Cultuur & boeken

„Kunst is beter dan kitsch”

Titel:

Enny de Bruijn
22 October 2003 12:00Gewijzigd op 14 November 2020 00:39

”Moderne cultuur”
Auteur: Roger Scruton
Uitgeverij: Agora, Kampen, 2003
ISBN 90 391 0877 3
Pagina’s: 192
Prijs: € 17,95. Hij moet niets hebben van popmuziek, soapseries en andere uitingen van de huidige massacultuur. De conservatieve filosoof Roger Scruton vecht voor ”hoge cultuur”. Dat is een sympathiek streven, al blijft het probleem dat die hoge cultuur bij Scruton de trekken van religie aanneemt. Desondanks kunnen de huidige christelijke visieontwikkelaars met zijn boek ”Moderne cultuur” hun voordeel doen.

Steeds vrijmoediger betreden reformatorische jongeren de wereld van literatuur en kunst, van muziek en film en internet. Maar hoe zit het met hun kritische kijk-, lees- en luisterhouding? Ze vallen massaal voor de jongerencultuur van deze tijd, maar wat betekent ”cultuur” in dit verband eigenlijk? Heeft dat iets te maken met kunst in de traditionele betekenis van het woord? En hebben we als christenen uit de gereformeerde traditie wel een mening over deze dingen? Veel opinieleiders uit eigen kring vinden Abraham Kuyper te activistisch en dominee Ledeboer te cultuurmijdend, maar verder ontbreekt het aan een samenhangende visie.

De laatste tijd zijn er diverse interessante boeken verschenen die op dit punt een handreiking willen doen: de nota ”Wikken en wegen. SGP-visie op cultuurbeleid”, de heruitgave van het verzameld werk van de kunsthistoricus H. R. Rookmaaker en het proefschrift ”Geest en cultuur” van ds. C. G. Geluk. Boeiende, inzichtgevende lectuur - al is het probleem daarmee natuurlijk niet meteen opgelost.

Tijdgebonden
De discussie wordt enigszins vertroebeld door het feit dat theologen en filosofen een andere taal spreken en dikwijls ook andere vragen stellen dan kunstwetenschappers. Om nog maar te zwijgen van de kunstenaars zelf. Actief kunst beoefenen stelt tenslotte andere, hogere eisen dan passief een museum of een concert bezoeken. Trouwens, hoe meer je de problemen van binnenuit kent, hoe moeilijker je het ook vindt om bijvoorbeeld de beeldendekunstdiscussie om te zetten naar het terrein van de literatuur of de muziek. Elke kunstvorm kent immers zijn eigen wetten en stelt zijn eigen vragen.

Daar komt nog iets anders bij. De meeste christelijke cultuurbeschouwers zijn -terecht- geneigd hun visie te doordenken aan de hand van de kerkgeschiedenis, te beginnen met de kerkvaders, om via Calvijn, de Dordtse vaderen en Kuyper te eindigen met hun eigen gedachten over het onderwerp. Niets mis mee, met die historische benadering. Maar er kleeft één bezwaar aan: kunst en cultuur zijn per definitie tijdgebonden, dus kunnen de opvattingen uit het verleden niet altijd naadloos worden overgeplaatst naar onze tijd.

In de loop van de eeuwen is niet alleen de westerse cultuur verder geseculariseerd, ook de opvattingen over kunst zijn ingrijpend veranderd. In Calvijns tijd -en trouwens ook in de tijd van de kerkvaders en van Kuyper- was schoonheid het centrale begrip als het om kunst ging. Algemeen vond men dat kunst moest verheffen, iets van het ware, goede en schone laten zien. Die gedachte leeft echter in onze eeuw nauwelijks meer. Er zijn andere kernwoorden in de plaats van schoonheid gekomen: authenticiteit en originaliteit bijvoorbeeld. En dat heeft gevolgen voor hoe je als christen omgaat met kunst en cultuur.

Wil je meepraten over kunst, dan dien je je dus eerst vertrouwd te maken met de opvattingen daarover die in je eigen tijd leven. Het heeft geen zin om met een visie te komen die gebaseerd is op een idee van kunst dat je seculiere gesprekspartner niet eens meer herkent. Tenzij je juist bewust afstand wilt nemen van die eigentijdse kunstopvatting - maar ook dat betekent dat je om te beginnen moet weten wat de hedendaagse cultuur beweegt. De opvattingen van de conservatieve filosoof Roger Scruton leveren in dat opzicht interessante aanknopingspunten.

Geleend kapitaal
Het boekje ”Moderne cultuur” biedt geen makkelijk leesvoer. Filosofische, dikwijls abstracte redeneringen. Maar wie zich echt wil verdiepen in Scrutons ideeën, krijgt daarvoor diepe inzichten in ruil. Zijn hoofdboodschap: Onze moderne cultuur is stuurloos geworden, en dus moeten we houvast zoeken in de traditie. Daar kun je je als christen best in vinden. Net als in Scrutons uitgangspunt: cultuur wortelt in religie.

Hoe het komt dat we zo diep gezonken zijn? Om die vraag te beantwoorden neemt Scruton eerst de geschiedenis door. In de westerse cultuur heeft de kunst -sinds de Verlichting- de rol van de godsdienst overgenomen. Maar ook in de seculariserende samenleving van na de Verlichting werden de waarden van het christendom in muziek, schilderkunst en literatuur verder gedragen. „Wanneer de religie sterft, wordt de visie op de hogere natuur van de mens bewaard door de kunst”, schrijft Scruton. De seculiere samenleving leeft op het geleende kapitaal van het christendom.

Maar nu is het probleem dat de kunst zelf in een ontwikkeling terechtgekomen is die haar roeping ondergraaft. De ”hoge kunst” -steeds elitairder wordende gedichten, steeds moeilijker te interpreteren abstracte schilderkunst en moderne muziek- strijdt een verloren strijd. De ”lage cultuur” -popmuziek, televisie, reclamefotografie- neemt het roer over, terwijl onze cultuurdragers dankzij postmoderne ’theologen’ als Derrida niet langer geloven in waarheid of werkelijkheid. Dat brengt de hele maatschappij in een negatieve spiraal, want volgens Scruton kan een gezonde samenleving niet zonder het heilige, het ritueel, de gemeenschap - geworteld in óf godsdienst óf hoge kunst. De lage cultuur heeft wat dat betreft niets te bieden dan valse emoties.

Kerkelijk Nederland
Die analyse spreekt me aan. Ik begrijp beter dan ooit waarom het verschil tussen kunst en kitsch er wel degelijk toe doet, juist voor een christen. Waarom er een kloof gaapt tussen de jongerencultuur van vandaag en de hoge kunst die méér biedt dan louter amusement. En waarom veel kerkelijke discussies te herleiden zijn tot het geschil tussen hoge en lage cultuur.

Er is bijvoorbeeld -om het idee van Scruton maar even op kerkelijk Nederland toe te passen- een wereld van verschil tussen de Statenvertaling en Groot Nieuws, tussen gezangen en opwekkingsliederen, tussen de hoogkerkelijke liturgie en de populair-laagdrempelige (maar geïnfantiliseerde) preek. Niet alleen als het gaat om de theologie erachter -die laat ik graag ter beoordeling aan de theologen over-, maar juist ook om de diepte van het ritueel, ongrijpbaar maar machtig. Die diepte ontstaat als je het geheim niet open en bloot uitstalt, maar door de woorden heen voelbaar maakt, als je die woorden een onontkoombare cadans meegeeft die ze een meerwaarde geeft boven het gewone, alledaagse taalgebruik, en bovenal: als die woorden ’geheiligd’ zijn door langdurig gebruik. Alle bijbelvertalers en -hertalers, alle formulierenschrijvers, liedjesmakers en dominees van vandaag zouden veel meer bij die culturele dimensie van hun werk stil moeten staan. Levende traditie moet zichzelf vernieuwen, dat geef ik toe, maar het is niet onverschillig op welke manier dat gebeurt.

Jeugdcultuur
Het conflict tussen hoge en lage cultuur is overigens slechts een van de vele inzichten die Scruton in zijn boek te bieden heeft. Hij schrijft boeiende hoofdstukken over het karakter van popmuziek, over modernisme, over het verschil tussen Verlichting en Romantiek. Overtuigend ontvouwt hij de gedachte dat de populaire cultuur vooral een jeugdcultuur is, en dat we ons ernstig moeten afvragen hoe gezond het is om de jeugd als norm te hanteren. Voor jeugdcultuur heb je geen kennis en ervaring nodig, en zeker geen traditie. De kloof met de cultuur van het verleden wordt dus groter en groter - en aangezien we steeds minder waarde hechten aan cultuuroverdracht in het onderwijs, ziet de toekomst er nogal zwart uit.

Ontdekkende lectuur dus, dit boek van Scruton. Maar tegelijkertijd moet ik bekennen dat zijn analyses me meer aanspreken dan zijn oplossingen. In zijn slothoofdstuk komt hij niet verder dan de Chinese wijsgeer Confucius. „Confucius bood geen enkel metafysisch systeem, en ook geen religieuze geloofsbelijdenis. In plaats daarvan vroeg hij ons te leven alsóf het er voor de eeuwigheid toe doet wat we doen: de riten te gehoorzamen, de ceremoniën en de gewoonten die waardigheid verlenen aan onze daden en die deze verheffen boven de natuurlijke sfeer.” Eerlijk gezegd, dat doet me nog het meest denken aan het geloof dat vrijzinnige dominees als Nico ter Linden en Huub Oosterhuis uitdragen. Hoe kan een cultuur nu overleven als het hart eruit is? Als alleen de vorm waardevol wordt geacht, zonder dat die gedragen wordt door een waarachtige overtuiging?

Daarom zou ik elke lezer van Scruton als aanvullende lectuur het essay ”Christianity and culture” van C. S. Lewis aanraden. Zeker kan (hoge) cultuur bepaalde waarden uitdragen, erkent Lewis, maar iedereen die denkt dat cultuur dus op zichzelf zo belangrijk is, heeft het helemaal mis. Die gedachte komt alleen maar voort uit een „aristocratische preoccupatie” met grote zielen, grote helden en grote daden, die gepaard gaat met onverschilligheid ten opzichte van de massa van het mensdom. En dat kan geen christen tolereren. Ontwikkeling en goede smaak maken mensen niet tot betere christenen - integendeel zelfs. De eer van God en de redding van mensenzielen, daarom gaat het in dit bestaan. In dat licht bezien is cultuur slechts een van de vele triviale zaken waarmee mensen zich tijdens hun leven nu eenmaal bezighouden.

Waarop Lewis natuurlijk vervolgens ingaat op de vraag wat hém dan beweegt om toch zo veel van zijn tijd aan die cultuur te besteden - maar dat is een ander verhaal. Hier gaat het alleen om Scrutons stelling dat kunst en traditie in staat zijn om de rol van het levende christendom over te nemen bij de vorming van moraal en emoties. Van die stelling laat Lewis -terecht- geen spaander heel.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer