Binnenland

Hans Wiegel: Ik ben een echte Amsterdammer, een straatschoffie

OUDEGA. Met smaak vertelt Hans Wiegel over z’n jeugd in Amsterdam. De gewezen VVD-politicus was „best een rustig ventje, maar ook een straatschoffie.” Hij begint te lachen: „We vonden het leuk om vanaf een brug te spugen naar schippers die daar met hun boot onderdoor vaarden. Ze konden je toch niet pakken.”

Henk van den Berge
28 August 2013 21:17Gewijzigd op 15 November 2020 05:31
Hans Wiegel op de Wiegbrug over de Kostverlorenvaart in Amsterdam. Schippers moesten oppassen, want Wiegel mocht als jongetje graag naar passerende schepen spugen. Beeld Hollandse Hoogte, Hans van den Bogaard
Hans Wiegel op de Wiegbrug over de Kostverlorenvaart in Amsterdam. Schippers moesten oppassen, want Wiegel mocht als jongetje graag naar passerende schepen spugen. Beeld Hollandse Hoogte, Hans van den Bogaard

Soms gaat Wiegel (72) nog wel eens naar zijn bakermat in Amsterdam-West. Het is „nog steeds een vrij nette wijk met prettige etagewoningen.” In de Geuzenstraat op nummer 20 woonde hij samen met zijn ouders en zijn vier jaar jongere broertje op driehoog” Opvallend zijn nu de vele auto’s in de straat. „In mijn jeugd stond er maar één.”

Op 16 juli 1941 werd Wiegel geboren. Bepaalde voorvallen uit de Tweede Wereldoorlog weet hij nog goed. Vlak voor het einde van de oorlog zat hij buiten op de veranda bruine bonen te eten toen er iets bijzonders gebeurde. „Ineens kwamen er vliegtuigen uit Zweden overvliegen. Mijn vader tilde mij op en zette mij ondanks mijn hoogtevrees boven op het platte dak. Hij vertelde dat die vliegtuigen brood naar beneden zouden gooien. Ik moest daarom zwaaien naar de piloten. Later bleek dat verhaal over die broden overigens niet te kloppen.”

Wiegels vader was meubelmaker. Het gezin waaruit hij komt, omschrijft de VVD’er als gezellig. „Ik heb een rustige jeugd gehad.” Zijn ouders waren Nederlands hervormd. „We gingen wel eens naar de kerk en als klein ventje heb ik nog op de kinderkerk gezeten.”

Samen met vriendjes speelde Wiegel in de wijk. Het plagen van de schippers in de grachten staat hem nog steeds levendig voor ogen. Maar hij was geen raddraaier. „Op school was ik stil en redelijk pienter.” Daarom werd hij in de zesde klas –nu groep 8– door de hoofdonderwijzer op de lessenaar gezet om voor te lezen voor zijn klasgenoten. „Ik zat daar met een enorme rode kop.”

Zijn ouders wilden hun zoon naar de hbs doen. Maar de hoofdonderwijzer kwam op een avond langs en zei dat deze naar het gymnasium moest. „Dat gebeurde, want als zo iemand dat zei dan moest je het doen.” Maar Wiegel ging niet in Amsterdam naar het gymnasium, maar in Hilversum, omdat het gezin naar het Gooi verhuisde. „Het ging beter met het bedrijf van mijn vader en dat wilden ze op deze manier laten blijken.”

Op de middelbare school blonk Wiegel niet uit door ijver. Hij begint te lachen. „Een leraar riep eens naar mij: „Hijs dat vadsige lijf uit de bank en ga rechtop zitten.” Ik was een beetje lui, ik haalde geen heel hoge cijfers”, maar Wiegel zou Wiegel niet zijn om daar gelijk een statement aan toe te voegen: „Lui zijn is een goede eigenschap als je maar weet wanneer je wel moet werken.”

Voor zijn studie ging Wiegel terug naar Amsterdam. Eerst deed hij rechten, maar dat was „zo saai” dat hij na een halfjaar voor politieke wetenschappen koos. Zijn belangstelling voor de politiek was gewekt door een toespraak van toenmalig VVD-leider prof. Oud in 1958. „Van dat verhaal was ik echt onder de indruk. In 1960 werd ik lid van de jonge liberalen.”

De jonge VVD’er had het goed naar zijn zin in zijn geboortestad. „Op het Waterlooplein kocht ik graag boeken.” En dan schiet hem weer een andere herinnering te binnen. „Ik verdiende wat bij door kaartjes voor een theater te regelen. Wij sjeesden dan met een eend (Citroën 2CV, HvdB) zonder deuren door de stad. Of wat dacht je van die studentenrellen? De politie ging er te paard met getrokken sabels op af. Prachtig was dat.”

In 1967 „rolde” Wiegel op zijn 25e de Tweede Kamer in. Hij woonde toen in de Jordaan. „Als ik ’s avonds uit Den Haag daar in het café kwam, zei de barjuffrouw: „Hé jongen, ben je er weer. Wil je een biertje?”

Na zijn trouwen in 1972 ging Wiegel aan de Leidsegracht wonen. Maar het gezin verhuisde in 1976 naar Amerongen vanwege de kinderen. „Daar konden ze wel buiten spelen.” Nu woont Wiegel –na allerlei functies te hebben bekleed zoals vicepremier en commissaris van de Koningin in Friesland– bij Sneek in het dorpje Oudega aan een waterplas. „Heerlijk rustig.” Maar de politiek volgt hij nog op de voet.

In Amsterdam zou Wiegel niet meer willen wonen. „Dat levert een teleurstelling op. Alles is veranderd.” Hij steekt een sigaartje op en glimlacht. „Maar ik ben een echte Amsterdammer, een straatschoffie.”


zomerserie Bakermat

In deze serie keren Nederlanders met een publieke functie terug naar de plaats waar ze opgroeiden. Vandaag deel 10.


Levensloop van Hans Wiegel

Leeftijd: 72

Opgegroeid in: Amsterdam

Woonplaats nu: Oudega

Studie: kandidaats politieke wetenschappen

Functie: oud-VVD-leider en voormalig vicepremier, nu gepensioneerd

Meer over
Bakermat

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer