Kerk & religie

Chanoekia, de kandelaar van het wonder

ELBURG – Volgende maand, in december, vieren de Joden Chanoeka, het inwijdingsfeest dat herinnert aan de herinwijding van de tempel in Jeruzalem (in 165 v. Chr.). De Elburgse synagoge exposeert vanaf vandaag Joodse kandelaren, die bij Chanoeka een grote rol spelen.

Jan van ’t Hul
1 November 2012 15:28Gewijzigd op 15 November 2020 00:02
Rabbijn Menno ten Brink opende woensdag in Elburg de tentoonstelling ”Chanoekia, de lamp van het wonder”. Hij plaatste in de synagoge een chanoekia die oorspronkelijk eigendom was van de Joodse gemeente in Elburg. Foto André Dorst
Rabbijn Menno ten Brink opende woensdag in Elburg de tentoonstelling ”Chanoekia, de lamp van het wonder”. Hij plaatste in de synagoge een chanoekia die oorspronkelijk eigendom was van de Joodse gemeente in Elburg. Foto André Dorst

Over het chanoekafeest schrijft de evangelist Johannes: „En het was het feest der vernieuwing des tempels te Jeruzalem; en het was winter.” Speciaal voor Chanoeka ging Jezus naar Jeruzalem: „En Jezus wandelde in de tempel, in het voorhof van Salomo.” Een tocht van Galilea naar Jeruzalem was in de winter geen pretje, schrijft dr. G. H. Cohen Stuart in ”Joodse feesten en vasten”. „Hij had er kennelijk de ongemakken van de lange reis voor over om tijdens dat feest in en bij de tempel te zijn.”

Het chanoekafeest duurde acht dagen. Elke dag werd er een lampje ontstoken. Op de eerste dag brandde er één licht, op de achtste dag brandden er acht. De speciale kandelaars die voor Chanoeka gebruikt werden, hadden geen acht, maar negen kaarsenhouders. De kaars uit de negende houder werd gebruikt om de andere lichten aan te steken.

Bij voorkeur werd de kandelaar voor een raam geplaatst die uitziet op de straat. Cohen Stuart: „Het is de bedoeling van het feest de boodschap van Chanoeka te verspreiden: het wonder van de olie als teken dat de heidense heerschappij overwonnen is en de tempel opnieuw is ingewijd.”

De traditie van Chanoeka voert terug op een oude legende: Syrische veroveraars van Jeruzalem hadden alle tempelolie die gebruikt werd voor de grote tempelkandelaar, meegenomen. De Joden vonden nog maar een klein kruikje koosjere olie, met daarop het zegel van de hogepriester, terug. Dat kruikje bevatte precies genoeg olie om de zevenarmige tempelkandelaar (de menora) te laten branden. Maar er gebeurde een wonder. De menora brandde niet één, maar acht dagen lang. Dat was lang genoeg om een nieuwe hoeveelheid reine olie aan te maken. Daarom duurt Chanoeka acht dagen.

In Museum Sjoel te Elburg loopt sinds vandaag een wisseltentoonstelling met 42 bijzondere chanoekia’s. De tentoongestelde lampen zijn niet eerder voor het publiek te zien geweest. Ze behoren tot een particuliere collectie van het echtpaar Verhoeven-de Jonge uit Amstelveen, verzamelaars van Joodse gebruiksvoorwerpen. De expositie wordt gehouden in de nieuwe zaal die onlangs door prinses Máxima werd geopend.

De meeste geëxposeerde chanoekia’s stammen uit de achttiende en de negentiende eeuw. De Nederlandse exemplaren zijn meestal van koper. Er zijn ook chanoekia van tin en zilver afkomstig uit Duitsland, Oostenrijk, Hongarije, Polen, Rusland en zelfs een uit Marokko.

Exodus

Elk van die chanoekia’s vertelt zijn eigen verhaal, een verhaal dat ver terugvoert in de tijd, naar Exodus 25:21, waar de Heere tot Mozes sprak: „Gij zult ook een kandelaar van louter goud maken.” Over Chanoeka schrijft Flavius Josephus (”Joodse oudheden”): „Sinds die tijd vieren wij dit feest, dat we het feest der lichten noemen, waaraan we deze naam, denk ik, geven, omdat we het recht het te vieren, kregen op een moment dat we er niet op rekenden.”

Sinds mensenheugenis heeft ieder Joods huis wel een paar zilveren kandelaars en minstens één chanoekia. Al die voorwerpen blijven binnen de familie, want het is gewoonte dat de oudste zoon of de oudste dochter deze voorwerpen overneemt, koestert en vanzelfsprekend opnieuw gebruikt. Als gezinnen het zich kunnen veroorloven, heeft ieder kind zelfs zijn eigen chanoekia.

Fanatieke seculieren

De expositie in Elburg werd gisteren geopend door rabbijn Menno ten Brink uit Amstelveen. Hij refereerde onder meer aan de moeite die Joden in toenemende mate ervaren om in vrijheid hun godsdienst uit te oefenen. „Fanatieke seculieren willen uit­maken hoe wij moeten denken en wie wij mogen zijn. Denk aan de rituele slacht. Denk aan de besnijdenis, die zwaar onder druk staat. Wat denken ze wel! Alsof wij spelen met het leven van onze jongetjes. Juist het leven gaat ons boven alles.”

De chanoeka is het symbool voor de Joodse continuïteit zei de rabbijn. „Want het Jodendom stopt niet, houdt nooit op. We zijn er nog, ondanks alles wat ons in de geschiedenis is aangedaan, en we zijn nog steeds niet bang. We maken voluit deel uit van deze samenleving, alleen, we zijn Joods. Door Gods Geest blijft de band bestaan tussen het Jodendom en de samenleving om ons heen, ook al is die samenleving voor ons niet altijd even vriendelijk.”

In het kader van de expositie worden drie korte films vertoond waarop mensen vertellen hoe zij het chanoekafeest beleven, wat zij hun mooiste chanoekia vinden en welk lied zij tijdens het feest zingen.

De tentoonstelling in Museum Sjoel te Elburg (Graaf Hendriksteeg 2) loopt tot en met 20 april 2013.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer