Beurskrach 1987 bleef voor economie zonder gevolgen
Een koersval van die omvang op één dag was niet eerder voorgekomen. Op 19 oktober 1987, morgen 25 jaar geleden, kelderde de Dow-Jones met 22 procent. Het is nog steeds een recordklap. Toch bleek het achteraf slechts een dip, die voor de economie zonder gevolgen bleef.
Paniek onder beleggers, chaos op de beurzen, vrees voor economische rampspoed, verbijstering alom. Dat beeld tekende zich wereldwijd af. „We dachten dat de ellende volledig was uitgebroken”, diept Ben Steinebach, momenteel hoofd beleggingsstrategie van ABN AMRO, uit zijn herinneringen op. De voor de financiële markten gedenkwaardige herfstdag staat te boek als Zwarte Maandag.
Op vrijdag kleurden de aandelenkoersen in New York al dieprood. Gemiddeld verloren zij dik 4 procent. Twee dagen ervoor hadden ze eveneens een stevige dreun gekregen. Het gaf aanleiding tot onrust en nervositeit.
Effectenhandelaren gingen dan ook niet met een goed gevoel het weekend in. Zij beseften dat er dreiging in de lucht hing. Zij waren niet gerust op wat de nieuwe werkweek zou brengen. Maar dat het zou uitdraaien op een heuse beurskrach, daar hielden weinigen rekening mee.
Bloedbad
De markten in het Verre Oosten trappen die maandag zoals gebruikelijk af. In Tokio, Hongkong en Singapore vinden als het hier nog vroeg in de ochtend is, ingrijpende correcties plaats. Europa haakt bij die negatieve trend aan. In Amsterdam leidt een stroomstoring ertoe dat het koersenbord aan de wand in de beurszaal een poosje buiten werking is. Eigenlijk doet het er weinig toe, de neerwaartse bewegingen zijn voor de mensen op de vloer immers toch nauwelijks bij te benen.
Iedereen wacht met veel spanning op Wall Street, dat traditioneel de toon zet voor de gang van zaken ook in de rest van de wereld. De opening, om halfdrie ’s middags Nederlandse tijd, is heel zwak. Op het Damrak schieten de aandelen in een reactie daarop verder in de min. Bij het slot geeft de CBS-stemmingsindex, de toenmalige graadmeter, een duikeling aan van bijna 13 procent.
In New York pakt het allemaal nog heftiger uit. Het is eenrichtingsverkeer. Tegenover een onafgebroken stroom van verkooporders staat bijna geen vraag. Beleggers zijn massaal op zoek naar de uitgang.
Als ’s avonds de bel klinkt voor het einde van de handel, schrijft de Dow-Jones een verlies in de boeken van maar liefst 22,6 procent. Hij is op die 19e oktober gezakt van 2246 naar 1738 punten. Fondsen en particulieren hebben binnen enkele uren een fors deel van hun vermogens zien verdampen.
Niemand op de beurzen had ervaring met een dergelijke bloedbad. Natuurlijk, meteen kwam 1929 in gedachten, maar dat was heel lang geleden, tijdens een vorige generatie. In dat jaar diende zich in de Verenigde Staten Zwarte Dinsdag aan, Black Tuesday, de crash op 29 oktober. Toen bedroeg de teruggang ‘slechts’ zo’n 12 procent. De vrije val in 1987 mocht dan ook daadwerkelijk als uniek worden aangemerkt. Opgeteld over twee dagen leverde de Dow-Jonesindex overigens ook in 1929 nagenoeg een kwart in.
Overwaardering
Vanuit economisch oogpunt bestond er in oktober 1987 geen reden voor een krach. De conjunctuur floreerde, in de industrielanden hield de groei aan. Wel werd het klimaat op de financiële markten ongunstig beïnvloed door het grote handelstekort van de Verenigde Staten en de daarmee samenhangende verzwakking van de dollar. De Amerikaanse minister van Financiën, James Baker, deed uitlatingen die erop wezen dat de munt nog goedkoper zou worden en daar waren beleggers die investeerden in ’s werelds grootste economie niet blij mee.
