Roomse wevers uit Münsterland trokken naar protestants Barneveld
Ze heetten Burgering, Schueler, Willemars of Rutgers. Rooms-katholieke vreemdelingen uit Münsterland werden in de negentiende eeuw als ambachtslieden en middenstanders betrekkelijk snel opgenomen in de protestantse dorpsgemeenschap van Barneveld.
We wisten eigenlijk niet beter of we waren een Barneveldse familie, zegt nazaat Wim Burgering, oud-burgemeester van Barneveld. Volgende week verschijnt een boek over de Barneveldse Münsterlanders.
Bakker Rutgers van de ”Barneveldse sprits”, de voegers Burgering, de leerlooiers en zadelmakers Schueler en kleermaker Willemars hadden allen hun wortels in het Münsterland, „achter Winterswijk.” „Maar over het Münsterland werd in de familie niet gesproken toen ik opgroeide”, zegt Burgering. „Dat is misschien wel het beste bewijs dat de Münsterlanders na ruim een eeuw helemaal in Barneveld waren geïntegreerd. „Ja, vanouds komen we ergens uit Duitsland, geloof ik”, zeiden sommigen in de familie wel, maar dat was het dan.”
Burgerings voorvader Henrich Börgerinck kwam in 1809 van Vreden naar Barneveld, samen met zijn collega-wever Joseph Röttger uit het naburige Südlohn. Wever Aalbert Willemars, die zich een generatie eerder vanuit Billerbeck in het Veluwse dorp vestigde, en andere Münsterlanders waren hen al voorgegaan. Meer streekgenoten volgden.
Dat intrigeerde Burgering: waarom migreerden zo veel Münsterlanders, veelal wevers, voornamelijk uit het Nederlands-Duitse grensgebied, allen rooms-katholiek, rond 1800 juist naar het protestantse Barneveld? Een werkgroep van nakomelingen van de Münsterlanders deed er de afgelopen jaren onderzoek naar, ondersteund door de Barneveldse (oud-)gemeentearchivaris Gerjan Crebolder. Met Anthony Draaisma, van moederszijde aan de familie Rutgers verwant, schreef Crebolder het boek ”Meest vreemdelingen uit Münsterland”.
Misoogsten
Vooral om sociaaleconomische redenen verlieten Münsterlanders hun vertrouwde omgeving, stelde de werkgroep vast. Crebolder: „Het Münsterland liep in de achttiende eeuw en begin negentiende eeuw niet over van weelde. Het kende perioden van grote armoede, door misoogsten was er soms zelfs hongersnood. Het instabiele politiek-religieuze klimaat, oorlogsonrust, oorlogsgeweld zelfs, en de nasleep ervan, droegen daartoe bij. Er een eigen bestaan opbouwen was voor menigeen een onzeker avontuur, dat, als het al goed afliep, slechts een schraal bestaan opleverde, vooral voor zonen van dagloners en keuterboeren. Daarnaast was er het risico onder de wapenen te worden geroepen voor vreemde, wisselende heersers.”
De weerzin tegen dienstplicht moet ook hebben meegespeeld bij de migratie naar Barneveld begin 1809 van Joseph Röttger en Henrich Börgerinck. Zowel Napoleon als de Pruisen ronselden juist toen soldaten in het Münsterland.
Zeker de wevers onder de Münsterlanders troffen in Barneveld een cultuur aan die hun vertrouwd was. Volgens een telling uit 1749 hield een vijfde van de beroepsbevolking zich er op de een of andere manier met het verwerken van textiel bezig. Dat Barneveld bekend stond om zijn weefcultuur was voor de Münsterlanders mogelijk een reden om voor deze plaats te kiezen, veronderstelt archivaris Crebolder. Barneveld, dat in 1749 ongeveer 250 huishoudens telde, was een dorp met een stedelijk karakter en een sterke marktfunctie, op een knooppunt van hessenwegen.
Mond-tot-mondreclame
Crebolder en Draaisma nemen aan dat vooral de mond-tot-mondreclame voor de toestroom van Münsterlanders naar Barneveld zorgde. „Nadat Münsterlandse migranten eenmaal in Barneveld goede ervaringen hadden opgedaan, verspreidden de positieve berichten zich vanzelf. Precies zoals dat met goede en slechte reputaties gaat. Waarom naar een andere bestemming zoeken als je hebt gehoord dat het in Barneveld goed toeven is? Eens temeer wanneer je weet dat er al Münsterlanders gevestigd zijn, die je vast wel willen helpen, zeker wanneer het om familie, vrienden of voormalige buurtgenoten gaat.”
Het waren volgens Crebolder vooral de pastoors in het Münsterland die verwezen naar Barneveld als een gunstige vestigingsplaats met bovendien een kleine rooms-katholieke gemeenschap. „Als sleutelfiguren binnen de dorpen wisten zij welke gezinnen het slecht ging en dat ”zoveelste zonen” van dagloners en keuterboeren een schrale toekomst te wachten stond. Wie hen waren voorgegaan, waarheen en hoe het hen daar beviel, ook daarvan waren de pastoors op de hoogte. En als de migranten in den vreemde wilden trouwen, kwamen ze bij hen terug, omdat ze van de pastoors afhankelijk waren voor hun doopbewijs en andere noodzakelijke documenten. Natuurlijk vertelden zij dan hoe het hun was gegaan. Deden zij dat niet, dan vroegen de pastoors er zelf wel naar.”
Liberaal klimaat
Ook het liberale godsdienstige klimaat van Barneveld was voor de migranten een pluspunt, zegt Crebolder. „De term multiculturele samenleving was nog niet uitgevonden, maar in Barneveld leefde men er, met mate, al naar. Naast rooms-katholieke Münsterlanders hadden zich in de loop der jaren ook Joodse families in het dorp gevestigd. Rond 1850 waren het er zo veel –voor het houden van Joodse erediensten is deelname van ten minste tien mannen vereist– dat er een eigen synagoge kon worden gebouwd.”
Dat tolerante klimaat in Barneveld ging, aldus Crebolder, „niet ook maar even in de richting van wat tegenwoordig oecumene heet. Tolerantie hield vooral in dat verschil in geloof het dagelijkse leven niet bepaalde. Al deed men wellicht bij voorkeur zaken met gelijkgezinden, verschil in geloof sloot samenwerken en zaken doen met andersdenkenden niet uit. Dat veel Münsterlanders als ambachtslieden of middenstanders aan de slag gingen –de Barneveldse rooms-katholieke gemeenschap alleen was veel te klein om er een dagelijks bestaan aan te kunnen ontlenen– heeft zeker aan de integratie bijgedragen.”
Zondag
Wim Burgering, zoon van een meester-voeger: „De Barnevelders hadden een houding van ”kom maar binnen met je knecht en doe je werk”. „Jie kun’ goed voegen? Kom maar bie mien.” Er werd geen onderscheid gemaakt tussen rooms-katholieke en protestantse voegers. Maar ’s zondags ging een ieder naar zijn eigen kerk.”
Na 1880 was er geen echt verschil meer tussen Barnevelders en Münsterlanders, zegt Burgering. „Tot dan werd er onder de Münsterlanders veel onderling getrouwd en werden ook Münsterlanders gevraagd als getuigen bij doop of huwelijk. Nadien was het grootste verschil dat de meeste Münsterlanders rooms-katholiek waren in een overwegend protestants Barneveld. Nadien trouwden Münsterlanders vaak met van oudsher ‘Barneveldsen’. Het heeft hun succesvolle integratie ongetwijfeld bevorderd.”
Overgrootvader Hein bezweek niet voor zus Mina
Achterneef Jan is nu ouderling in de hersteld hervormde gemeente in Barneveld. De ‘uitwaaiering’ binnen de familie Burgering naar andere kerkgenootschappen dan de Rooms-Katholieke Kerk heeft de onderlinge verstandhouding geen schade berokkend, zegt de Barneveldse oud-burgemeester Wim Burgering. „Vroeger lag dat voor sommigen toch weleens anders. Menig rooms-katholiek familielid was niet zo gelukkig met de neefjes en nichtjes die protestants werden gedoopt en opgevoed.”
Burgerings overgrootvader Hein liet zijn oog vallen op Aartje, dochter van een hervormde timmerman. „De ontmoetingen tussen de twee gingen over in een voor die tijd iets te vroege liefdevolle innigheid. Er moest getrouwd worden. Voor er toestemming kwam voor het huwelijk moest de roomse Hein aan de gereformeerde vader Arendsen beloven dat hij de kinderen uit het huwelijk hervormd zou laten dopen en hen zou opvoeden in de leer en traditie van de Nederlandse Hervormde Kerk. Het huwelijk werd op het gemeentehuis gesloten. Van een kerkelijk huwelijk kon geen sprake zijn. Rooms-katholiek gebleven liet Hein de godsdienstige opvoeding over aan Aartje. Als vader Hein ’s zondags voor de hoogmis van tien uur naar de St.-Catharinakerk liep, gaf moeder Aartje de kinderen onderricht uit de Bijbel.”
Tante Mina uit Hilversum, Heins oudste zuster, was sterk gekant tegen het protestantisme in de familie. Burgering: „Dat ging zelfs zo ver dat zij, zo wil het verhaal in de familie, Hein en Aartjes eersteling direct na de geboorte uit de wieg nam met de bedoeling het lieve kind door de pastoor te laten dopen. Kraamvrouw Aartje wist dat nog net te voorkomen. Zo bracht dezelfde tante Mina haar man ertoe Hein een nieuwe woning met barbiersalon te beloven, mits hij zijn kinderen ‘terugbracht’ naar de moederkerk. Haar man was er vermogend genoeg voor, dus het verhaal zou waar kunnen zijn. Hein bezweek er niet voor. Ook Aartje niet, uiteraard.”
De tweede zoon van Hein, Aart, de grootvader van Wim Burgering, bleek een vrijbuiter. „Vader en moeder hadden het nodige met hem te stellen. Tante Mina stelde voor Aart maar eens een tijdje onder haar hoede te nemen. En dat gebeurde: Aart kwam, 14 jaar oud, voor zijn verdere opvoeding bij haar en haar man in Hilversum wonen. Tante Mina greep haar kans: nog geen twee weken na zijn komst werd Aart rooms-katholiek ’omgedoopt’. Vandaar dat de nakomelingen van Aart rooms-katholiek zijn.”
Boekgegevens
”Meest vreemdelingen uit Münsterland”, Gerjan Crebolder en Anthony Draaisma; uitg. BDU Boeken, Barneveld, 2013; ISBN 978 90 8788 196 2; 192 blz.; € 22,50.