Martelaar speelde belangrijke rol in Vroege Kerk
AMSTERDAM – Martelaren speelden een grote rol in het christendom van de late oudheid. De verering van de geloofshelden droeg onder andere bij aan de kerstening van de samenleving.
Aan de Vrije Universiteit in Amsterdam vond donderdag als onderdeel van de Graduation Week van de faculteit godgeleerdheid een symposium plaats over vroegchristelijk martelaarschap. De bijeenkomst was georganiseerd door het Centrum van Patristisch Onderzoek, een samenwerkingsverband van de VU en Tilburg University. Een van de sprekers was de Belgische hoogleraar prof. dr. J. Leemans, die de rol van martelaren aan het einde van de vierde eeuw belichtte.
De hoogleraar christendom in de late oudheid aan de Katholieke Universiteit Leuven, betoogde dat tegen het eind van de vierde eeuw martelaren uit het verleden werden gezien als mensen die tot de eigen tijd behoorden. De martelaar was aanwezig in de bewaarde relikwieën. Men beschouwde hem ook als iemand die een bemiddelende rol had tussen de mens en God.
Mensen zochten hulp bij martelaren als ze gezondheidsproblemen hadden, of bewaring als ze een verre reis moesten maken. Zelfs bij een trouwerij werd de hulp en bescherming van een martelaar ingeroepen. Het jaarlijkse hoogtepunt was het feest dat was gewijd aan de desbetreffende martelaar.
Hoewel een en dezelfde martelaar op meerdere plaatsen vereerd kon worden, was de martelarencultus voornamelijk een lokaal verschijnsel, stelde de hoogleraar. „Dit droeg enorm bij aan de kerstening van een bepaalde tijd en plaats. De martelarencultus was een belangrijk element van het christendom in de late oudheid.”
In preken uit die tijd komen martelaren vooral als voorbeelden voor de gelovigen naar voren. Leemans: „Wat dat betreft kunnen de preken worden gelezen vanuit het gezichtspunt hoe ze bijdragen aan de vorming van een christelijke identiteit.”
Een belangrijke reden om martelaren te vereren vond Leemans in een preek van de kerkvader Basilius de Grote. Deze noemt in een preek als reden om martelaren in ere te houden Spreuken 29:2: „Als de rechtvaardigen groot worden, verblijdt zich het volk.”
Na het tijdperk van de vervolgingen verandert het martelaarschap van karakter. De Leuvense hoogleraar verwees naar een preek van de kerkvader Chrysostomus, die ingaat op de vraag of je de martelaren nog wel kunt navolgen als er geen vervolgingen meer zijn. Chrysostomus antwoordt dat dit wel degelijk mogelijk is, omdat de vervolgingen slechts een andere aard gekregen hebben. Lichamelijke martelingen hebben plaatsgemaakt voor geestelijke verleidingen, zoals begeerte en hoogmoed.
Om duidelijk te maken hoe vrouwen ter sprake kwamen als het om martelaarschap gaat, refereerde Leemans aan een preek van Basilius over de martelares Juliëtta. Zij wordt voorgesteld als iemand van wie de duivel dacht dat zij door haar zwakke lichaam wel zou bezwijken, maar dat bleek niet zo te zijn. Zij toonde mannelijke moed.
Zowel mannen als vrouwen moeten ernaar streven om de christelijke deugd te beoefenen, aldus Basilius. Vrouwen mogen de zwakheid van hun natuur daarom niet gebruiken als een voorwendsel om de moeilijkheden te ontlopen die het geloof met zich meebrengt. Leemans citeerde Basilius, die de martelares laat zeggen van dezelfde lap gescheurd te zijn als mannen, maar ook hetzelfde vermogen te hebben om moeilijkheden te dragen.
Tijdens de discussie noemde Leemans het ‘hedendaagse’ martelaarschap van de Duitse theoloog Dietrich Bonhoeffer als een interessant onderwerp voor onderzoek. „Bonhoeffer wordt steeds heiliger.”
Pelagius
De promotieplechtigheid van P. J. van Egmond vormde het slotstuk van het morgenprogramma. De theoloog promoveerde op een nieuwe uitgave en analyse van de ”Libellus fidei”, de geloofsbelijdenis van de veelal als ketter beschouwde Pelagius. Een belangrijke conclusie van zijn onderzoek is dat Pelagius niet, zoals vaak wordt voorgesteld, tegenover Augustinus stond, maar tegenover de kerkvader Hiëronymus.
Dat hij erin is geslaagd anderen van zijn visie te overtuigen, bleek uit de laudatio (toespraak van de promotor) van prof. dr. Paul van Geest, die meedeelde dat de promovendus het predicaat ”cum laude” had ontvangen. „Men kan niet om jouw onderzoek heen. Het is een eyeopener.”