Staat de reformatorische zuil christenen in de weg? (II)
Staat de reformatorische zuil christenen in de weg of helpt de zuil hen om in de wereld te staan? Johan Schouls, auteur van het boek ”Up to date gereformeerd”, en Ton van der Schans gaan met elkaar in gesprek. Vandaag aflevering 2. Klik hier voor de eerste aflevering.
Dag Johan,
We weten ons beide verantwoordelijk voor onze opdracht in de samenleving. Het gaat daarbij niet zozeer om de zuil, maar veel meer om de kerk, de christelijke gemeente. Dat is jouw stellingname in je boek en je eerste brief. Ik benadruk dat de zuil een middel en een historische gestalte is. De christelijke gemeente is van onvergelijkbare orde. Deze is namelijk niet van mensen, maar van Jezus Christus. Niet op sociologisch of historisch vlak vallen de uiteindelijke beslissingen, maar op geestelijk gebied.
Ik vind jouw terechte kritiek op de veruitwendiging van het christelijk leven en je pleidooi voor een Bijbelse levenspraktijk toch nog niet scherp en duidelijk genoeg geadresseerd. Op bladzijde 131 van je boek schrijf je: „We zullen soms ook andere keuzen moeten maken dan die de refo-cultuur ons voorschrijft, omdat God dit van ons vraagt vanuit Zijn Woord.” Waarom kruip je achter de refozuil weg, terwijl je de cultuur van de kerkelijke gemeenten van de reformatorischen bedoelt?
Je zegt heel mooie dingen over de christelijke gemeente volgens Bijbelse normen. Deze gemeente conflicteert echter fors met het gesloten kerktype dat dominant is bij de bevindelijken. Zou je dit niet beter kunnen aanklagen dan de refozuil?
We zijn in de verste verte geen gemeente in de zin van het Nieuwe Testament. We zijn een kerkelijke groep met heel veel regels en gewoonten die we erg belangrijk vinden. De visie op de gemeente van de reformatorische gemeenschap staat wel erg ver bij die van Paulus vandaan. Die schrijft over en voor de gemeente van gelovigen. De grootste groep in de meeste gemeenten van de rechterflank van de gereformeerde gezindte bestaat echter uit onbekeerde mensen met daaromheen een kleine kern ”Gods volk”. Vinden reformatorische kerken identiteit daarom belangrijker dan Schriftuurlijkheid? Bij Paulus was het andersom. Hij schrijft meer over de broederschap en de vreemdelingen, de gevangenen, geldgierigheid, vrijmoedig belijden, smaadheid om Christus wil, offeranden des lofs, vasten en bidden, dan over de kleding en andere uiterlijke vormen.
Ik denk dat je spa nog dieper in de kerkelijke grond moet, Johan. Als we nog langer in feitelijke zin een derde weg van eerlijk onbekeerd zijn praktiseren, zijn we on-Bijbels bezig.
Je hele boek en je brief geven er blijk van dat je het tegenovergestelde wilt. Wat mij betreft zeg je dit nog veel duidelijker als je het hebt over de eigen kring. Hoe moet je onbekeerden tot heiliging oproepen? Een dode boom brengt geen vruchten voort. Niet gelijkvormig aan deze wereld worden kan echt alleen door innerlijke verandering en vernieuwing van gezindheid. Heiliging kan alleen opkomen uit het geloof en niet gebaseerd zijn op onbekeerd zijn. Bijbelse heiliging is wezenlijk anders dan zeggen: „zo zijn onze manieren” of „zo zijn onze regels.” Heel druk hiermee bezig zijn, dat is toch geen kerk-zijn in Bijbelse zin?
Het is me ook niet helemaal duidelijk of je je eigen kerkelijke gemeente van Kampen aanstaande zondag consequent als de gemeente van Jezus Christus wilt aanspreken. Ik verwacht dat wel als ik je boek lees. Toch weet ik niet helemaal zeker of je je visie op de gemeente, het Verbond, de prediking echt wilt herijken.
Nog even terug naar de vorm van de nieuwtestamentische gemeente. Daarmee besloot ik mijn eerste brief. We kunnen en hoeven nog niet terug naar de vorm van de gemeente uit het Nieuwe Testament. De gemeente van Rome vormde een groepje huisgemeenten van alles bij elkaar ongeveer honderd mensen. Verspreid over een stad met 1 miljoen inwoners. Deze honderd christenen leefden zoals in Romeinen 12 beschreven is. Dat is niet de situatie van kerkelijke gemeenten in Barneveld en veel andere plaatsen.
Misschien moet je je eerlijk de vraag stellen of bijvoorbeeld een gemeente als Hoop voor Noord in Amsterdam meer het beeld van de gemeente van het Nieuwe Testament weerspiegelt dan onze eigen kerkelijke gemeenten. Als de reformatorische kerken zich bekeren en de dingen zoeken die boven zijn worden we echt voorbeeldig.
Naar inmiddels oud gereformeerd gebruik eindig ik met een toepassing. Zullen we op onze eerste kerkelijke vergadering besluiten ons kerkgebouw elke dag open te stellen voor gebed en toerusting? En zullen we elke week met de gemeente een bidstond houden? En ondertussen behalve onze refo-organisaties ook minstens één algemene organisatie voor bestuurlijk of vrijwilligerswerk dienen?
Hartelijke groet,
Ton
De auteur is docent aan Driestar Hogeschool en voorzitter van de Vereniging van docenten in geschiedenis en staatsinrichting in Nederland (VNG).
