Ds. Marten de Vries: ruige Groninger onder Rotterdamse moslims
”Ahlen wa sahlen” heeft ds. Marten de Vries in sierlijke Arabische krijtletters op de deur van zijn ontvangstruimte in hartje Rotterdam geschreven. ”Welkom”. En dan speciaal welkom voor moslims, om te horen hoe Christus vrijmaakt uit „een godsdienst van raak niet, smaak niet en roer niet aan.”
Het was een lastig parket waarin ds. De Vries (57) zich in de late jaren negentig bevond. Hij maakte, als predikant van de gereformeerd vrijgemaakte gemeente van Hoogvliet-Spijkenisse, deel uit van een commissie die de weg moest banen voor de komst van een missionair predikant onder moslims in Rotterdam. Maar wat doe je als je steeds meer voelt dat die taak voor jezelf bestemd is? „Ik trok me uit die groep terug, want ik kreeg er zelf te veel zin in”, zegt ds. De Vries nu.
Desondanks nam hij, toen hij werd uitgekozen om beroepen te worden, een maand de tijd om zijn roeping te overwegen. „Mijn ja moest ook écht ja zijn.” Nu, vlak voordat zijn missionair werk stopt, kijkt hij terug.
In 2000 ging u in Rotterdam aan de slag. Welke verwachting had u bij de start? Een grote gemeente vol ex-moslims?
„Ik heb, ecclesiologisch en missiologisch gezien, nooit gedacht dat het goed is om een aparte gemeente voor ex-moslims te vormen. Scherp gezegd: ik zie in het Nieuwe Testament niets over kerken voor aparte groepen.
Dat soort kerken staat ook haaks op het ideaal van integratie in onze samenleving. Als mensen tot geloof komen, zijn ze welkom in de gemeente die in hun regio werkt. De laatste jaren is het hip om allerlei eigen gemeenten te starten. Ik wil best diensten verlenen aan samenkomsten die door christenen met een Arabische achtergrond zijn opgezet, maar zelf neem ik zo’n initiatief niet. Daar ben ik niet voor aangenomen.”
Wat voor droom had u wel?
„Om het Evangelie met moslims te delen, wat ze er ook mee zouden doen. Ik besefte vanaf het begin dat het niet makkelijk zou zijn. De islam is een antireligie omdat de kern van het christelijk geloof verworpen wordt. We zoeken het gesprek, maar de vrucht hoeven we niet persoonlijk te zien. Daar heb ik altijd vrede mee gehad. Al is het natuurlijk wel mooi als je er iets van ziet. Vlak voordat ik wegga, mag ik nog een Afrikaanse vrouw met een moslimachtergrond dopen. Dat zijn hoogtepunten.”
U richtte Het Kruispunt op, een ontmoetingscentrum voor christenen om met moslims in gesprek te gaan. Zijn het niet steeds dezelfde moslims, zelf ook missionair gedreven, die willen praten?
„Jarenlang hebben we goed contact gehad met een groep moslims rond de Koerdische islamgeleerde Said Nursi. Zij zeggen nu: Jullie willen toch geen moslim worden; we zijn uitgepraat.
Maar er zijn ook heel wat andere groepen waarmee contacten zijn opgebouwd. In die gesprekken gebeurt altijd wel iets. Soms doen die gesprekken pijn, als moslims tegenspreken dat Jezus Christus mijn enige troost is in leven en sterven. Maar soms ook word ik er blij van, als moslims alleen maar begrijpen waarom wij ons houvast in Christus vinden. En altijd blijft staan dat deze gespreksgroepen een van onze pijlers vormen. Hoe zullen moslims de uitnodiging van het Evangelie krijgen zonder predikers?”
Er zijn steeds meer missionair ingestelde moslims met veel overtuigingskracht. Twijfelde u zelf ooit aan wat u hun vertelde?
Bedachtzaam: „Eerlijk gezegd niet. Nooit.”
Hoe komt dat?
„Als een van mijn kinderen vroeg: Papa, hoe weet u dat de Bijbel waar is en niet de Koran, dan zei ik dat ik de islam van alle godsdiensten het makkelijkst vind om te weerleggen. Moslims hebben een sluier voor hun gezicht. De Koran is geënt op de Bijbel, maar voor mij is het heel duidelijk dat ze de Bijbelse boodschap niet hebben begrepen. De islam is een misverstand.”
Toch gebeurt het regelmatig dat christenen moslim worden.
„Daar heb ik pijnlijke voorbeelden van gezien. We hebben er in Het Kruispunt zelfs een speciaal project voor opgezet. Ik denk dat christenen die moslim worden vaak niet genoeg zijn voorbereid op de ontmoeting met moslims. Stel je een meisje voor dat in een zeer islamofobe omgeving opgroeit. Zij krijgt verkering met een knappe Egyptenaar en constateert dat haar omgeving nooit de waarheid heeft gesproken over de islam.
Wij willen graag veel tijd vrijmaken om dat soort dingen te voorkomen. Daarom gaan aan een moskeebezoek met bijvoorbeeld jongeren altijd gesprekken vooraf en ook daarna spreken we erover. Een vader belde me ooit: Is het niet gevaarlijk dat je m’n dochter meeneemt naar de moskee? Ik zei toen: Wees blij dat het nu begeleid gebeurt.”
Heeft u ooit geprobeerd de Koran te lezen als Woord van God zoals moslims het zien?
„Ik heb geprobeerd heel dicht bij moslims te staan. Ik deed een studie islamitische theologie in Leiden, vrijwel alleen met moslims. Ik merkte dat ik met hen mee ging denken in islamitische criteria over wat je mag en wat niet.
Maar als ik vanuit Leiden weer terugging, kon ik er ook heel makkelijk weer uitstappen. Wat wás ik in de trein dan dankbaar dat ik christen ben. Dat onderstreepte ik soms een beetje ordinair door een broodje bacon met ei te kopen. De hele dag fatwa’s bestudeerd, en dan, Goddank, vrij te zijn om te mogen doen wat ik wil.”
Sommige zendelingen ontwikkelen door dat soort dingen een aversie tegen de islamitische cultuur, en soms ook tegen moslims zelf. Herkenbaar?
„Ik moet zeggen dat ik op het vlak van emoties vooral mededogen heb gehad. Ik zie hen als schapen zonder herder. Wat zielig dat je vastzit in een godsdienst van raak niet, smaak niet en roer niet aan. Ik ben echt weleens uitgescholden, onlangs nog per mail voor „smerige missionaris.” Maar ik heb dan geen moeite om vriendelijk te reageren.”
Op sociale media ging u diverse keren met een scherpe toon in debat met moslims.
„Ik wil graag luisteren naar mensen, maar wil ook dat ze luisteren naar wat ik te zeggen heb. Anders is het geen gesprek. Soms heb ik fel gereageerd; ik zal het volmaakte niet bereikt hebben. Wel heb ik geprobeerd in de ontmoeting met moslims een leerling van de Heere Jezus te zijn.”
Wat viel u daarin het zwaarst?
Het is even stil. „Noem eens een paar mogelijkheden?”
Sommige mensen hebben moeite liefdevol te blijven, of ze worden moedeloos.
„Ik was misschien soms wat ongeduldig. Soms zet ik de dingen te strak neer. Maar eerder dan bij moslims roep ik irritatie op bij andere christenen. Zij vinden soms dat ik te ruig ben, te direct, te expliciet christelijk, te onbeleefd naar moslims toe.”
Zijn dat terechte verwijten?
„Mijn valkuil is ongeduld. Maar ik zeg de dingen niet voor niets stellig, even stellig overigens als moslims vaak doen. Ik doe dat tot eer van de Heiland. In het gesprek met moslims moet je hooghouden dat Jezus de Koning der koningen is.”
Die karaktertrekken hebben ongetwijfeld te maken met de achtergrond van ds. De Vries. Die is puur Gronings. Nu ja, puur: „Ik heb het weleens uitgezocht. Van de 32 voorvaderen die ik kon achterhalen, komen er 31 uit Groningen. Die 32e kwam uit Friesland, en vanwege hem heet ik De Vries.”
Groningen is „een soort referentiepunt” voor de Rotterdamse prediker. „Bewust of onbewust vergelijk ik andere regio’s er altijd mee. Groningen is zoals de wereld hoort te zijn. Ik bedoel niet dat Groningen het paradijs is, maar wel dat Groningen in mijn hoofd de maat der dingen aangeeft.”
Zijn vader en opa waren bakker; hun diploma’s uit voorbije tijden getuigen er nog van in de hal van zijn Rotterdamse woning. Maar dat ds. De Vries een andere weg zou gaan, verbaasde niemand. „Als jongetje vond ik predikant worden al het mooiste dat er is. Ik speelde kerkje met kegels. Dat waren de ouderlingen.
Tegenwoordig hoor je een ander verhaal te hebben. Je moet helemaal van God losgeweest zijn. Maar zo’n verhaal heb ik niet. Ik heb wel momenten gehad dat het verlangen minder was en ik andere opties dan het predikantschap overwoog, maar altijd weer kwam ik terug bij wat ik in mijn allereerste herinneringen al wilde.
Als kind al vond ik het prachtig om in de kerk te zijn. Het was iets van Psalm 84: hoe goed is het om daar te zijn. Een boerenzoon uit de omgeving bespeelde altijd het harmonium; dat instrument had voor mij een klank van eerbied. Dat gold ook voor onze dominee.”
Ds. De Vries zet een gedragen stem op. „Hij sprak altijd over „de Heere Jezus Chrástus.” Dat was het toppunt van eerbied. Als er een andere predikant was die gewoon „Christus” zei, was het dat net niet helemaal voor mij.”
In die tijd kwamen moslims langzaam maar zeker op het netvlies van de Nederlanders. De eerste moslims kwam de scholier Marten tegen in zijn woonplaats Delfzijl, tijdens een vakantiebaantje. „Delfzijl heeft een hele rits fabrieken; het is klein Rotterdam in het noorden. Er werkten heel wat gastarbeiders. Ik vond hen een interessante groep, maar vaak spraken ze nauwelijks Nederlands. Ik weet nog dat ik de vrouwen vrijwel niet te zien kreeg. Later, als theologiestudent, werkte ik een tijdje als meteropnemer. De vrouwen gingen midden in de winter naar buiten als ik de meter kwam opnemen.”
Was de vrijgemaakte wereld van toen nog een tamelijk gesloten bolwerk, voor ds. De Vries was het nooit een vraag of een christen naar buiten moet treden. „Toen ik nog een kind was, was dat vooral een kwestie van intuïtie. Later kwamen daar allerlei redenen bij. We belijden toch dat het Evangelie een zaak is van leven of dood? Tijdens mijn studie dacht ik vaak: Als het Evangelie zo belangrijk is als ik het ervaar, dan mogen we het niet voor onszelf houden.”
De stap om zendingspredikant in Zuid-Afrika te worden, van 1990 tot 1994, was dan ook niet opzienbarend. Wat voor ds. De Vries opzienbarender was in het Zuid-Afrika rond de afschaffing van de apartheid: elke dag wonen in de eerste wereld en werken in de derde wereld. „De pastorie was een luxe bungalow achter veilige hekken in een blanke wijk. Van daaruit ging ik naar de achterafwijkjes met hutjes onder golfplaten. Ik heb daar veel geleerd. Niet het minst dat mensen die rijker zijn echt niet per se gelukkiger zijn.”
Nu gaat u terug naar uw roots. U nam een beroep aan naar Bedum, vlak bij uw eerste gemeente, Winsum. Zijn daar wel moslims?
„Ik vroeg het aan de beroepingscommissie, en ze zeiden lachend: Een stuk of zes. En, hoe is het mogelijk, pas heb ik een van die moslims tijdens een islamitische toogdag in Nunspeet ontmoet.”
Is uw roeping voor moslims nu dus voorbij?
„Mijn roeping is het Evangelie verkondigen; niet alleen aan moslims. Ik vind dit geen cesuur. Het is goed dat een predikant niet dertig jaar in één gemeente staat. Dat geldt ook voor dit werk in Rotterdam. Ik zal er altijd iets mee houden, maar ik vind niet dat het een ”call for life”, een roeping voor het leven, is.”
Hij glimlacht. „Als ik dood ben, wil ik liever herinnerd worden als dienaar van het Evangelie dan als iemand die altijd op moslims gefocust was.”
Is dat laatste dan minder?
„Het is een onderdeel van het hele werk. Er is meer te doen, ook voor mij.”
Levensloop ds. Marten de Vries
Marten de Vries werd op 16 juli 1955 geboren in een gereformeerd vrijgemaakt gezin in het Groningse Oldehove en groeide op in Delfzijl. Als jongen al had hij het verlangen predikant te worden. Zijn eerste gemeente werd Winsum-Obergum (Groningen). Daarna was hij vier jaar zendingspredikant in Zuid-Afrika en vervolgens gemeentepredikant in Hoogvliet-Spijkenisse. Sinds 2000 werkt hij als missionair predikant onder moslims in Rotterdam. Twee weken geleden nam hij een beroep aan naar Bedum (Groningen).
Ds. De Vries is getrouwd en heeft drie zoons en drie dochters in de leeftijd van 17 tot 28 jaar.