Spotlight: Bilderdijk, dwars en zwartgallig, maar nimmer saai
Willem Bilderdijk was een nog boeiender, excentrieker, ongenietbaarder, indrukwekkender en dwarser mens dan we altijd al dachten. Tenminste, dat is de indruk die de nieuwe biografie van Rick Honings en Peter van Zonneveld achterlaat.
Wie het leven van Bilderdijk (1756-1831) wil beschrijven, staat voor een enorme opgave. Jaren geleden schreef Marita Mathijsen al in de Groene Amsterdammer: „Hoe krijgt een biograaf ooit vat op dit gigantische brein, dat, hoe vaak ook beneveld door opium of andere drogerende middelen, toch altijd duizendmaal briljanter was dan dat van de gemiddelde levensbeschrijver?” De auteurs van ”De gefnuikte arend” hebben dat probleem opgelost door zich te concentreren op het leven van Bilderdijk, geplaatst in zijn tijd, en voor inzicht in zijn complexe ideeënwereld te verwijzen naar het vijftien jaar geleden verschenen boek van Joris van Eijnatten: ”Hogere sferen”.
Dat maakt de nieuwe biografie een fijn, laagdrempelig boek om te lezen, een boek dat je meeneemt naar de achttiende eeuw, waar een vroegwijs en eerzuchtig jongetje met een horrelvoet –resultaat van een ongeluk tijdens het spelen– zich jarenlang moet zien te vermaken binnen de muren van het ouderlijk huis en dus leest tot zijn hersens kraken en zijn hoofd suist. Of naar de negentiende eeuw, waar de oudere Bilderdijk in kamerjapon en met kenmerkende tulband –tegen de hoofdpijn heeft hij met een theedoek een opgewarmd schoteltje op zijn hoofd vastgeknoopt– privaatcolleges geeft aan bewonderende leerlingen, of in de nachtelijke uren poëzie dicteert aan zijn immer zwangere vrouw.
Het hele boek staat vol met zulke prachtige taferelen, die een indrukwekkend tijdsbeeld opleveren. Het enige probleem is dat je als lezer meer zou willen weten over wát Bilderdijk dan precies zat te lezen, welke gedachten hem tot zijn nachtelijke gemoedsuitstortingen brachten, en welke ideeën maakten dat sommigen zich gruwelijk aan hem ergerden, terwijl anderen hem inspirerend vonden. Dat zat ’m niet alleen in de tulband, het excentrieke gedrag of de opiumdampen, dat heeft toch vooral te maken met de inhoud van zijn werk.
Daar wreekt zich het feit dat Bilderdijk nu is opgedeeld in twee boeken: een over zijn ideeënwereld, een over zijn leven. Natuurlijk vertellen de auteurs van ”De gefnuikte arend” wel ongeveer hoe de held van het verhaal over de dingen dacht, ze behandelen zijn orangisme, zijn hang naar mythevorming, zijn verzet tegen de geest van de eeuw, zijn geloof, zijn conservatisme. Maar erg diep gaat het allemaal niet, het blijft op afstand. De ziekten en klachten en liefdes en depressies en verhuizingen en miskramen rijgen zich aaneen, en daartussen verschuilt zich ergens de ziel van Bilderdijk.
Neem de manier waarop de auteurs over Bilderdijk als inspiratiebron voor het Reveil schrijven: „Vanaf nu zette hij zijn poëzie in om de in zijn ogen vervloekte Verlichting en haar adepten te bestrijden. Zo groeide hij geleidelijk uit tot voorman van de ‘ridderschap des dompers’, de groepering die men zou gaan aanduiden als het Réveil: een religieuze stroming die de strijd aanging met de negentiende-eeuwse verlichtingsgeest.” Dat is alles – bijna lachwekkend, als je beseft wat het woord ”Reveil” betekent en tot je laat doordringen wat deze beweging aan nieuws en positiefs in kerk en maatschappij gebracht heeft.
Als je deze biografie leest, snap je niet helemaal waarom sommige mensen Bilderdijk zo inspirerend vonden. Vader van het Reveil? Eerder een ongeneeslijke treurwilg. Wie Bilderdijk écht wil leren kennen, zal dus drie boeken moeten lezen: naast ”De gefnuikte arend” ook ”Hogere sferen” van Joris van Eijnatten en ”Willem Bilderdijk, vader van het Réveil” van W. van der Zwaag. Alle drie geven ze één kant van Bilderdijk het beste weer: Van Eijnatten de intellectuele kant, Van der Zwaag de geloofskant en Honings en Van Zonneveld de kant van het dichterschap en het dagelijks leven.
Niettemin is ”De gefnuikte arend” de best leesbare van de drie. Dat is ook wel verklaarbaar, als je bedenkt dat Bilderdijks ideeën en de gezwollen toon waarop hij die uitte, een hoge drempel vormen voor hedendaagse lezers. Zijn veelkleurige leven is veel beter geschikt om deze merkwaardige en invloedrijke figuur dichtbij te brengen. Zonder Bilderdijk zou de negentiende eeuw er anders hebben uitgezien, schrijven de auteurs, en daar hebben ze vast gelijk in.
Bilderdijk was geen leuke man, hij sloeg zijn eerste vrouw, was liefdevol maar veeleisend voor zijn tweede vrouw –die hem op handen droeg–, maakte veel ruzie en nam zijn eigen gevoel als hoogste norm. Hij bezocht vrijwel nooit een kerkdienst (de dominees preekten niet goed genoeg), leefde al met zijn tweede echtgenote nog voor hij van de eerste gescheiden was (zijn gevoel zei immers dat deze liefde van God was), maar verdedigde desondanks conservatieve opvattingen. Eigenlijk was hij overal tegen waar de meerderheid in het land voor was – zijn verzet tegen de geest der eeuw heeft zeker óók met zijn karakter te maken.
Dat een zo gekwelde man toch kan inspireren, blijkt uit de bekentenis van de auteurs aan het eind van hun boek: „Wie eenmaal door Bilderdijk gegrepen is, komt niet meer van hem af.” Daardoor zijn ze erin geslaagd een genuanceerd portret te tekenen – dat is het mooie van ”De gefnuikte arend”. Bilderdijk is voor Honings en Van Zonneveld niet alleen vreemd, maar ook boeiend en indrukwekkend.
We zijn misschien te veel gewend om in superlatieven over hem te spreken –„de grote ongenietbare”, „de enige romantische dichter”, „de laatste homo universalis”, „de vader van de christelijke politiek”– maar Bilderdijk was vooral een buitengewoon complex mens. Dwars, narcistisch, ontevreden, zwartgallig, zonder ooit ergens van te kunnen genieten, elke dag van zijn leven smachtend naar het graf. Maar ook geniaal en creatief en inspirerend, beminnelijk voor zijn tweede vrouw en zijn vrienden, menselijk in zijn inconsequentie en zijn hartstocht. En nimmer saai.
”De gefnuikte arend: het leven van Willem Bilderdijk (1756-1831)”, Rick Honings en Peter van Zonneveld; uitg. Prometheus/Bert Bakker, Amsterdam, 2013; ISBN 978 90 351 3809 4; 653 blz.; € 49,95.
Lees ook in Digibron:
Recensie van Joris van Eijnatten, ”Hogere sferen”