Concertverslag: Parnassus Ensemble en cellisten in St. Janskerk Zutphen
De muziekredactie van het RD bezoekt deze zomervakantie vijf concerten, waarvan op deze plek verslag wordt gedaan. Vandaag een impressie van het concert van het Parnassus Ensemble met vier solisten op donderdagavond 22 augustus in de Sint Janskerk te Zutphen.
Rond half acht is het een drukte van belang rond het bedehuis: hier zal de zevende editie van het Zutphense cellofestival officieel worden geopend. De kaarten –25 euro per stuk– zijn uitverkocht. Jan Huttinga uit Ermelo is vaste gast van het cello-evenement, al sinds de tweede editie. Huttinga, zelf cellospeler, is dagelijks in de hanzestad te vinden. „Vorig jaar had ik hier een caravan in de buurt, dit jaar rijd ik op en neer. Vanmiddag heb ik een masterclass bijgewoond met Roel Dieltiens Het was heel interessant om te zien hoe hij les gaf. Dieltiens is een rustige en open persoon die op een sympathieke manier zijn studenten confronteert met wat ze doen en ze verder helpt.”
Een hanzestad aan de IJssel, met monumentale gebouwen, vredige hofjes en smalle steegjes. Elk jaar wordt ’s zomers in Zutphen het cellofestival gehouden. Vijf dagen lang bruist de stad: op allerlei plaatsen klinkt cellomuziek. Internationale topartiesten als Roel Dieltiens, Leonid Gorokhov, Emi Ohi Resnick, Gavriel Lipkind en Harro Ruijsenaars zijn van de partij. Kinderen kunnen meedoen met „het allervetste kindercello-orkest van de hele wereld”. Tijdens het festival musiceert een cellist aan de voet van de Wijnhuistoren, terwijl beiaardier Frans Haagen tientallen meters hoger de 48 klokken van het carillon bespeelt.
Het is verrassend wat je tegenkomt tijdens zo’n week, ervaart Huttinga. „Ik was bij een studentenconcert, waar een jongen uit Rusland Prayer van Bloch speelde. Hij deed dat zó mooi, zó doorleefd, prachtig! Voor mij was dat het topmoment van het concert.”
Wethouder van Kunst en Cultuur, Hans la Rose, opent het concert in de Sint Janskerk. Hij memoreert kort de geschiedenis van het festival die teruggaat tot de eerste editie in 2001. De wethouder spreekt van een „prachtig feest dat naadloos aansluit bij het mooie karakter van Zutphen.” Een feest ook met een missie: de klassieke muziek van een stoffig imago ontdoen. „We willen loskomen van het beeld van musici die met koffers door de straten gaan, maar verder weinig aanspreekbaar zijn.”
Het concert begint met de Arpeggione Sonate in a D 821 van Franz Schubert (1797-1828). Schubert componeerde dit werk voor arpeggione en pianoforte in november 1824. Kennelijk was hij geïnteresseerd in de mogelijkheden van een nieuw instrument, dat kort ervoor was ontwikkeld: een kruising tussen een gitaar en een cello, in de toenmalige vakliteratuur aangeduid als Violoncell-Guitarre. Het instrument zou de geschiedenis ingaan als arpeggione. Schubert benut in zijn sonate de door het instrument geboden mogelijkheden van harpachtig gearpeggiëerde akkoorden en virtuoze passages. In de Sint Janskerk klinkt een bewerking van deze driedelige compositie voor cello en strijkorkest. Ivan Karizna een jonge veelbelovende cellist die op het conservatorium in Parijs studeert, hoeft bepaald niet te zwoegen voor die harpachtige passages. Zijn unieke, volle toon komt uit een Rombouts cello die in 1685 in Amsterdam werd gebouwd. Opvallend is de natuurlijke manier waarop het Parnassus Ensemble, een ambitieuze strijkersgroep geleid door Klaas Stok, de crescendo’s en decrescendo’s maakt.
Wat begint de Andante cantabile opus 11 van Peter Iljitsj Tsjaikovski (1840-1893) met een heerlijke melodie. Solist is nu Jeroen den Herder artistiek leider van het cellofestival en docent aan de conservatoria van Amsterdam en Rotterdam. Prachtig weet hij verstilde momenten te creeëren, bijvoorbeeld door te verwijlen bij een lange toon en deze te kleuren. Zijn technisch kunnen laat hij nog eens horen in de Pezzo capriciccioso in b opus 62 van Tsjaikovski.
Ensemble en solisten worden getrakteerd op een langdurig en daverend applaus. De solisten krijgen een bos zonnebloemen aangeboden. Zonnebloemen staan er trouwens op alle concertlocaties in Zutphen - een soort fleur-op-merk van het festival.
In de pauze is er appelsap en stokbrood met vis. Een bezoeker vertelt over zijn studentenjaren in Amsterdam, en over zijn bezoeken aan het Concertgebouw daar. „De symfoniën van Beethoven maakten enorme indruk op mij. Ik weet nog dat ik een keer een lekke band had, en ik met de de fiets aan de hand naar huis moest lopen. De hele weg heb ik ”Alle menschen werden Brüder” gezongen.”
Roel Dieltiens deint zachtjes mee als het ensemble na de pauze met het allegro moderato van Luigi Boccherini’s (1743-1805) Concerto in G (Gér. 480) begint. Zijn blik glijdt langs de gewelven van de Sint Janskerk.
Hoe zorg je ervoor dat een solo-passage adembenemend wordt? Dieltiens, regelmatig jurylid bij wedstrijden in Leipzig en Moskou, weet spanning op te bouwen door gebruik te maken van de stiltes. Knap zo fijnzinnig als hij het adagio laat aflopen, en perfect getimed het moment waarop Klaas Stok met het ensemble het daaropvolgende rondo quasi menuetto inzet.
Twee studenten uit Slovenië kijken vol verwachting uit naar het moment dat ‘hun’ meester het podium beklimt. Beiden hebben een masterclass gevolgd bij Gavriel Lipkind Hij is de beste, verzekert één van de studenten, en het moet gezegd: Lipkinds spel is zeker een sensatie. „Luisteren en kijken naar deze geweldenaar is een belevenis die iedereen zichzelf moet gunnen”, verklapt ook het programmaboekje. Het publiek recht de rug, diverse mensen gaan wat naar voren zitten.
Lipkind speelt op een Italiaanse cello, die rond 1670-1680 werd gebouwd en in de loop van de tijd de naam ”Zihrhonheimer” kreeg. Al als kind trad hij op met grote orkesten als de Israel Philharmonic en de Münchner Philharmoniker. Zijn stevige bos haar, die tijdens het spelen nogal op en neer gaat, is ongetwijfeld onderdeel van de mythe.
Lipkind vertolkt Tsjaikovski’s Rococo Variaties opus 33, in een bewerking voor cello en strijkorkest. Fabelachtig zo volkomen als deze man zijn instrument beheerst, en zo feilloos hij schakelt tussen verschillende ‘registers’. Zijn toon is overweldigend en toch nooit dominant. De dragende ronkende slottoon van de laatste variatie blijft in je hoofd klinken – ook als het geluid al is weggestorven.