Opinie

Staat de reformatorische zuil christenen in de weg? (III)

Staat de reformatorische zuil christenen in de weg of helpt de zuil hen om in de wereld te staan? Johan Schouls, auteur van het boek ”Up to date gereformeerd”, en Ton van der Schans gaan met elkaar in gesprek. Vandaag de laatste aflevering. Klik hier voor de eerdere twee afleveringen.



8 October 2012 21:19Gewijzigd op 14 November 2020 23:37

Dag Johan,

Je herkent jezelf niet in de kwalificatie zuilbestormer schreef je in je vorige brief. Je schrijft dat ik jou zo zie. Het woord zuilbestormer heb ik echter niet in de mond genomen. Wel constateer ik dat je principieel van mening bent dat de zuil Bijbels gezien een tekortkoming is. Ik verschil hierover met je van mening.

Dat geldt overigens niet voor een zelfverzekerde refomentaliteit. Ik ben het met je eens dat een gesloten refocultuur belemmerend, zo niet blokkerend werkt. Het miskent de roeping van de christen om in de samenleving een zoutend zout te zijn.

Als er geen reformatorische zuil meer is, gaan we daarmee niet vanzelfsprekend terug naar de Bijbelse essentie van het leven. Al herken ik dat de zuil een gemakkelijkheid heeft geschapen die kan verhinderen dat we zout of zaad in de wereld strooien. Ik ga echter niet mee met de gedachte alsof we door het opheffen of verdwijnen van de zuil (meer) christen worden. De zogenoemde refocultuur was er namelijk al voor de refozuil. Veel reformatorische gemeenten kenmerken zich vanouds door een naar binnen gericht zijn en een concentratie op regels en uiterlijkheden van minder gewicht.

Jouw pleidooi voor een meer Bijbelse invulling van het gemeenteleven is een voltreffer. Daarom ga ik op dit onderwerp graag verder in. Je voortdurend teruggrijpen op de Schrift met betrekking tot de roeping van de gemeente in Bijbelse zin leidt tot conclusies die botsen met de praktijk in bevindelijk gereformeerde kring. Het is Bijbels om onderscheid te maken tussen wat de gezonde leer is en wat leringen van mensen zijn. De leus: „We zijn gereformeerd om gereformeerd te worden”, doet het goed. Maar is dit ook de kerkelijke praktijk? Stuiten we niet op kerkelijke structuren die de verwezenlijking van dit ideaal in de weg staan?

Je bepleit open discussies in de gemeenten over bijvoorbeeld kleding, de HSV, Heart Cry en begrijpelijke taal in de preek. Hoe ga je dit doen als kerkelijke vergaderingen deze onderwerpen onbespreekbaar maken door ze te veroordelen? Moet je bevindelijke kerken die elke afwijking van het kerkelijke spoor bestrijden, niet vragen of dat spoor zelf wel een Bijbels fundament heeft?

Onder anderen professor Graafland heeft tijdens zijn leven indringend geschreven over de traditie met een kleine t (bijzaken die tijds- of cultureel bepaald zijn) en de traditie met een grote T (de Bijbel). Hoe ga je om met opvattingen in reformatorische kerken waar de kleine t gezien wordt als de grote T? Kom je dan uiteindelijk toch uit bij theologische vragen? Zoals de verhouding tussen traditie en Schrift?

Ik verbeeld me niet dat ik de Bijbel kan lezen en verstaan zonder de traditie. Voor mij is dat de gereformeerde. Maar het Evangelie landt en ontwikkelt zich altijd in een bepaalde cultuur. Zendingsmensen weten dat veel beter dan ik. Er loopt geen rechtstreekse lijn van Willibrord naar de bevindelijk gereformeerde gemeenten en vanuit deze gemeenten loop er ook geen rechtstreekse lijn naar Afrika.

De Vroege Kerk is wat de vorm betreft –ik schreef dit eerder– niet normatief voor mij. Ik zou niet weten hoe onze gemeenten aanstaande zondag (en de andere dagen van de week!) samen moeten komen in onze huizen. De gemeenteleden hoeven wat mij betreft ook niet te gaan staan en te applaudisseren tijdens de dienst zoals bij Augustinus. Zo kan ik wel doorgaan. Kortom, laat een kerk in dit opzicht niet statisch, maar dynamisch zijn.

Feit is dat we niet over ons verleden, de traditie heen kunnen springen. We kunnen de geschiedenis niet overslaan. Er is een historische ontwikkeling. Je zou dat de last of het geluk van het verleden kunnen noemen. De vraag is wel of we niet de moed moeten hebben om, wanneer blijkt dat onze traditie ontoereikend is of verstarrend werkt, terug te grijpen naar de Schrift. Dat geldt ook voor pluriforme kerken waar items zoals de vrouw in het ambt en het zingen van liederen in het geding zijn. De traditie kan niet het laatste woord hebben.

Godsverduistering is er niet alleen in de wereld. Ook in bevindelijke kerken is Godsverduistering: het niet ervaren of bevinden van God. Dan is alles plat en leeg. Ligt in de erkenning en beleving daarvan niet de nood en tegelijkertijd de redding? Alleen wanneer we Gods verborgen omgang vinden, is er leven. Leven dat God gaat loven. Om elkaar mee te trekken tot Christus en elkaar te vormen tot maatschappelijke verantwoordelijkheid in én buiten de identiteitsorganisaties. Dan kunnen we toch ook niet toe met één of twee keer per week naar de kerk gaan?

Met hartelijke groeten,

Ton

De auteur is docent aan Driestar Hogeschool en voorzitter van de Vereniging van docenten in geschiedenis en staatsinrichting in Nederland (VNG).


Beste Ton,

Zonder zuil niet automatisch een christelijke leven. Helemaal mee eens! Wat er van de zuil en de organisaties ook overblijft, één ding is duidelijk: we moeten de tijd en de gelegenheden gebruiken om ons te bezinnen op onze plek in de cultuur van vandaag. Je hebt je twijfels bij de flexibiliteit van kerkelijke structuren. Dan maar de moed laten zakken? Niet doen, denk aan het Bijbelse beeld van het mosterdzaadje of het zuurdesem.

Enkele maanden geleden mocht ik op de Pieter Zandt een cursus leiden voor twintig ambtsdragers uit vijf verschillende kerkverbanden over de omgang met jongeren. Ik ben onder de indruk geraakt van de openhartigheid en kwetsbare houding van deze broeders. In de classis Kampen is een mediacommissie ingesteld die voornamelijk bestaat uit jonge leden. Wat een openheid en betrokkenheid! Jongeren van vandaag hebben kwaliteiten voor het functioneren in onze cultuur, zoals ouderen die vaak niet hebben. Kerkenraden en leidinggevenden, maak er gebruik van en geef vertrouwen!

Het is ook nodig dat we erkennen dat er verschillen zijn binnen het kader van Schrift en belijdenis. We hebben in reformatorisch kring een kans gemist bij de invoering van de HSV. We hadden kunnen laten zien dat we van mening kunnen verschillen en dit respectvol kunnen bespreken. Ik heb gemerkt dat jongeren daar goed toe in staat zijn. Beschamend voor de ouderen! Hopelijk hebben we onze les geleerd als we mogelijk overgaan tot een andere psalmberijming of er een taalkundige herziening komt van de belijdenisgeschriften en kerkelijke formulieren.

Binnen de huidige kerkelijke structuren is heel veel mogelijk. Kerken moeten investeren in de toerusting van jongeren en ouderen. Een paar speerpunten wil ik noemen: zorg qua woordgebruik en inhoud voor een vertaalslag in prediking en catechese naar de praktijk van alledag. De Bijbelse geloofsleer is niet bedoeld als abstracte theorie, maar relevant voor alle tijden, dus ook voor vandaag. Laten predikanten die de volle raad Gods willen verkondigen (Hand. 20:27) bij de apostel Paulus in de leer gaan. Als zij, naast de geloofsleer, thema’s over de dagelijkse praktijk bepreken, zal niet alleen de betrokkenheid van de gemeente toenemen, maar zullen ook de gemeenteleden beter toegerust worden. Huwelijk en gezin, arbeidsverhoudingen, omgang met tijd en geld, omgang met middelmatige zaken, christelijke vrijheid, herbergzaamheid et cetera, ze hebben alles te maken met de omgang met God. We hebben geen tijdloze ziel los van het lichaam en de praktijk van alledag.

Als ambtsdragers, ouders en andere leidinggevenden werkelijk in gesprek gaan met jongeren, zullen ze merken dat jongeren op zoek zijn naar een duidelijke identiteit met echte inhoud, de christelijke deugden en waarden en daaruit vloeiende daden. We hoeven niet te vechten tegen de typische refo-uiterlijkheden en -vormen, alsof het verdwijnen daarvan tot echt christelijke leven leidt. We kunnen de traditie (kleine t) gewoon waarderen en meteen relativeren.

De bovenstem in Genemuiden is voorgedragen voor de werelderfgoedlijst van de Unesco (misschien ook een idee voor de refokleding) maar het wordt geen Traditie. Het is immers slechts een historische vorm, waarover we over twintig jaar misschien glimlachen.

Wezenlijk naar buiten toe is het herkenningsteken dat Christus Zelf noemt: onderlinge liefde (Joh. 13:35). En dat niet zoetsappig bedoeld! Als er ook werkelijk bevindelijk besef van eigen zondigheid is, zullen we naast onze jongeren staan en betrokkenheid tonen, ook als ze de kroeg bezoeken of de media verkeerd gebruiken. Laat jongeren meedenken en de consequenties van keuzen inzien.

Als we jongeren praktisch toerusten in de geloofsleer en hen leren onderscheiden, hoeven we hen ook niet geforceerd weg te houden van jongerenavonden of studentenverenigingen die niet helemaal koosjer zijn in reformatorische ogen. En wat de onbekeerden betreft, zullen we ook pastoraal omgaan met degenen die niet kúnnen geloven en die tegen eigen onbekeerlijkheid aanlopen. Hoewel we gedrongen kunnen zijn door de liefde van Christus ervaren we toch de afhankelijkheid van Gods Geest.

De kerk is van Christus. Hij houdt haar in stand door de geschiedenis heen. Verleiding, dwaling en vervolging is van alle tijden, vormendienst ook. De naam ”gemeente van Jezus Christus” past slechts bij ons als we Hem volgen in de weg van Zijn Woord, als we onze zaligheid slechts zoeken bij Hem en als we Zijn stem laten klinken binnen en buiten de kerk.

Ton, bedankt voor je kritisch meedenken. Je was de eerste, maar hopelijk niet de laatste. Gods zegen toegewenst!

Johan

De auteur is docent godsdienst en maatschappijleer aan scholengemeenschap Pieter Zandt in Kampen.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer