Spruyt: Troonswisseling weerspiegelt veranderingen tussen 1980 en 2013
Dus dit is Nederland: 16 miljoen ontzuilde mensen rondom de seculiere Oranjeboom. Daar staan ze, in een stemming die varieert van gedistantieerd respect tot adoratie tot uitzinnigheid: Nederlanders die in hun meivakantie de sores van bezuinigingen, faillissementen, ontslagen en een dadenloze regering voor even vergeten en een sprookje omhelzen waarvan de hoofdpersoon vertrouwen uitsprak, in zichzelf, in zijn rol, in de kansen die we nog altijd hebben.
Vandaag en morgen vieren ze weer feest, het feest van herdenken en bevrijding, waarbij het herdenken is verbreed tot een opwelling van humaniteit met allen die ooit, ergens, om welke reden dan ook, om hun anders-zijn zijn vervolgd, en het feest van de bevrijding door de premier wordt ingeluid met een startsein voor veertien bevrijdingsfestivals.
Definitieve secularisatie
Nederland is grondig veranderd, tussen 1980 en 2013. Een van de spannendste momenten was het ogenblik waarop, na de abdicatie, de deuren opengingen en Beatrix met de nieuwe koning en koningin het balkon betrad. Beatrix keek, zag een juichende Oranjemenigte, glimlachte, en zag dat het goed was. Dat de monarchie is gered en zich in een ongekende populariteit kan verheugen, is haar verdienste, en ze weet het.
In mijn Walcherse stulpje heb ik de afgelopen dagen het boek van Jutta Chorus over haar gelezen (”Beatrix. Dwars door alle weerstanden heen”). Het is een knap journalistiek boek, dat Beatrix’ strijd als hoofd van de familie van Oranje om de monarchie weer gezag en geloofwaardigheid te verlenen –na het rommeltje dat haar ouders ervan hadden gemaakt– gedetailleerd schetst. Het beschrijft hoe links werd ingewonnen, niet uit strategische overwegingen, maar uit overtuiging.
Beatrix had in 1980 al haar eigen linkse ”hobbies”: ontwikkelingssamenwerking, Europa, de multiculturele samenleving. Deze overtuigingen vormen een basis van continuïteit onder haar koningschap, tot en met haar afscheidsrede maandag. Dat die onderwerpen inmiddels zozeer gepolitiseerd zijn dat de vertolking ervan in strijd is met haar plicht om boven de partijen te staan en geen persoonlijke voorkeuren uit te spreken, is haar ontgaan of heeft zij niet willen zien, en vormt een smet op haar ambtsperiode.
Het tijdvak 1980-2013 is ook de periode van de definitieve secularisatie. God was de grote afwezige in de Nieuwe Kerk. Beatrix zelf verwees in 1980 nog expliciet naar de protestants-christelijke traditie die ons land heeft gevormd. Zij citeerde het zesde couplet van het Wilhelmus (”Mijn schild ende betrouwen zijt Gij, o God, mijn Heer”) en de gasten zongen toen nog het bekende gezang ”Wat de toekomst brengen moge, mij geleidt des Heeren hand”. De eerste woorden uit dat gezang bezigde Willem-Alexander ook, maar niet „des Heeren hand” maar de herinnering aan het voorbeeld dat zijn moeder heeft gesteld, zal hem begeleiden. Religie is in Nederland een privézaak geworden, en dat is natuurlijk veelzeggend.
Mythe
In een reflectie op deze nieuwe situatie zei Fred van Lieburg (hoogleraar in de geschiedenis van het protestantisme aan de Vrije Universiteit) donderdag in Trouw dat het allemaal niet zo erg is, omdat het koningschap het zonder „transcendente verankering” toch wel gaat redden. „God is uit het sprookje verdwenen maar mensen geloven er even hard in.”
Vooralsnog is dat waar, maar het is de vraag hoe lang dat goed gaat. Het koningschap is immers gebaseerd op een mythe, de mythe dat er één bepaalde familie is waarvan de oudste zoon meer dan wie ook geschikt is om de rol van staatshoofd te vervullen. Dat kunnen dus geen gewone mensen zijn. Afstand –tot gewone mensen– is dus een voorwaarde voor het voortbestaan van de monarchie. Anders immers wordt de mythe onhoudbaar.
Nu het koningshuis de rol vervult die het Nederlands elftal om de twee of vier jaar ook in Nederland speelt – een tijdelijke bron van eenheid en verbroedering– en de modernisering van het koningschap in een dansje met dj Armin van Buuren bestaat, kan de vraag worden gesteld of de herwonnen populariteit en ingeluide popularisering niet een voorbode van de eigen ondermijning en ondergang is.
Veelzeggend
Ik las van de week ook de prachtige roman ”Gloed” van de Hongaarse schrijver Sándor Márai. Het is een boek over het weerzien van twee oude vrienden die tijdens een diner terugblikken op hun verleden in het Oostenrijks-Hongaarse Rijk. Hieronder volgt een gedeelte uit hun lange conversatie dat dezer dagen verrassend veelzeggend blijkt:
„„Datgene waarop wij onze eed gezworen hebben, bestaat niet meer”, zegt de gast zeer ernstig en hij heft zijn glas. „Iedereen is dood of weg, heeft datgene waarop wij onze eed hebben afgelegd, opgegeven. Er was een wereld die het waard was om voor te leven en te sterven. Die wereld is dood. Met de nieuwe heb ik niets te maken. Dit is alles wat ik kan zeggen.”
„Die wereld leeft voor mij, ook al bestaat zij in werkelijkheid niet meer. Zij leeft, omdat ik er een eed op heb gezworen. Dit is alles wat ik kan zeggen.”
„Ja, jij bent een echte soldaat gebleven”, antwoordt de gast.
Ze heffen hun glazen uit de verte naar elkaar en drinken dan zwijgend de rode wijn.”
Dr. Bart Jan Spruyt is voorzitter van de Edmund Burke Stichting, conservatief publicist, en leraar geschiedenis en maatschappijleer aan de Guido de Brès in Rotterdam. Hij schrijft iedere eerste zaterdag van de maand een opiniebijdrage.