Kerk & religie

Dr. W. Verboom, chemicus en ambtsdrager

Hij is wetenschapper en ambtsdrager, chemicus en ouderling. Is er een spanningsveld tussen wetenschap en geloof? Dr. W. Verboom: „Ik zie juist meer hoe ingenieus de schepping is en hoe groot de Schepper. Wetenschappers over de gehele wereld hebben er geen verklaring voor. Ik mag in kinderlijke eenvoud zeggen: Hoe groot 
zijt Gij.”

2 May 2014 22:13Gewijzigd op 15 November 2020 10:27Leestijd 10 minuten
Dr. W. Verboom: Als wetenschapper zie ik veel meer hoe groot de Schepper is.  beeld RD, Anton Dommerholt
Dr. W. Verboom: Als wetenschapper zie ik veel meer hoe groot de Schepper is. beeld RD, Anton Dommerholt

Op een kastje in de achterkamer te Vriezenveen staat haar foto: Catharina Pieternella Verboom-van de Velde, overleden op 12 december 2006, 54 jaar oud. De rouwkaart staat ernaast: „Heengegaan in de Hope des eeuwigen levens.”

„Het is ruim zeven jaar geleden dat ze overleed, terwijl ik een gebed voor haar mocht doen. Iedere week bezoek ik haar graf op de begraafplaats, wat straks ook mijn eigen graf zal zijn. Na een moeilijke weg mocht ze een verloren zondaar voor God worden. Ze kon zichzelf niet meer verlossen, en dus moest de verlossing van de andere kant komen. Ze mocht tot Davids buit behoren, 1 Samuël 30:20. De Heere heeft er rijk getuigenis van willen geven: „Hetgeen het oog niet heeft gezien, en het oor niet heeft gehoord, en in het hart des mensen niet is opgeklommen, hetgeen God bereid heeft dien, die Hem liefhebben.” Mijn vrouw had een zachte en stille geest die kostelijk was in de ogen Gods. Voor haar sterven mocht ze geloven dat ze behoorde tot Christus’ arbeidsloon. Daarom mag en wil ik haar niet terugwensen.”

Verboom groeide op in Zeeland, in Wolphaartsdijk, later in Terneuzen. Inmiddels woont hij al vele jaren in Vriezenveen. „Van het ene einde des lands ben ik verhuisd naar het andere einde des lands. Ik kan nog steeds plat Zeeuws praten.”

U bent hoofddocent organische chemie. Wat is er zo boeiend aan chemie?

„Ik geef college, dat is boeiend. Ik doe onderzoek naar nieuwe dingen, vaak op microniveau. Dat is buitengewoon interessant. Verder is er ook in dit vak veel bureaucratie, en dat is minder aardig.”

Er zou zomaar spanning kunnen ontstaan tussen geloven wat de Bijbel zegt en wat de wetenschap beweert.

„Dat heb ik nooit zo ervaren. Anders was ik er onmiddellijk mee gestopt. Toen ik jong was, heb ik nog overwogen om medicijnen te gaan studeren, maar dat ketste af op de ethische dilemma’s die ik in die sector zag liggen. Het werd dus scheikunde. In deze sector zie ik minder principiële hindernissen. Ik hoef me als chemicus bijvoorbeeld niet bezig te houden met de ouderdom van de aarde, of met de vraag hoe alles is ontstaan. Op dat terrein beweeg ik me niet, ik zou dat ook niet willen en niet kunnen.”

In de wetenschap is het toch de ratio die de toon bepaalt, niet het eenvoudige geloof waarvan de catechismus zegt dat het van de Heilige Geest komt?

„In de chemische wereld denk je natuurlijk rationeel, maar ik doe geen dingen die botsen met mijn geloofsovertuiging. Ik zie juist veel scherper dan anderen hoe ingenieus de wereld in elkaar zit, hoe prachtig de schepping is en hoe groot de Schepper van hemel en van aarde moet zijn. Miljoenen wetenschappers over de gehele wereld studeren zich suf op vragen rond het voortbestaan, maar ik mag in kinderlijke afhankelijkheid zeggen: Hoe groot zijt Gij.”

Alles wat ik aan de universiteit doe, zegt Verboom, „daar moet ik mijn knieën voor kunnen buigen. Een boer ziet op naar de hemel, of er regen komt, of droogte. Maar aan de universiteit moet het werk evengoed Zijn zegen kunnen ontvangen, ook een artikel over organische chemie in een wetenschappelijk tijdschrift. Ik voel bij dat alles mijn afhankelijkheid. Zonder Mij, zegt de Heere, kunt gij –ik ook dus– niets doen. Ook geen wetenschap bedrijven.”

Geheiligde wetenschap is voor mij het belangrijkste, zegt Verboom. „Ik heb internationaal veel briljante wetenschappers ontmoet, maar het doet me meer wanneer ik een eenvoudig iemand hoor vertellen hoe men een verloren zondaar voor God is geworden. Academische titels die we eerlijk verdiend hebben, hebben betekenis om door de tijd te komen, maar voor mij is de titel ”S.S.” (saved sinner) die Huntington achter zijn naam plaatste, van onschatbaar hogere waarde.”

Reeds in zijn jonge jaren leefde Wim Verboom onder het beslag van de dingen van de eeuwigheid. „Onder ds. J. Pannekoek, die toen in Terneuzen stond, heeft de Heere me stilgezet en staande gehouden. In Terneuzen woonden mensen die God vreesden. Vrouw Scheele, bijvoorbeeld, ooit rooms-katholiek geweest. Maar Christus trok haar als de hemelse Magneet uit haar ellendige staat en uit de valse kerk van Rome. En de ouderlingen Jaap Hoekman en Leendert de Braal. Hoekman was een zachtmoedig mens, maar hij werd er door zijn medebroeders altijd wel op uitgestuurd om mensen te waarschuwen, voor de televisie bijvoorbeeld. Hij klaagde eens: „Ik houd geen vrienden meer over.” Maar toen hij begraven werd, liepen veel van die mensen achter zijn baar. Men had respect voor die man. Voor De Braal had men ook ontzag. De Braal zei eens tegen mij dat hij vanbinnen zó onrustig was dat hij niet eens meer kon bidden. Ik wilde graag een verstandig woord zeggen en zei: „Dan kunt u toch nog wat zuchten.” Maar De Braal antwoordde: „Zuchten kan ik ook niet meer. En dus buig ik alleen maar mijn knieën en dan zit ik zo maar een poosje.”

De Heere gaf dat ik al vroeg met zulke eenvoudige mensen een nauwe omgang mocht hebben. Die hebben mij gebakerd en me voor uitwassen behoed. Toen we naar Twente verhuisden, verloor ik hen uit het oog. Dat vond ik ontzaglijk moeilijk. Maar David sterkte zich in de Heere, zijn God.”

In 1987 werd Verboom gekozen tot diaken van de gereformeerde gemeente in Nederland te Vriezenveen. Enkele jaren later werd hij ouderling. „Al jaren had ik werkzaamheden met het ambt en ik wist in mijn hart dat ik ambtsdrager moest worden. Ik heb altijd geprobeerd het tegen te houden, want het ambt is geen erebaantje en je verdient er ook geen lintje mee. Maar de Heere had het me opgelegd. Daar is alles mee gezegd.”

Het gezag wordt minder, voor de burgemeester, voor de politieagent en voor de ambtsdrager.

„Ik hoor weleens mensen spreken over „de devaluatie van het ambt”, maar dat is geen juiste uitdrukking. Niet het ambt neemt in waarde af, maar het ontzag voor het ambt. De ambten zijn heilig, door God ingesteld, maar ambtsdragers zijn niet heilig. Aan de ene kant worden mensen mondiger en nemen dus van een ambtsdrager niet zomaar iets voetstoots aan. Aan de andere kant moeten we ook zeggen dat de ware Godsvreze minder wordt en dat er ook om díé reden minder ontzag is voor het ambt.”

Ambtsdragers mogen ook weleens hun eigen papieren nazien, zegt Verboom. „Wat gaat er van ons uit? Als er echte, ware Godsvreze is, voelt zelfs een kind dat feilloos aan. Er is alleen sprake van echt gezag als er genadeleven van Boven is. Hoeveel zijn we in de binnenkamer om het welzijn van de gemeente te zoeken?

Aan de universiteit kun je een wetenschappelijke vergissing nog weleens corrigeren. Maar in de kerk gaat het om zielen die voor de eeuwigheid geschapen zijn. Als je aan het sterfbed van een gemeentelid zit, komt de vraag op je af of je wel voldoende hebt gewezen op het ene nodige en de rijkdom die er in Christus is voor verloren zondaren wel voldoende naar voren hebt gebracht. Die dingen maken het ambt zo zwaar. De meeste mensen die tot ambtsdrager gekozen worden, moeten later zeggen dat ze geen idee hadden wat er allemaal op hen zou afkomen. De ware ambtsdragers zijn van Boven geroepen, maar zijn ook wel eens een schuurpaal hier beneden.”

U vervult in uw kerkverband vele functies. Vaak was u afgevaardigd naar synodale vergaderingen. U bent aangewezen om begrafenissen te leiden. U bent lid van het deputaatschap huwelijksvraagstukken.

Hardnekkig weigert Verboom erop te reageren. Als het wat al te lang stil blijft in de huiskamer, zegt hij: „Waar ik dat aan te danken heb? Ik heb nooit ergens naar gesolliciteerd.”

Kennelijk heeft u veel bestuurlijke vaardigheden, zeg maar.

„Ook in het kerkelijk leven moet je voor sommige dingen gewoon een gezond verstand hebben. En verder lopen de dingen soms nu eenmaal zo. Noem het liever Gods voorzienig handelen.”

U geeft dogmatiek aan de identiteitscommissie van de Vereniging tot Bevordering van het Schoolonderwijs op gereformeerde grondslag. Maar dogmatiek is bij velen niet geliefd.

„En toch zijn er nog steeds mensen die er meer van willen weten. Met alleen maar dogmatiek, zonder toepassing door Gods Geest, zal geen mens zalig worden. Dogmatiek is volgens ds. G. H. Kersten „de stelselmatige beschrijving van de in Gods Woord geopenbaarde waarheid en het onderlinge verband daartussen.” Daar zullen we toch iets van moeten kennen op reis naar de eeuwigheid. In de orde des heils, dat is ook dogmatiek, kun je zien hoe God een mens bekeert. We weten echt veel te weinig.”

Krijgen we aan jongeren het verschil nog uitgelegd tussen bovenvaldrijvers en benedenvaldrijvers?

„Van veel begrippen die in de prediking voorkomen, weet men de betekenis niet meer, ondanks onze reformatorische scholen. Er wordt in de gezinnen weinig over de wezenlijke zaken gesproken en er wordt nog minder over gelezen. We worden meer en meer teruggeworpen op de kernzaken. Het is een gave om in eenvoudige bewoordingen toch je punt te maken. Dat is ook bij het catechiseren zo. We noemen de dingen misschien minder bij hun moeilijke naam, maar ik houd, zonder concessies te doen, wel graag de hoofdlijnen vast. Het gaat altijd weer om ons hart: „Strijdt om in te gaan.” In het korte poosje dat we op deze wereld zijn, is er uiteindelijk maar één zaak van belang: Hoe komt God aan Zijn eer en de zondaar aan de zaligheid? Nobelprijswinnaars behoren tot het ultieme topje van de wetenschap, maar na hun dood is het: Men kent en vindt hun standplaats zelfs niet meer. Terwijl een eenvoudig kind van God dat weet waar zijn schuld is gebleven, voor eeuwig tot Davids buit mag behoren.”

U lijdt aan de secularisatie, de innerlijke uitholling.

„Die gaat me aan het hart. Het gaat ook zo hard, de verwereldlijking, de ontkerkelijking. Alles wordt zo oppervlakkig. Het beslag voor de heilige dingen ebt weg. Dat is ontzaglijk erg. In Wolphaartsdijk en tot voor enkele jaren ook in Vriezenveen zag je op zondagmorgen grote groepen kerkgangers op weg naar Gods huis. Dat beeld is helemaal weg. Vele dingen zie ik met zorg aan. Nee, het gaat me niet om godsdienst, maar om Godsvreze.”

Dan schudt Verboom het hoofd. „Maar ik moet niet in de moedeloosheid of in doemdenken blijven steken. De Heere werkt nog steeds, en soms zelfs zeer kennelijk, waar Hij dan ook Zelf getuigenis van geeft. Het wordt wel donker om ons heen, maar we horen nog steeds van de grote werken Gods, hoe een verloren mensenkind zondaar voor God wordt. De Heere gaat door met Zijn eigen werk. Dat heeft Hij Zelf beloofd, totdat de voleinding der eeuwen er zal zijn, als de laatste uitverkorene zal zijn ingezameld. Dan heeft Christus Zijn arbeidsloon ontvangen. Dan hoeft het niet meer.”


Levensloop Wim Verboom

Willem Verboom werd op 28 maart 1954 geboren in Goes. Kerkelijk behoorde het gezin tot de gereformeerde gemeente van Wolphaartsdijk. Later sloot het gezin zich aan bij de gereformeerde gemeente in Nederland te Terneuzen. Verboom studeerde scheikunde aan de Universiteit Utrecht, waar hij ook promoveerde. Aan de Universiteit Twente is hij universitair hoofddocent organische chemie. Verboom is onder meer voorzitter van de raad van toezicht van de gehandicaptenorganisatie De Schutse in Kesteren. Hij is vader van zes kinderen en ouderling in de gereformeerde gemeente in Nederland te Vriezenveen.

Vond je dit artikel nuttig?

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer