Voor Duitsers in Silezië begon in 1945 een vreselijke tijd
Voor de Duitsers in Silezië, aan de Poolse grens, begon in 1945 een vreselijke tijd. Journaliste Laura Starink weet deze periode dichtbij te brengen met de familiegeschiedenis ”Duitse wortels”.
In ”Duitse wortels. Mijn familie, de oorlog en Silezië” gaat Starink (1954) op zoek naar de wereld waarin haar familie leefde. Ze wil weten hoe het dagelijks leven in het Duitse gedeelte van Silezië was, hoe de Duitsers en de Polen daar samenleefden en hoe de Tweede Wereldoorlog deze waardevolle Middel-Europese cultuur vernietigde.
De mensen om wie het in dit boek draait, is de rooms-katholieke familie Cibis uit het toenmalige Klausberg. Martha en Georg Cibis zijn de grootouders van Laura Starink. Maar de echte hoofdpersoon is Starinks moeder, Elinor Cibis, die van 1924 tot 2008 leefde. Een prachtige foto van de achttienjarige Elinor opent dit boek en laat de lezer af en toe terugbladeren om het portret opnieuw te zien.
Starink stelt geen neutrale vragen over het gezin waarin haar moeder opgroeide. Haar boek is door en door persoonlijk. Ze zoekt naar haar moeder om deze Elinor beter te kunnen begrijpen. En ze is op zoek naar de keuzes die haar familieleden tijdens de jaren van het Derde Rijk hebben gemaakt.
Bewogen geschiedenis
Silezië heeft een zeer bewogen geschiedenis achter de rug. Eerst hoorde het bij Oostenrijk-Hongarije, daarna bij Pruisen en het Duitse Rijk. Na de Eerste Wereldoorlog kreeg Polen Zuid-Silezië, het gebied met de kolenmijnen. Na 1945 werd geheel Silezië door de geallieerden aan Polen geschonken, met uitzondering van een resterend klein stukje Duits-Silezië met de stad Görlitz.
Niet alleen politiek is Silezië boeiend, maar ook wat de daar gesproken talen betreft. In feite gold een situatie van meertaligheid en vage taalgrenzen voor geheel Midden-Europa. Deels was dit de erfenis van de oude veelvolkerenstaat, de kolos Oostenrijk-Hongarije.
In 1994 reisde de schrijfster voor het eerst met haar moeder naar Elinors geboortestad, die inmiddels Mikulczyce heette. Moeder en dochter lopen door de straten en bellen aan op adressen die van vroeger vertrouwd zijn. Zo leren ze de Polen kennen die na 1945 veelal uit het door de Russen bezette Oost-Polen hierheen zijn verplaatst.
Het is onvermijdelijk dat dan de naam Auschwitz valt, het enorme concentratiekamp dat slechts 60 kilometer van Klausberg verwijderd was. Een bezoek aan het voormalige kamp zorgt voor een ongemakkelijk gevoel. Het is duidelijk dat Elinor op de plaats van de gruwelen heel wat aan emoties te verwerken heeft en door haar dochter met pijnlijke vragen over haar ervaringen in de Hitlertijd wordt geconfronteerd. Na deze reis volgen nog andere reizen die het oude Silezië steeds preciezer in kaart brengen.
Daagse leven
Laura Starink wil weten hoe het er in de nazitijd in Silezië toeging. Waar leefde het gezin Cibis van? Van welke nationaalsocialistische organisaties moest men per se lid worden? Hoe verging het Elinors vader, die onderwijzer was, en hoe wisten haar vier zusjes en enige broertje zich te redden zonder aanhangers van de nazi’s te worden?
Door veel te praten met haar moeder, haar tantes en oom krijgt Starink allerlei verhalen over de oorlogstijd en de jaren daarna te horen. Het resultaat is een rijk beeld met veel facetten van het gewone, dagelijkse leven in Klausberg tijdens deze dramatische jaren. De schrijfster verbindt de persoonlijke verhalen met algemene feiten van de geschiedenis, bijvoorbeeld met de houding van de Rooms-Katholieke Kerk ten opzichte van het nazidom.
Voor de familieleden Cibis waren de jaren vanaf 1945 mogelijk de meest dramatische van hun leven. Eerst was er de angst voor de Russische soldaten die het op goederen en vrouwen hadden gemunt. Toen begon het Poolse regime de achtergebleven Duitsers systematisch te deporteren. Het leven onder de Polen was aanvankelijk een verschrikking. Vanaf 1947 ging het beter, tenminste wanneer de Duitse Sileziërs bereid waren om zich tot Polen te laten omvormen en geen Duits meer spraken. In 1950 vertrekken de laatste telgen uit het gezin Cibis naar West-Duitsland.
Wraakacties
De geallieerde leiders, vooral Churchill en Roosevelt, hadden geen benul van de onvermijdelijke wraakacties van Polen en Russen toen ze bij het verdrag van Potsdam in 1945 de ontruiming van de oostelijke Duitse provincies goedkeurden. Wat een ellende was deze Duitsers bespaard gebleven wanneer de Amerikanen samen met de Engelsen de Russen de wacht hadden aangezegd en het Duitse grondgebied intact hadden gelaten.
Elinor Cibis had het einde van de Tweede Wereldoorlog niet in Silezië maar in Zwitserland meebeleefd. Zij bleek in 1944 tuberculose te hebben en werd ter genezing naar het Zwitserse Davos gestuurd. Na de kuur kreeg Elinor de mogelijkheid om in Fribourg kunstgeschiedenis te studeren. Daar voltooide ze haar studie en leerde ze de Nederlandse letterenstudent Jan Starink kennen. Zij trokken naar Nijmegen, trouwden en kregen vijf kinderen, van wie Laura het enige meisje is. Aan het begin van de jaren zeventig zijn Starinks ouders gescheiden. De schrijfster besteedt daar weinig aandacht aan, maar het wordt toch duidelijk dat dit voor haar moeder een grote klap was.
Dit boek is zeer leerzaam en goed geschreven. Het brengt de fatale geschiedenis van de twintigste eeuw dicht bij de lezer. Daarom stemt deze familiegeschiedenis treurig, al ontbreken de positieve verhalen niet.
Boekgegevens
”Duitse wortels. Mijn familie, de oorlog en Silezië”, Laura Starink; uitg. Augustus Amsterdam/Antwerpen, 2013; ISBN 978 90 450 2207 9; 318 blz.; € 19,95.