Met taalbubbels de verfransing te lijf
In het Vlaamse Aalst klinkt steeds meer Frans en dat is veel inwoners een doorn in het oog. Wethouder Karim Van Overmeire is nu aangesteld om het Vlaamse karakter van de gemeente te bewaken.
Dat er in de huizen en op straat Frans wordt gesproken, dat is tot daar aan toe. Maar nu er ook in het gemeentehuis steeds vaker mensen aan het loket staan die verwachten in het Frans te worden geholpen, wordt het veel inwoners van Aalst te dol. Wethouder Van Overmeire schudt zijn hoofd. „Sommige mensen denken dat ze met Frans overal terechtkunnen. Maar Aalst is een Nederlandstalige gemeente hè.”
Van Overmeire is schepen (zoals de zuiderburen dat noemen) van Vlaamse Zaken: een functie die in het leven is geroepen om de integratie van Franstaligen in de gemeente te bevorderen en om te waken over het Vlaams karakter. Hij combineert de baan met ‘een zitje’ in het Vlaamse parlement in Brussel.
De wethouderspost is nieuw in Aalst, een plaats op 30 kilometer van Brussel met zo’n 80.000 inwoners. Bij de lokale verkiezingen van vorig jaar haalde de Vlaamsgezinde N-VA er een klinkende overwinning door een derde van de zetels in de wacht te slepen. Aan het roer kwam N-VA-burgemeester Christoph D’Haese. „Voor ons is het heel belangrijk om te waken over de authenticiteit en het Vlaams karakter van onze stad”, liet hij toen al weten.
En er moet gewaakt worden, want Aalst kampt met het spoorwegfenomeen, maakt Van Overmeire op de N-VA-burelen in het Vlaamse parlement duidelijk. „De goede verbinding tussen Brussel en Oost-Vlaanderen maakt het aantrekkelijk om vanuit de stad naar een van de plaatsen langs de lijn te verhuizen. De nieuwkomers blijven in de stad werken en integreren vaak nauwelijks.”
Aalst is niet de enige gemeente waar een wethouder van Vlaamse Zaken actief is. Ook in plaatsen als Temse, Brasschaat en Wijnegem wordt de leeuw van Vlaanderen streng bewaakt. Het gaat daarbij om meer dan taal. Zo wil de schepen van Temse een standbeeld oprichten ter ere van twee lokale martelaren voor de Vlaamse zaak: Edward en Frans Van Raemdonck. En in Brasschaat moet de Vlaamse vlag aan de gevel van het raadhuis voortaan in het midden hangen, in plaats van naast de Belgische driekleur.
Taalbubbels
Van Overmeire is vooralsnog niet van plan standbeelden voor Vlaamse helden te laten oprichten. „Ach”, zegt hij nadat hij koffie heeft binnengebracht. „Die wethouderspost van mij heeft veel aandacht gekregen in de media, maar zo bijzonder is het nu ook weer niet. Feitelijk kampt Aalst met een probleem waar alle plaatsen rond grote steden in Europa mee te maken hebben: de overloop uit de stad naar de randgemeenten. En dat brengt wat problemen met zich mee.”
De N-VA-politicus benadrukt dat hij zijn functie graag positief wil invullen. „We willen nieuwkomers in Aalst goed opvangen. We leren hun Nederlands zodat ze hier beter integreren. Ze kunnen dan bijvoorbeeld ook van het verenigingsleven deel gaan uitmaken.”
Grofweg kun je spreken van drie migratiegolven vanuit Brussel naar Aalst, legt Van Overmeire uit. Ruim twintig jaar geleden kwamen de Nederlandstalige stedelingen, enkele jaren later gevolgd door de Franstalige middenklasse: golf één en golf twee. „Met deze nieuwkomers hebben we nauwelijks problemen. Ze wonen in de villawijken en gedragen zich hooguit wat superieur. Ze zijn een beetje in de jaren vijftig en zestig van de vorige eeuw blijven hangen, toen Franstaligheid als chic gold.”
De huidige toestroom van Brusselaars in Aalst bestaat vooral uit Afrikanen, meest Congolezen. Ze komen af op de lagere huurprijzen in de Denderstreek, waarvan Aalst deel uitmaakt. Het aandeel allochtonen in Aalst steeg in zo’n tien jaar tijd van 3 naar zo’n 10 procent van de bevolking. En daarmee rukte ook het Frans op.
Van Overmeire: „Ik wil benadrukken dat die mensen welkom zijn. Maar als ze bij gemeentelijke instellingen niet in het Frans worden geholpen, reppen ze al snel van racisme. Daar heeft het dus niets mee te maken. Het gaat nog niet om catastrofale aantallen, maar we willen op tijd aan de bel trekken.”
De nieuwe Aalstenaars wonen al lang in België. U kunt hen toch niet dwingen om Nederlands te leren?
„Nee, dat kan niet. Onze taalprogramma’s bieden we dan ook aan op basis van vrijwilligheid. We kunnen geen sancties opleggen.”
Lukt het om de mensen warm te krijgen?
„De volwassenen bereiken we maar moeilijk. We richten ons daarom vooral op de kinderen. Hun bieden we bijvoorbeeld taalbubbels aan: lessen tijdens de zomervakantie om hen ook in die periode in aanraking te laten komen met Nederlands. Nu zien we vaak dat ze op school wel Nederlands horen en spreken, maar in de zomervakantie uitsluitend Frans. Daarmee komen ze weer op achterstand.”
Het is natuurlijk niemand verboden om in de straten van Aalst Frans te spreken, of desnoods Chinees. In hoeverre valt de verfransing terug te dringen?
„Ik vind dat een deel van de verantwoordelijkheid ook bij de Aalstenaars ligt. Wanneer iemand slecht Nederlands spreekt, zijn ze geneigd snel naar het Frans over te schakelen. Maar geef die mensen een kans hun taal te oefenen. En ja, het gebruik der talen is vrij. Ik vind dat we dus ook niet verder kunnen gaan dan we nu doen.”
Hoe probeert u de Vlaamse zaken verder te bevorderen?
„Er komen Vlaamse leeuwen op de straatnaambordjes en meer Vlaamse vlaggen in het straatbeeld. Maar daar is feitelijk niets opmerkelijks aan. De leeuw is het symbool van Vlaanderen en Aalst is een Vlaamse stad. Waarom zou dat niet mogen blijken?
Het is echt niet zo dat de Chinees en de Schotse whisky nu ineens verbannen worden omdat ze on-Vlaams zijn. Het moet geen karikatuur worden. Onderdeel van mijn beleid is bijvoorbeeld het aantrekkelijker maken van het verenigingsleven voor nieuwkomers. Zijn er drempels en kunnen we die wegwerken? Het zit meer in dat soort dingen.”
Hoe reageert de bevolking op de maatregelen?
„De meeste mensen vinden dat het de goede kant opgaat. Ze zijn enthousiast. Dat er draagvlak is, blijkt ook uit de verkiezingsresultaten. En de bevolking mag binnen zes jaar weer over ons oordelen. Als ze het niets vinden, kunnen ze ons dan wegstemmen.”
De socialisten van Aalst wilden aanvankelijk niet in een coalitie met de N-VA, zeker niet met een schepen van „Vlaamse stickertjes en vlaggen.”
„Er waren wat moeilijkheden. Alles is nu echter doorgepraat. We hebben duidelijk gemaakt dat het ons om sociale cohesie te doen is en daar hebben ook de socialisten niet echt problemen mee.”
U was jarenlang actief binnen het Vlaams Blok en Vlaams Belang, wat ook niet meewerkte. Waarom stapte u eigenlijk over naar N-VA?
„Toen ik in 1979 lid werd van het Vlaams Blok hadden we in Vlaanderen te maken met de eerste generaties gastarbeiders. Ik ben altijd voorstander van een strikt immigratiebeleid gebleven, maar vind dat we nu met een andere situatie te maken hebben. Er zijn inmiddels grote gemeenschappen van allochtonen in België en het is een illusie te denken dat die nog zullen terugkeren naar hun land van herkomst. Die mensen zijn hier nu en daar hebben we ons mee te verhouden. We moeten dus alles op alles zetten voor hun integratie. Ik ben daarin inderdaad van gedachte veranderd.”
Hoe ziet u Vlaanderen over tien jaar?
„Het is heel goed mogelijk dat we nauwelijks verder zijn dan vandaag. Maar het kan ook dat België dan niet meer bestaat. De val van de Muur hield ook niemand voor mogelijk. Het is voor mij duidelijk dat we nu op een cruciaal moment zitten voor de toekomst van Vlaanderen. Wanneer de N-VA 40 procent van de stemmen haalt en het Vlaams Belang nog eens 7 procent, dan moet er toch iets loos zijn in de huidige politieke constellatie.”