Overheden
Titus 3:1a
„Vermaan hen dat zij aan de overheden en machten onderdanig zijn…”
Uit verschillende teksten blijkt dat de apostelen veel moeite gehad hebben om het volk onder de heerschappij van magistraten en overheden te houden. Want van nature zijn wij allemaal bezig te streven naar de eerste plaats. Zo komt het dat niemand zich graag aan een ander onderwerpt.
Bovendien, omdat zij toen zagen dat bijna alle machten van de wereld vijandig waren ten opzichte van Christus, meenden zij dat zij onwaardig waren dat de overheden enige eer bewezen werd. De Joden vooral –ontembaar volk als zij waren– hielden niet op te morren en rumoerig te zijn.
Nadat Paulus melding gemaakt heeft van de bijzondere plichten, wil hij nu dat allen in het algemeen vermaand worden om rustig de staatsorde in ere te houden, aan de wetten onderdanig te zijn, en de magistraten te gehoorzamen. Want de onderwerping die hij vraagt ten opzichte van vorsten, en de gehoorzaamheid aan magistraten, strekt zich uit tot verordeningen en wetten en andere delen van het staatsbestuur.
Wat hij onmiddellijk daarop laat volgen, kan op dezelfde zaak toegepast worden; alsof hij zei dat alle mensen die niet weigeren goed en eerbaar te leven, graag aan de magistraten gehoorzaam zullen zijn. Want omdat zij zijn aangesteld tot de instandhouding van het menselijk geslacht, zijn die mensen die hun opheffing begeren of hun juk afwerpen, vijanden van recht en billijkheid en zelfs verstoken van alle menselijkheid.
Johannes Calvijn, reformator te Genève
(”Zendbrieven van Paulus”, 1963)