Christelijke jeugdzorg bijna buitenspel
Christelijke jeugdzorg dreigt ten onder te gaan in de overheveling naar gemeentelijk niveau, betoogt Roel Timmerman.
De afgelopen maanden is er veel in beweging rond de jeugdzorg. Transitie jeugdzorg wordt dit genoemd. Jeugdzorg wordt straks door gemeenten gefinancierd. Landelijk werkende christelijke jeugdzorgorganisaties dreigen daardoor kopje-onder te gaan, omdat ze op de gemeentelijke markt vaak maar kleine spelers zijn. Keuzevrijheid, zoals het kabinet op aandringen van de SGP heeft toegezegd, zal daardoor in de praktijk moeilijk te realiseren zijn.
Gemeenten willen voor 31 oktober de hoofdlijnen rond de transitie helder hebben. Doel is ontschotting, omdat de jeugdzorg op dit moment te veel verkokerd is in talloze organisaties. Hulpvragers weten soms niet meer waar ze met hun hulpvraag terechtkunnen. Tegelijk gaat de invoering van de nieuwe jeugdwet gepaard met een forse bezuiniging. De huidige financiering vanuit ziektekostenverzekering, AWBZ en provincie verdwijnt. Binnen de transitie jeugdzorg wil men komen tot één plan voor één gezin. Dat is een lovenswaardig streven, maar er zijn de nodige kanttekeningen te plaatsen.
Tempo
Allereerst het tempo waarin alles moet gaan plaatsvinden. De transitie moet vanaf 1 januari 2015 een feit zijn. Maar iedereen beseft dat de jeugdzorg op dat moment nog niet anders georganiseerd kan zijn. Er bestaat nog steeds onduidelijkheid over budgetten, het is nog niet duidelijk wie de zorg mag gaan aanbieden en hoe er moet worden samengewerkt.
Voor de gemeenten geldt dit ook. Voor hen is het een grote vraag hoe ze in de wirwar van hulpverleners regie moeten gaan voeren. De kennis zit in de organisaties, maar de gemeenten krijgen een bepalende rol, hoewel ze nog geen enkele ervaring hebben. Naar alle waarschijnlijkheid gaan er verschillen ontstaan tussen de visies van gemeenten en wat er aan zorg geleverd kan worden.
Omdat het christelijke instellingen vaak niet lukt om een volledig pakket op plaatselijk niveau te bieden (schaalgrootte), is veel christelijke jeugdzorg provinciaal of landelijk georganiseerd. Maar de jeugdwet brengt alles terug naar gemeentelijk niveau. Aanhaken op dit niveau betekent een enorme versnippering van de christelijke zorg. Het is daarmee de vraag of op het specialistische niveau nog wel zorg geboden kan worden.
Jeugd-ggz met haar eigen specifieke vragen op het terrein van de ontwikkeling van het kind, lijkt in de huidige transitieplannen onvoldoende geborgd. Gemeenten hebben de neiging om ernstige psychiatrische problematiek af te doen als ‘opvoed- en opgroeiproblematiek’. Dat beeld doet ernstig tekort aan kinderen die met deze problematiek kampen en aan hun ouders. Het gevaar dreigt dat straks veel psychiatrische problematiek niet of onvoldoende onderkend wordt, of dat er geen geld voor wordt vrijgespeeld.
Bovendien wordt onderschat dat hulpverlening binnen een christelijke achterban een specifieke benadering vraagt, vooral rond morele vraagstukken. Met de hele operatie die nu gaande is, dreigt specifieke kennis op dit terrein verloren te gaan.
Keuzevrijheid
De staatssecretaris heeft de afgelopen week in de beantwoording van de vele Kamervragen over de jeugdzorg het advies van de SGP inzake keuzevrijheid van cliënt of ouders overgenomen. Dat is aan de ene kant een steun in de rug voor christelijke zorgaanbieders. Tegelijk is aanbod waaruit gekozen kan worden in de praktijk moeilijk te realiseren, omdat christelijke instellingen vaak al kleiner zijn dan reguliere. Een instelling als Eleos kan daardoor slechts in twaalf regio’s (gekoppeld aan de Biblebelt) een poging doen om een positie te verwerven, tussen alle andere grotere regionale aanbieders.
Binnen de nieuwe jeugdwet geldt het woonplaatsbeginsel: iemand kan alleen zorg krijgen bij een instelling die door de eigen gemeente is gecontracteerd. Het kan zomaar zijn dat een christelijke zorgaanbieder geen contract heeft kunnen sluiten met de gemeente waar je woont. Helemaal geen keuzevrijheid voor de cliënt dus. De belofte van de staatssecretaris helpt daar niet bij.
Het is al met al tijd om de noodklok te luiden. Christelijke jeugdzorg dreigt ten onder te gaan in het huidige transitiegeweld. Maar de landelijke politiek lijkt niet van haar eigen geloof te willen afvallen en blijft de zorg als een markt zien. Tegelijk dreigt er een politieke koehandel plaats te vinden waarbij dit dossier straks onderhandelwaar wordt ten opzichte van een heel ander dossier. Het enige wat dan nog telt is dat cliënten, ouders en huisartsen duidelijk maken dat ze christelijke zorg willen. Maar dat zou weleens te laat kunnen zijn. Tenzij landelijk werkende jeugdzorginstellingen hun landelijke status mogen behouden.
De auteur is klinisch psycholoog en clustermanager ggz (jeugd en volwassenen) Eleos.