Vergunst: Respons op SDOK-enquête over vervolging verontrustend laag
DOORN. Van de 1295 predikanten en voorgangers die Stichting De Ondergrondse Kerk (SDOK) aanschreef, reageerden er slechts 321. Een „verontrustend” lage respons, vindt drs. P. J. Vergunst.
„Vijfenzeventig procent blijkt niet bereid enkele minuten na te denken over hoe hun eigen betrokkenheid op de vervolgde kerk is”, constateerde de algemeen secretaris van de Gereformeerde Bond in de Protestantse Kerk vrijdagmorgen tijdens de door de SDOK georganiseerde predikantenbijeenkomst ”Kerk en christenvervolging” in Doorn. „Het gaat niet om driekwart van de kerkgangers, maar om driekwart van de voorgangers.” Overigens vindt hij het feit dat er een enquête moet worden gehouden om vast te stellen hoe betrokken predikanten zijn op christenvervolging sowieso „geen compliment voor de kerk.”
Blij is Vergunst er wel mee dat de vervolgde kerk in ruime mate een plaats blijkt te hebben in het gebed van predikanten en voorgangers. Tegelijk vraagt hij zich af hoe er wordt gebeden. „Als je alleen zegt: „Heere, wij bidden U voor de vervolgde kerk” en verder niets –wat ik nogal eens tegenkom, ook bij andere gebedsobjecten–, wat heb je dan eigenlijk gebeden? Heb je God dan iets concreets gevraagd? En verwachten we dan dat Hij als de Hoorder der gebeden op dit gebed op de een of andere wijze zal ingrijpen?”
De dag van de wederkomst van Christus heeft betekenis voor het denken over christenvervolging, zo vulde Vergunst een „omissie” in de enquête op. „Dat leert Openbaring 6: niet alleen het getal van de uitverkorenen, ook het getal van de martelaren moet vol worden. Laten we tot die tijd niet alleen onze tijd, ons geld, onze woorden, maar ons leven mogen delen met hen die verdrukt zijn.”
De vervolgde kerk brengt westerse christenen in verlegenheid, stelde ds. A. Th. van Olst, predikant van de christelijke gereformeerde kerk in Utrecht-West. Lijden hoort volgens hem bij het kindschap van God. „We hebben de rijkste belijdenissen, maar niet altijd het rijkste geloofsleven. Zonder de vervolgde kerk te willen idealiseren, heeft zij aspecten van het kruisdragen leren kennen waar wij nog vreemd aan zijn. Wij hebben nog niet tot bloedens toe weerstand geboden tegen de zonde.”
Tegelijkertijd kan verdrukking geen ideaal op zich worden. „Het is verleidelijk voor de SDOK om de mooiste verhalen door te geven. Maar daarmee doen we de vervolgde kerk geen recht en dienen we onze kerken niet. Verdrukte christenen ervaren wonderlijke geloofsmoed en volharding. Maar er is ook moedeloosheid, ellende en verdriet. Wie een reëel beeld krijgt van de vervolgde kerk leert het af te verlangen naar vervolging, als zou die de kerk in Nederland wakker schudden. Opwekking is niet afkomstig van vervolging, maar van de Heilige Geest.”
De christelijke gereformeerde predikant verkiest wekelijks preken over vervolging boven een aparte themazondag. Wat betreft tekst- en woordkeus van de preek is het, aldus ds. Van Olst, goed zich af te vragen of de preek ook voor vervolgde christenen in landen als Noord-Korea kan worden gehouden. „Blikverbreding door ontmoeting met de vervolgde kerk betekent een verrijking van de prediking.”