New Calvinism van Murray staat voor verlangen naar puriteinse godzaligheid
De laatste jaren is er in Nederland een toenemende belangstelling merkbaar voor hen die in de Verenigde Staten als ”new calvinists” bekendstaan. De eerlijkheid gebiedt te zeggen dat niet ieder die onder deze noemer wordt geschaard, de calvinistische genadeleer uitdraagt. De godzaligheid van de puriteinen is bij de ”new calvinists” eerder uitzondering dan regel.
Een Brit die zonder enige reserve de calvinistische genadeleer uitdraagt en het essentiële belang van de puriteinse praktijk van godzaligheid onderschrift, is Iain H. Murray (82). Hij heeft inmiddels de leeftijd van de zeer sterken bereikt, maar als jongeman kwam hij niet alleen tot bekering, maar werd hij ook gewonnen voor het gereformeerde verstaan van het Evangelie van Gods genade. Wereldwijd kreeg Murray bekendheid als oprichter van de uitgeverij en het daarmee verbonden tijdschrift The Banner of Truth. Op tal van conferenties –niet alleen die door The Banner werden georganiseerd– hield hij lezingen.
Heiliging
Wie Murray hoort spreken, wordt getroffen door de wijze waarop hij de kerkgeschiedenis actualiseert en de passie waarmee hij de kern van de Bijbelse boodschap vertolkt. Dat laatste komt ook naar voren in zijn jongste publicatie, ”Evangelical Holiness and other addresses”. De titel maakt al duidelijk dat de inhoud teruggaat op lezingen.
In het eerste hoofdstuk van dit boekje komt het grote belang van een nabij leven met God naar voren. Het is onmogelijk een ware christen te worden als de Heilige Geest ons niet overtuigt van de ernst van onze zonde. Murray verwijst naar John Wesley, die de methodistische lekenpredikers ertoe oproept om telkens weer de erfzonde in hun prediking aan de orde te stellen. Alleen in het licht van de toorn van God en de totale verlorenheid van de mens gaat men de waarde en de betekenis van Christus en Diens kruis en opstanding verstaan. Zonder een diep besef van Gods heiligheid en van de ernst en de omvang van de zonde kan en zal er ook nooit sprake zijn van echte heiliging. Verbondenheid aan Christus en liefde tot Christus als de Zaligmaker, Die de toorn van God plaatsvervangend wegdroeg, is de universele ervaring van christenen.
Bij de wedergeboorte vindt een allesomvattende omkeer plaats en worden mensen van een dienaar van de zonde een dienaar van Christus. Murray keert zich tegen de gedachte dat iemand een wedergeboren christen kan zijn zonder dat hij met de zonden heeft gebroken en de diepe begeerte kent om heel zijn leven aan de Heere te wijden. Dat doet niets af aan het feit dat de wedergeboorte het beginpunt is van het geestelijke leven. Na de wedergeboorte zijn Gods kinderen niet direct een volwassen en gerijpte gelovige. Met vallen en opstaan leren zij, door de gemeenschap met God in Christus en in de kracht van de Heilige Geest, Hem meer en meer kennen.
Werkelijk heilig leven kan er alleen zijn als christenen beginnen bij en telkens weer terugkeren tot wat Christus voor hen heeft gedaan. Daarbuiten verwordt heiliging tot wetticisme. Geloof is nooit zonder ervaring. Echter, de vaste grond van het geloof zijn de beloften van God. Murray citeert in dit verband uit een gezang van Edward Mote: „I dare not trust the sweetest frame, but wholy lean on Jesus’ name” (Ik durf niet op het zoetse gevoel te vertrouwen, maar leun geheel op de naam van Jezus).
Om metterdaad heilig voor God te leven, is voortdurend omgang met God nodig en die kan nooit worden losgemaakt van het onderzoek van de Schrift.
Schriftgezag
Het tweede hoofdstuk sluit bij deze laatste constatering aan en gaat in op de erosie van het geloof dat de Schrift het heilige en onfeilbare Woord van God is. Murray waarschuwt zeer indringend voor de zienswijze dat het niet van wezenlijk belang is om vast te houden aan de leer van de woordelijke inspiratie „als we maar de heilsinhoud van de Schrift bewaren.”
Dit zijn geluiden die in Nederland helaas ook tot diep in de gereformeerde gezindte worden gehoord. Met instemming verwijst Murray hier naar dr. J. I. Packer, die steeds krachtiger naar voren is gaan brengen dat wie de onfeilbaarheid van de Bijbel en de woordelijke inspiratie prijsgeeft, ook steeds meer van de inhoud van de Bijbel zal prijsgeven – en dat zowel op dogmatisch als op ethisch terrein.
De Schrift is de volkomen toetssteen als het gaat om het onderscheid tussen waarheid en leugen. Als de onfeilbaarheid van de Schrift wordt losgelaten, wordt de poort opengezet voor alle mogelijke dwalingen. Dan kan de historiciteit van de Schrift worden betwijfeld, tot de opstanding van Christus toe. Beïnvloed door de eigentijdse cultuur verdwijnen de bezwaren tegen vrouwelijke ambtsdragers en wordt homoseksualiteit geaccepteerd of in ieder geval getolereerd.
Predikers
Uit het derde hoofdstuk, dat gewijd is aan afval van de waarheid, geef ik een treffend citaat door over het doel van theologische opleiding. De Amerikaanse presbyteriaan John Leith (1919-2002), die hoogleraar kerkgeschiedenis was, stelde: „De taak van een theologische universiteit is niet om kerkhistorici, professionele theologen of technische Bijbelwetenschappers voort te brengen. Haar eerste taak is om predikers te vormen die hun theologische kennis en kennis van de Bijbel gebruiken om het Evangelie te prediken en de gemeente op te bouwen in het geloof.”
In het laatste hoofdstuk voert Murray een pleidooi voor een puriteinse zondagsviering, en dat vanuit de overtuiging dat de sabbat weliswaar in het verbond aan de Sinaï tot verbondsteken is verheven, maar uiteindelijk tot de scheppingsorde behoort en daarom universele geldigheid heeft. Na het Evangelie zelf is er geen zegen zo groot als de dag die God gegeven heeft om dat Evangelie te laten verkondigen.
Ik hoop dat het kennisnemen van de vorm van calvinisme die Murray propageert, in Nederland een impuls mag zijn tot herleving van de kerk en van de praktijk van de godzaligheid. In de zeventiende eeuw was het Voetius die het lezen en vertalen van Engelse praktische schrijvers heeft gestimuleerd – en dat is niet zonder zegen gebleven.
Boekgegevens
Evangelical Holiness and other addresses, Iain H. Murray, The Banner of Truth, Edinburgh 2013; ISBN 978 1 84871 319 2; 175 blz.; £ 6,-.