Maar waarschijnlijk speelde een overwaardering van aandelen de voornaamste rol bij het opsteken van de storm. Steinebach werkte destijds op het economisch bureau van de Nederlandsche Middenstandsbank (NMB), de bank die later een van de fusiepartners was bij de oprichting van ING. Hij vertelt: „In de aanloop, vanaf september, begon de lange rente te stijgen en dat is nadelig voor aandelen. De prijzen van die stukken waren te sterk geklommen en dat vroeg om een correctie. Maar dat constateer ik achteraf, met de kennis van nu, zeg ik eerlijk. Wij hadden die aanpassing naar beneden niet voorspeld.”
De koersval betekende het einde van een enorme rally. De Dow-Jones noteerde in augustus 1982, bij de aanvang van de recordjacht, 777 punten. Vijf jaar erna tikte hij aan op een niveau van ongeveer 250 procent daarboven. Risicodragende beleggingen rendeerden als nooit tevoren.
Rimpeling
De beurscrash van 1929 liet diepe sporen na. Hij luidde de Grote Depressie van de jaren dertig in. Die raakte alle burgers. De wereldeconomie zakte volledig in, veel bedrijven gingen failliet, werkloosheid en armoede grepen om zich heen. In 1932 hadden de aandelenkoersen bijna 90 procent van hun waarde ingeleverd. De welvaart in de VS was gehalveerd. Met die wetenschap in het achterhoofd gaven velen op 19 oktober 1987 blijk van vrees voor de gevolgen van de malaise op de beurzen.
Steinebach: „Daarom besloten wij als economen bij de NMB onmiddellijk tot een diepgravende studie. Want ja, bereid je voor op het ergste, zeg je dan. Dat deden we dus. Uit de memoires van Alan Greenspan, die kort ervoor aantrad als voorzitter van de Amerikaanse centrale bank, weten we trouwens dat ook iemand als hij zich op dat moment heel veel zorgen maakte. Maar het herstel zette spoedig in. Toen de resultaten van ons onderzoek verschenen, in een lijvig rapport, waren de koersen ondertussen flink opgekrabbeld.”
Wall Street sloot 1987 af met een index die per saldo toch nog een lichte winst had gerealiseerd ten opzichte van het peil van twaalf maanden eerder. Vanaf januari 1988 verbleef de Dow-Jones weer de meeste tijd boven de grens van 2000 punten en in januari 1989 was hij terug op het niveau van vlak voor de krach. Dit laatste gold ook voor de ANP/CBS-index in Amsterdam.
Uiteindelijk viel de krach van 1987 aan te merken als niet meer dan een kortstondige dip, die geen averij toebracht aan de economie. De Amerikaanse president Ronald Reagan suggereerde dat op 19 oktober al te weten. Hij trachtte de gemoederen te kalmeren met de voorspelling: „Het is maar een tijdelijke correctie.”
Steinebach: „Als je nu terugkijkt en als je bedenkt wat er in latere perioden allemaal is gebeurd op de beurzen, kun je concluderen dat het slechts een rimpeling was in de vijver. Natuurlijk, bijna een kwart eraf op één dag, dat kwam hard aan, maar de koersdalingen in 2000 en in 2008 hebben beleggers veel zwaarder getroffen. Dat waren neergaande bewegingen met een veel langere adem. Bij een vergelijking moeten we over 1987 relativerend oordelen.” Hij merkt verder op: „En het financiële systeem liep toen geen gevaar. Er was, anders dan nu, geen vertrouwenscrisis tussen de banken.”
Sluipend
De grafieken en de cijfers laten zien dat we sinds het begin van deze eeuw een beurskrach beleven die er inderdaad veel steviger in hakt. Alleen, ditmaal voltrekt hij zich sluipend, uitgesmeerd over een lange termijn.
De AEX-index boekte in september 2000 een record van 701,56 punten. De hausse vloeide voort uit de euforie over de snelle opmars van de informatie- en communicatietechnologie (ict). Maar de internetbubbel knapte en de AEX zette een gestaag dalende lijn in, tot een dieptepunt van 218 punten (bijna min 70 procent) in maart 2003. Het genoemde topniveau van de graadmeter werd tot dusver niet meer geëvenaard.
In 2007 was de opleving gevorderd tot dik 560 punten. Het ontstaan van de kredietcrisis en de ondergang van zakenbank Lehman Brothers zorgden echter voor een nieuwe terugslag, met een grootste klap op één dag van 9,1 procent, op 6 oktober 2008.
Voorlopig blijven we, met een stand van rond de 330, ver verwijderd van de hoogste top aller tijden. Beleggers zullen het afgelopen decennium waarschijnlijk minder snel vergeten dan 1987.