Beste Ton,
Je haalt in deze brief wel heel veel overhoop om in één brief te antwoorden. Je doet je best om mij als een zuilbestormer te blijven neerzetten. Ik herken me daar beslist niet in. De lezer oordele zelf. Ik probeer vooral cultuur en gedrag te spiegelen aan het Woord van God. De zuil aanklagen doe ik niet, de kerk ook niet. Ik wil een eerlijk zelfonderzoek, waarbij ik ook mijzelf betrek. Het verbaast me echt dat je deze trek niet ontdekt hebt. Heb je ook niet ontdekt dat het grootste deel van het boek een reflectie is op het kerkelijk leven, waarin de refocultuur ook dominant is?
En nu de vraag of ik de kerkelijke gemeente in Kampen wil aanspreken als gemeente van Jezus Christus. Je weet precies hoe het werkt. Als ik ja zeg, diskwalificeer ik mezelf meteen in refokring: „Alsof we allemaal gelovigen zijn…” Zo eenvoudig werkt het vaak onder ons. Toch is mijn antwoord ja. Ik vraag ieder de volgende gedachten te overwegen en als ik dwaal mij eerlijk op grond van Schrift en belijdenis te corrigeren.
Kerk betekent letterlijk: wat van de Heere is. Christus is de Koning. Alles is in Zijn gemeente gericht op de verheerlijking van Hem, de enige Zaligmaker, verzoening op grond van Zijn offer, de reiniging door Zijn Geest. Daarom wordt op apostolische wijze in de zegengroet de genade en vrede van God de Vader en de Heere Jezus Christus uitgesproken over het geheel van gemeente. Ieder wordt geroepen tot Zijn gemeenschap.
Prediking, catechese, opzicht, pastoraat, tucht en onderlinge omgang zijn gericht op de heerlijkheid van Zijn genade. ”Eerlijk onbekeerd” zijn, nette rechtzinnigheid zonder een boetvaardig en gelovig hart, heeft geen enkel Bijbels bestaansrecht. In de gemeente gaat het onder meer om het volgende: de strengheid van Gods oordeel over de zonde, de grootheid van Gods liefde in Christus, de belofte van vergeving, het bevel tot geloof en bekering, de nodiging tot het heil, de onderscheiding van echt en schijngeloof, de oproep tot heiliging en de waarschuwing tegen de zonde en wereldgelijkvormigheid. Ook wordt de gemeente toegerust om het Evangelie uit te dragen. Zo wordt in alle Bijbelse variatie in de gemeente van Christus ‘gewerkt’; het is de werkplaats van de Geest.
De Hebreeënbrief schrijft over de gemeente als „Huis van Christus” (3:6). In deze vroegchristelijke gemeente zien we de ernstige situatie dat er leden zijn die zich in ongeloof verharden, de werkelijkheid van het onbekeerd zijn. De gemeente wordt opgeroepen hen te vermanen „dat niet te eniger tijd in u zij een boos ongelovig hart, om af te wijken van de levende God” (Hebr. 3:12).
Spreken over ”gemeente van Jezus Christus” biedt geen enkele ruimte voor verondersteld geloof of vlak automatisme, maar ook niet van een vanzelfsprekend onbekeerd zijn. Matthew Henry zegt: „Alle christenen zijn in zoverre geheiligden in Christus Jezus, dat zij door de doop Hem opgedragen en gewijd zijn. Wanneer ze niet werkelijk heilig zijn, is dat hun eigen fout en schuld” (bij 1 Kor. 1:2).
Moeten ook onbekeerden opgeroepen worden tot heiliging? Jij suggereert dat het niet zo is, omdat een dode boom geen vruchten kan voortbrengen. Je stapt theologisch in dezelfde valkuil als degenen die zeggen dat je de genade alleen mag aanbieden aan overtuigde zondaren. Je neemt je vertrekpunt in de subjectieve situatie van de gemeenteleden en niet in openbaring van het verbond.
De hele gemeente wordt geroepen tot heiligheid, ieder wordt ertoe opgeroepen vrucht voort te brengen. Het is een Goddelijke eis in overeenstemming met Zijn heilige wet. Maar nooit zonder de belofte van het Evangelie waarin God de hulpeloze voorthelpt en geneest. De eis tot heiligheid heeft onder Gods zegen de uitwerking van: boetvaardigheid wegens eigen onheiligheid, uitdrijven naar het reinigend bloed van Christus, verlangen naar vernieuwing (HC zondag 44). Bekering voor het eerst of opnieuw.
De gemeente van het Nieuwe Testament heeft in ieder geval drie duidelijke principes: de leer der apostelen, de gemeenschap (met de breking des broods) en de gebeden (Hand. 2:42). We moeten terug naar het apostolisch getuigenis, dat is funderend voor de gemeente. De historische context is divers en de vormgeving kan per gemeente verschillen. Maar iedere gemeente heeft zich te richten naar de Bijbelse norm.
”Semper reformanda”, voortdurende reformatie, is nodig. Altijd weer terug naar de bron en de basis: Gods Woord. Dat is nodig in Kampen, Barneveld en Amsterdam, ieder in zijn eigen maatschappelijke context. Vanuit de Bijbelse principes kunnen we elkaar aanspreken en van elkaar te leren.
Met vriendelijke groet,
Johan
De auteur is docent godsdienst en maatschappijleer aan scholengemeenschap Pieter Zandt in Kampen.