Economie

Burger lijdt aan verliesbegoocheling

Waarom zijn Nederlanders eigenlijk zo somber?

Hans Stegeman
16 February 2013 08:32Gewijzigd op 15 November 2020 01:59
Foto ANP
Foto ANP

Het consumentenvertrouwen in Nederland is lager dan in Duitsland, België en Frankrijk. En inderdaad, de economie heeft het de afgelopen kwartalen iets minder goed gedaan, maar de werkloosheid is nog steeds relatief laag. Ook hebben de Nederlandse huishoudens in vergelijking met die landen een hoger nettovermogen. Het huishoudvermogen bestaat daarbij voor een deel uit pensioen­vermogen, wat in deze andere landen nauwelijks aanwezig is.

Hoewel we nog steeds rijk zijn, lijken we echter pessimistischer dan onze mede-Europeanen. Dat heeft een reden. Veel mensen zijn teleurgesteld over hun eigen financiële positie. Alleen is het de vraag of het wel terecht is. Zij zijn vooral teleurgesteld in het feit dat enkele financiële zekerheden minder waard blijken te zijn dan gedacht. Terwijl het goed beschouwd nooit echte zekerheden zijn geweest. Wij lijden aan verliesbegoocheling.

Nederlandse huishoudens hebben dus wel degelijk een goede reden om somberder te zijn dan die in andere landen. Wellicht is het objectief bezien niet zo’n heel goede reden, maar hij is er wel.

Ga maar na. In 2008 had-
den huishoudens nog een (bruto)wo­ningvermogen van meer dan 1000 miljard euro. Nu is daar meer dan 15 procent vanaf, ofwel 150 miljard. Het vermogen van pensioenfondsen is de afgelopen jaren wel gestegen, maar de aanspraken en de uiteindelijke uitkering zijn de afgelopen jaren flink gekort. Zo is het perspectief van 70 procent waardevast eindloon bij pensionering op 65-jarige leeftijd voor de meesten al geruime tijd veranderd in een middelloon, niet waardevast en op een leeftijd die in ieder geval een stuk boven de 65 ligt. Ook voor huidige gepensioneerden blijkt de waardevastheid van hun pensioen toch niet zo zeker. Wat eens een zekerheid leek, blijkt ineens een stuk minder vanzelfsprekend.

Ook het dalende huizen­vermogen heeft geleid tot een daling in de nettovermogens­positie van Nederlandse huishoudens. Stijgend huizenvermogen maakt huishoudens vrolijk. En dat uit zich in een hogere consumptie. Een on­onderbroken stijging van de woningwaarde sinds begin jaren 80 deed velen echter vergeten dat huizenprijzen ook kunnen dalen. En uit de gedragseconomie weten we dat verlies op korte termijn meer pijn doet dan vermogenswinst aan geluk oplevert. Volgens verschillende studies is het negatieve effect van verlies ongeveer tweemaal zo groot als het positieve effect van winst. Dat kan een groot deel van het huidige pessimisme van huishoudens verklaren. De euforie was groot bij de stijgende huizenprijzen de afgelopen decennia, maar de kater is groter, zeker als een deel al is verjubeld.

Er is daarbij wel iets raars aan de hand met dat verlies aan netto woningvermogen. Voor 2001 konden huishoudens de overwaarde op hun woning gemakkelijk fiscaal ondersteund verzilveren voor consumptieve bestedingen. Dat is nu alleen nog mogelijk als de woning wordt verkocht. Gezien de weinig liquide markt is dat lang niet altijd mogelijk. En dat terwijl veel huishoudens zich lange tijd hebben rijk gerekend met die papieren winst, die zich alleen materialiseerde in de ozb-aanslag.

Dus de vermogenswinst is lager dan dat huishoudens eerder dachten. Vooral voor diegenen die na ongeveer 2003 een huis hebben gekocht, kan dat leiden tot problemen. Huishoudens die al voor de gouden jaren –vanaf midden jaren 90 tot 2001– een huis hadden, hebben over het algemeen echter nog steeds overwaarde. En het bijzondere is dat deze groep nog meer teleurgesteld is dan andere. Maar dat valt in belangrijke mate weer samen met die andere vermogens­teleurstelling: die met betrekking tot pensioenen.

Kijkend naar de harde cijfers valt er in ons land niet zo veel te klagen. Nederlandse huishoudens zijn gemiddeld nog steeds zeer vermogend. Daarbij hebben ouderen, zeker diegenen met een eigen huis, het relatief goed. Toch zijn het vooral de ouderen die heel erg teleurgesteld zijn. En niet omdat ze het slecht hebben, maar omdat ze minder hebben dan waar ze eerder op hadden gerekend. En daar word je pessimistisch van. Verliesbegoocheling. En dan rest niets anders dan daaraan te wennen. Want hoe je het ook bekijkt, jongere generaties hebben gemiddeld genomen minder vermogen. Maar wel één voordeel: zij weten dat ze langer moeten doorwerken en rekenen zich ook niet rijk met stijgende huizenprijzen.

De auteur is hoofd nationaal onderzoek bij Rabobank Nederland.

Meer over
Groot Geld

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer