar, een verbinding die tot vandaag de dag blijvend is.
De soennitische heerser wordt gedood; van zijn schedel wordt een vergulde drinkbeker gemaakt. Ismail maakt duidelijk dat ook sjiieten niet terugdeinzen voor gruwelijkheden als dat zo uitkomt.
Het levert een nog verdere verwijdering op tussen de twee belangrijkste geloofsrichtingen in de islam. Soennieten en sjiieten ontmoeten elkaar in sommige streken vooral op het slagveld. Hun leerstellige verschillen zijn niet wereldschokkend. Maar al zouden die uit de weg geruimd kunnen worden, dan nog valt de scheiding die de bloedige geschiedenis bracht niet te veranderen.
1802 - Karbala, Irak - Aanval van de wahabieten
Bijna 1200 jaar na de dood van Ali bereikt de kokende soennitische haat tegen sjiieten een –voorlopig– hoogtepunt. Aziz ibn Saud, een voorvader van de huidige koning van Saudi-Arabië, predikt een in zijn ogen zeer zuivere vorm van islam: het wahabisme. Dat is nog altijd de staatsgodsdienst van Saudi-Arabië. Die strenge interpretatie laat geen ruimte voor andersdenkenden. Als er één groepering is die de zuivere islam door het slijk heeft gehaald, zijn het in de ogen van Aziz ibn Saud de sjiieten.
Weer is de Iraakse stad Karbala het toneel van een drama, dat later wordt getypeerd als de eerste islamitische terreuraanslag in de moderne tijd. Ibn Saud en zijn mannen vallen in 1802 Karbala aan op het moment dat veel sjiieten daar juist het martelaarschap van Hussein herdenken. Hij verovert de stad en laat duizenden sjiieten ter dood brengen – gewoon omdat ze sjiieten zijn.
2012 - Tikrit, Irak - Strijd voor soennitisch kalifaat
Een vrachtwagen vol mannen in burgerkleding komt tot stilstand. Een enkeling heeft een uniform aan. Even later liggen alle mannen op de grond. De doodsangst straalt uit hun ogen. Nog weer iets later is de slachtpartij in volle gang. Van dichtbij schieten strijders met automatische geweren hun magazijnen leeg op de hoofden van de mannen. Bloed stroomt uit de gapende gaten die de kogels toebrachten en vermengt zich met de stoffige bodem. Niemand blijft in leven.
Dat is Irak deze week. ISIS-strijders, de grote voorvechters van een nieuw soennitisch kalifaat, verspreiden met trots filmpjes van hun slachtingen. Het zijn beelden waar veel mensen alleen kokhalzend naar kunnen kijken. Waarom moeten deze mannen dood? Wat hebben ze gedaan?
De geschiedenis geeft het antwoord. Deze ISIS-strijders tonen zich waardige opvolgers van hun leermeesters door de eeuwen heen. In razend tempo veroveren ze Iraakse steden. Jammer vinden ze het dat sjiitische plaatsen als Karbala en Najaf tijdens hun huidige opmars niet in hun handen zijn gevallen, zodat de jaren 680 en 1802 overgedaan zouden kunnen worden. Maar die tijd komt nog, liet ISIS-woordvoerder Abu Mohammed al-Adnani zondag weten. De rekening met de sjiieten wordt volgens hem niet in Bagdad vereffend, „maar in Karbala en Najaf.”
Moorden moeten ze. Want zij zijn soennieten, en hun tegenstanders sjiieten. En daarmee is alles gezegd.
Soennieten als protestanten
Soennieten vormen wereldwijd de grootste groep binnen de islam; tot naar schatting wel 90 procent van de moslims is soenniet. Hartland van het soennisme is vandaag Saudi-Arabië. Centrum van het sjiisme is Iran, het oude Perzië. Daarnaast vormen sjiieten ook in Irak en Bahrein een (krappe) meerderheid. Verder zijn er landen waar sjiieten een flinke minderheid vormen, zoals Libanon en veel golfstaten.
De grondvraag die zorgde voor de splitsing –wie moet leidinggeven aan de moslimgemeenschap?– speelt vandaag nog steeds. Volgens sjiitische begrippen is dat de imam, van wie er altijd maar één tegelijkertijd kan zijn, en die Mohammeds kracht in zich draagt omdat hij van hem afstamt. Naar soennitische tradities is de kwestie van opvolging niet zo belangrijk: het islamitische leven draait in eerste instantie om het navolgen van de instructies van Mohammed. Die zijn beschreven in de soenna, het geheel van overleveringen waaraan soennieten hun naam danken.
De verschillen tussen sjiieten en soennieten zijn, van een afstand bezien, niet enorm. Het lijkt in elk geval niet de moeite waard om daar een strijd op leven en dood over te voeren. Er speelt dan ook méér mee dan een theologisch verschil. De sjiitische martelaren stonden eeuwenlang tegenover de soennitische onderdrukkers. De minderheid moest het zien te redden tegenover de meerderheid. Psychologische mechanismen zorgden er in de loop van de tijd voor dat de identiteit van de sjiieten mede werd bepaald door datgene wat de soennieten niet waren – en andersom. Overigens begrijpen veel moslims evenmin waarom rooms-katholieken en protestanten in het verleden verhitte godsdienstoorlogen voerden.
Als ezelsbruggetje is de vergelijking tussen rooms-katholieken en protestanten goed bruikbaar. Getalsmatig zijn soennieten te vergelijken met rooms-katholieken, en sjiieten met protestanten. Ook wat betreft het aantal splitsingen gaat dat op: het sjiisme kent, net als het protestantisme, ontelbaar veel vertakkingen. Leerstellig gezien is het juist andersom: sjiieten gebruiken in hun rituelen veel beelden en ceremonies, net als het rooms-katholicisme. Ook hebben sjiieten, net als de Rooms-Katholieke Kerk, een meer hiërarchische structuur. Soennieten kennen vaak, net als protestanten, een soberder geloofsbeleving. Strikte groeperingen binnen het soennisme, zoals salafisten, voeren die soberheid het verst door en worden daarom soms vergeleken met reformatorische christenen.