Opinie

Lees boek van natuur met geopende Bijbel

Het boek van de natuur is bedoeld om gelezen te worden met een geopende Bijbel, reageert prof. dr. Benno A. Zuiddam op prof. dr. P. J. Slootweg (RD 30-11).

Prof. dr. Benno A. Zuiddam
3 December 2013 11:17Gewijzigd op 15 November 2020 07:26
beeld Wikimedia
beeld Wikimedia

„Wie de dood in het dierenrijk een gevolg van de zondeval noemt, maakt het geloof onaanvaardbaar voor natuurwetenschappers”, aldus prof. dr. P. J. Slootweg in een reactie op mijn artikel over de kerkvaders Irenaeus en Theophilus (RD 25-11). De daarbij gepaard gaande oproep: „Toon respect voor natuurwetenschappen”, suggereert dat Irenaeus, Theophilus en mijn persoon dat niet doen en daarom correctie behoeven.

Vanuit mijn vakgebied roept deze stellingname verschillende vragen op. Hoe aanvaardbaar zijn de kernzaken van het apostolische geloof voor ongelovige natuurwetenschappers? Hoe zit het trouwens theologisch met tot geloof komen? Is dat niet een werk van Gods genade, door Zijn Geest? Is het niet deel van dit proces dat we God vertrouwen als het gaat om dingen die we nu nog niet of niet volledig begrijpen?

Het christelijk geloof belijdt overigens heel veel zaken die onaanvaardbaar zijn voor het evolutionisme als ontstaantheorie. De vroegkerkelijke opvatting over de dood in het dierenrijk als gevolg van de zondeval is er maar eentje van. Zij strookt inderdaad niet met gangbare neodarwinistische opvattingen.

Te denken valt echter ook aan het geloof in een maagdelijke geboorte, Christus als Brood nedergedaald uit de hemel, genezing van blinden en melaatsen, de opstanding uit de doden, hemelvaart, wederkomst, wederopstanding van alle mensen en het laatste oordeel. Allemaal zaken die volgens de gangbare opvattingen in de natuurwetenschap niet kunnen.

Het werkelijke probleem zit dus veel dieper dan de beoordeling en verklaring van al dan niet geprojecteerd dierenleed.

Het is inderdaad een wijze raad van Augustinus om je als wetenschapper bij je eigen vakgebied te houden. Professor Slootweg haalt met instemming Augustinus aan, maar doet dat buiten verband. Hij komt dan ook tot een verkeerde conclusie: namelijk dat volgens Augustinus gelovigen op grond van de Bijbel geen beperkingen aan natuurwetenschappelijke theorievorming zouden mogen opleggen.

Dat zegt de kerkvader echter helemaal niet. Zijn citaat is slechts een oproep om in een debat ter zake kundig te zijn. Al eeuwenlang gelooft de kerk zaken die natuurwetenschappelijke en historische componenten hebben. Het geloof gaat immers over deze wereld.

Het is juist een hobby van Augustinus om op grond van de Bijbel in te gaan tegen natuurwetenschappelijke paradigma’s. Zo verklaart hij onomwonden dat de Griekse wetenschap het volslagen verkeerd had over de ouderdom van de aarde. Waarom? Uit de Bijbel kon iedereen weten dat de aarde slechts enkele duizenden jaren oud was. Voor Augustinus lag openbaring uit de Schrift op hetzelfde waarheidsvlak als dat van het boek der natuur.

Hij leerde om dezelfde reden dat het paradijs bestond, dat Adam een werkelijk en onmiddellijk door God geschapen persoon was en de voorvader van alle mensen. Ook had hij opvattingen over dood in de mensenwereld als gevolg van de zondeval en leerde hij op grond van Gods openbaring een wereldwijde watervloed. Voor Augustinus was het boek van de natuur bedoeld om met een geopende Schrift gelezen te worden.

Als patristicus en theoloog is het mijn taak om weer te geven wat de apostolische kerk en de kerkvaders vonden. Hun mening over de schepping en de zondeval was erg duidelijk. Moraliteit werd toen nog gedefinieerd vanuit de mening van God, onafhankelijk van de mens. ‘Lagere’ zoogdieren mogen dan geen moreel besef hebben, dat doet niets af aan de realiteit van dierenleed. Irenaeus en Theofilus meenden op grond van de Schrift dat dit theologisch een gevolg is van de zondeval en dat we een betere wereld zonder leed tegemoet kunnen zien.

Ook dieren kunnen in theologische zin hun oorspronkelijke doel missen. Dat betekent niet dat ze zondigen in dezelfde morele zin als de mens. Wel dat de goede schepping kwaad geworden is, dat het op iets anders is uitgedraaid dan God oorspronkelijk bedoelde. De kerkvaders meenden dat dit historisch en daadwerkelijk is gebeurd door toedoen van de mens.

De wetenschap van de 21e eeuw stelt voor uitdagingen, juist omdat Gods oorspronkelijke schepping en Zijn plannen voor de toekomst zo ver afstaan van de werkelijkheid en het denken van de mensen om ons heen. Geloven doen we echter niet op ons eentje, maar in gemeenschap met de kerk van alle tijden en plaatsen. Dat de kerkvaders daarbij helpen en stimuleren, blijkt uit deze discussie.

De auteur is verbonden aan de theologische faculteit van North West University in Zuid-Afrika en het Centrum voor Patristiek Onderzoek in Nederland.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer