Erik Borgman houdt van rol als halve buitenstaander
Het feit dat hij op vrijwel iedere vraag twee antwoorden geeft, typeert hem. Theoloog prof. dr. Erik Borgman, hoogleraar in Tilburg, is een man van nuance en contrast. Zo is hij overtuigd rooms-katholiek, maar debatteert hij als een protestant. Hij is open en gesloten. Zoekt nabijheid terwijl hij toch op afstand blijft. „Ik zit graag in de rol van de halve buitenstaander.”
Lang grijs haar, een volle, grijze baard. Een karakteristieke figuur die uiterst informeel overkomt en tegelijk toch wat op een afstand blijft. „Dat is een beetje de rol die ik altijd heb gehad en waarin ik me prettig voel. Vergelijk me met de persoon die op familiebijeenkomsten de foto’s maakt. Hij hoort bij de familie, maar staat toch wat op afstand. Die positie ligt mij het best.”
In Utrecht bewoont hij met zijn vrouw een deel van een oud dominicanenklooster. Om in de sfeervolle Domincuskerk te komen, hoeft hij niet naar buiten. Een gang, een deur en dan is daar de ijskoude kerkzaal, die door de schitterende lichtval toch iets warms heeft. De achterste kerkbanken zijn afgezet met een lint, zodat de weinige kerkgangers voor in de kerk gaan zitten. In de vier biechtruimtes wordt al lang niet meer de biecht afgenomen en een ervan is inmiddels in gebruik als kast waar de schoonmaakspullen staan. Ook in Utrecht is het rijke roomse leven voorbij.
Borgman raakt van het verval niet overstuur. Klaagzangen over de doorgaande secularisatie komen niet over zijn lippen. Het is zijn diepe overtuiging dat de wanhoop, de weerbarstigheid van het bestaan niet bestreden of verslagen hoeft te worden. Juist ook in het grijze, alledaagse en soms moeizame leven, is God de mens nabij, zo is zijn overtuiging.
Vrij Nederland riep in 2008 de theoloog –een graag geziene gast in praatprogramma’s op radio en tv– uit tot een van de twaalf scherpzinnigste denkers van Nederland. Hij lacht als hij met die verkiezing geconfronteerd wordt. „Ik was verbijsterd, echt. Daar had ik nooit op gerekend.”
Best bijzonder, een theoloog die van Vrij Nederland zo’n predikaat krijgt.
„Ik zie dat ook een beetje als een erkenning van de theologie, mits zij laat zien dat zij over alles gaat. Heel vaak stralen theologen uit dat zij kennis hebben van God, en de andere wetenschappers over de rest. Maar God is de Heer van alles. En dus gaat Hij ook over de rest.”
In 1987 kreeg u van de Rooms-Katholieke Kerk geen goedkeuring om als theoloog les te geven aan de Nijmeegse universiteit. Raakte die kerkelijke afkeuring u?
„Zeker. Het is mijn kerk, en haar leiding wil mijn diensten niet. Dat is pijnlijk. Bovendien werd voor mij de weg geblokkeerd om theologie te doceren. Uiteindelijk ben ik toch, zij het op een andere manier, hoogleraar in Tilburg geworden. Het is toch goed gekomen, om het zo maar te zeggen. Nee, ik ben nooit in de verleiding gekomen de kerk te verlaten. Ik heb in die kerk misschien wel een wat bijzondere plaats, maar het is mijn plaats en mijn kerk.”
U staat bekend als een progressief rooms-katholiek theoloog.
„Ik ben progressief in die zin dat ik bijvoorbeeld voor vrouwelijke ambtsdragers in de kerk ben. Tegelijk geloof ik in de werkelijke tegenwoordigheid in de eucharistie en bid ik de rozenkrans. Ik voel me heel erg thuis in de traditie van de Katholieke Kerk. Dat brede, allesomvattende en wereldwijde. Geweldig.”
Wie is Jezus voor u?
„Hij is mens, natuurlijk, maar zeker ook God. Absoluut. Juist Zijn unieke verbinding met God is het centrale van het christendom. Als Hij alleen maar een goed mens of een groot voorbeeld was, dan was Zijn dood aan het kruis uiteindelijk zeer tragisch en was de weg van Jezus letterlijk doodgelopen. Maar het unieke van het christendom is nu juist dat er niet een mens stierf, maar God Zelf. In Christus zijn zelfs onze godverlatenheid en dood in God opgenomen.”
Kan een mens zich, volgens u, buiten het heil plaatsen?
„Ja, dat kan, want mensen zijn vrij. Maar zo’n mens moet er bij wijze van spreken wel heel veel moeite voor doen. Gods barmhartigheid is zo veel groter dan wij ons kunnen voorstellen. Maar als iemand zichzelf tot het centrum van alles heeft gemaakt en zich daarmee bewust afsluit van God en opsluit in zichzelf, dan is er wel een echt probleem.”
Kan iemand die wel van Jezus heeft gehoord, maar nooit tot geloof in Hem is gekomen, naar uw mening behouden worden?
„Mijn grote bezwaar tegen veel protestanten is dat ze het allemaal zo persoonlijk maken. Zo van: ik heb hier een heel pakket, en dat geloof ik al of niet. Maar ik meen dat het initiatief van de andere kant komt. God is in Christus oneindig barmhartig. Daar hoef ik niets voor te doen. De genade is er, God is er. Een beetje kort door de bocht: je hoeft ook niet in bacteriën te geloven om er toch ziek van te worden.”
Dus of ik al of niet geloof, maakt eigenlijk niet zo veel uit?
„Het maakt wel degelijk uit. Ik ben er diep van overtuigd dat de weg van de Bijbel uniek is. God is mens geworden, God is gepassioneerd en God is bij ons in het lijden. Dat is uniek. Daarom heb ik ook niets met het soort vrijzinnigheid dat vindt dat we zelf maar moeten bepalen wat we geloven. Dat maakt geloof oninteressant. Het christendom is uitermate weerbarstig en polemisch. God is aan het kruis te vinden, niet bij degenen die zich de overwinnaars wanen. Het christendom leert de geschiedenis, inclusief andere religies, zo lezen dat daarin Gods heilzame aanwezigheid zichtbaar wordt.”
U schrijft ergens: De Bijbel is een stad om te bewonen, meer dan een wetboek dat gehoorzaamd moet worden.
„Daar bedoel ik allereerst mee dat je de Bijbel gebruikt zoals je een stad bewoont. Op sommige plaatsen kom je iedere dag, op andere plekken kom je één keer per jaar, en er zijn plaatsen waar je nog nooit bent geweest. Zo bid ik dagelijks de getijden uit de kloostertraditie. Dan zijn er lofzangen die je iedere dag leest. De Bijbel is volgens mij in ieder geval geen pakket voorschriften waarmee je het eens moet zijn om christen te zijn.”
Is de Bijbel voor u Gods Woord?
„Christus is het vleesgeworden Woord van God. En als de Bijbel in de liturgie verkondigd wordt, spreekt Gods Woord. Maar de Bijbel is nooit Gods Woord zoals Christus het Woord van God is. Dat is uniek en daar getuigt de Bijbel van. Als de Bijbel in de boekenkast staat, is het een boek – waar woorden van God in te vinden zijn.”
Als theoloog zoekt u steeds weer het publieke debat. Waarom?
„Misschien wel vooral omdat ik het niet verdraag dat zaken onweersproken blijven. Een voorbeeld. Toen Geert Wilders riep dat de Koran verboden moest worden, hadden de kérken volgens mij moeten spreken en zeggen: Hier wordt een grens overschreden. Nu de Koran, morgen de Bijbel. Dat accepteren wij niet. Als christenen moeten we wat dat betreft zelfbewuster worden. Dan kun je ook ontmaskeren dat veel narigheid die op religie wordt geprojecteerd in wezen op de seculiere samenleving terugslaat. Heel helder is dat volgens mij in het debat over de rituele slacht. Veel mensen voelen zich niet lekker bij de praktijken van de bio-industrie. Maar ja, die is moeilijk of niet aan te pakken. Maar de rituele slacht, die kun je verbieden. Dus gaan ze daarvoor. Omdat ze dan toch het gevoel hebben iets te doen. Maar het is natuurlijk pure machteloosheid.”
Dit is het tweede deel in een serie interviews met opinieleiders.
Erik Borgman: CDA is niet christelijk genoeg
Professor dr. Erik Petrus Nicolaas Maria Borgman, geboren in 1957 in Amsterdam, getrouwd en vader van twee dochters, is een veelzijdig theoloog. Net als zijn naam is de lijst met functies die hij bekleedt lang.
Borgman komt via de mavo op het vwo terecht. Daarna studeert hij van 1976 tot 1984 theologie en filosofie aan de Katholieke Universiteit in Nijmegen. In 1990 promoveert hij cum laude op het proefschrift ”Sporen van de bevrijdende God. Universitaire theologie in aansluiting op Latijnsamerikaanse bevrijdingstheologie, zwarte theologie en feministische theologie”. Hij is een toegewijd leerling van de omstreden theoloog Edwards Schillebeeckx en wordt diens biograaf.
Zijn academische loopbaan is uiterst breed. Momenteel is hij hoogleraar aan de universiteit van Tilburg.
Naast zijn hoofdfunctie aan de universiteit heeft Erik Borgman tal van nevenfuncties. Zo is hij van 2007 tot eind 2012 voor de radioprogramma’s De Ochtenden en Dit is de Dag een vaste commentator bij religieuze en levensbeschouwelijke ontwikkelingen. Ook is hij lid van de raad van advies van de KRO.
In april 2008 werd hij door het weekblad Vrij Nederland op basis van een brede enquête onder geesteswetenschappers uitgeroepen tot een van de twaalf meest innovatieve denkers van Nederland. In november van datzelfde jaar werd hij, op basis van een brede publieksenquête van het dagblad Trouw, uitgeroepen tot een van de drie belangrijkste Nederlandse theologen. Afgelopen juni kreeg hij tijdens de Nacht van de Theologie de titel ”meest spraakmakende theoloog van Nederland”.
In de media doet hij veel van zich spreken. Volgens Borgman gaat religie over alles omdat God over alles gaat. Religie is daarbij niet iets wat opkomt uit de mens zelf, maar is een antwoord op dat wat God aan mensen geven wil.
In de kerk zijn we er om voor elkaar te geloven, meent Borgman. Hij ervoer dat zelf bij het overlijden van zijn jongere broer. „Dan getuigen anderen van het geloof dat de dood niet het laatste woord heeft, ook al ervaar je dat zelf op zo’n moment niet.”
Politiek gezien is Borgman dakloos. Hij stemde PvdA en GroenLinks. Bij het CDA is er volgens hem te weinig sprake van een echte christelijke partij. „In plaats van met een christelijke visie naar de samenleving te kijken, worden ingenomen standpunten van een christelijke legitimatie voorzien. Zo kan dat volgens mij niet.”
Uitgelicht
Kerk en staat moeten gescheiden zijn.
„In de klassieke betekenis van harte mee eens. Dus: de overheid bemoeit zich in geen enkel opzicht met de kerk en in de publieke ruimte maakt niet één religie de dienst uit. De scheiding van kerk en staat betekent niet dat religie niet in het publieke domein hoort. Daar hoort het wél. Er wordt vaak gesuggereerd dat wanneer religie zich vertoont in het publieke domein er dwang wordt uitgeoefend en religieuze mensen hun overtuiging aan anderen willen opleggen. Dat is seculiere propaganda. Het is volstrekt logisch dat iemand die oprecht gelooft dat abortus moord is, vindt dat abortus niet alleen verboden moet worden voor gelovigen. En er worden problemen gezien waar ze niet zijn. Kijk bijvoorbeeld naar het boerkaverbod. Het is toch ridicuul om voor 200 tot 500 mensen een wet te maken? En wat is de reden om de weigerambtenaar weg te willen hebben? Begrijp me goed: zelf ben ik op theologische gronden een voorstander van het homohuwelijk. Maar zolang homo’s overal kunnen trouwen, is er geen enkele reden de weigerambtenaar de laan uit te sturen.”
We moeten de vrijheid van onderwijs ongemoeid laten.
„Ik zou nog verder willen gaan: we moeten de vrijheid van onderwijs versterken. Want die wordt serieus bedreigd. Niet zozeer in de zin zoals bijvoorbeeld veel reformatorische christenen denken. Die zijn bang dat er straks geen bijzondere scholen meer mogen zijn. Dat zie ik nog niet gebeuren. Ik denk wel dat de overheid zich op dit moment veel te veel bemoeit met de inrichting van het onderwijs. Er worden taken opgelegd en voorschriften afgegeven die in veel gevallen helemaal niet nodig zijn om de kwaliteit van het onderwijs te bewaken. Het recht op vrije inrichting van het onderwijs wordt zo naar mijn mening uitgehold. Scholen en onderwijsinstellingen van bijzondere signatuur zouden op dat gebied echt veel krachtiger protest moeten aantekenen. En ook duidelijker moeten uitleggen wat ze onderscheidt van anderen en waarom ze dus moeten blijven bestaan.”
Wat heeft u met orthodoxe christenen?
„Ik probeer er zelf één te zijn. Ik zeg altijd: ik wíl een orthodox theoloog zijn, maar weet niet van tevoren wat dat is. Orthodoxie is geen pakket dat je op zak hebt. Orthodox zijn, is, volgens mij, zeggen wat er in Gods Naam nú gezegd moet worden.
Met orthodoxe protestanten heb ik een dubbele ervaring. In de eerste plaats wordt er in die kring nog serieus gewerkt. En je weet wat je aan hen hebt. Maar daarnaast is mijn ervaring ook: dit is niet mijn milieu, ik ben er niet van en ik ben er niet thuis. In de katholieke wereld kan ik mij blindelings bewegen, in de protestantse maak ik regelmatig fouten. Als ik bijvoorbeeld spreek voor een protestantse studentenvereniging ben ik, als katholiek, nog wel eens iets ruimer in mijn uitdrukkingen dan daar wenselijk wordt gevonden. Dan zie ik een zaal soms verbleken en dan pas realiseer ik mij dat dit natuurlijk helemaal fout was. Overigens verschilt dat natuurlijk ook weer heel erg per stroming of denominatie.
Bij sommige protestanten kom ik over de vloer als bij een goede buur, waar ik soms zelfs vergeet dat ik op bezoek ben. Ik voel me er thuis.”