Kinderboekenauteur Arend van Dam: Ik vind verhalen over de hele wereld
Als je aan Arend van Dam vraagt wat de mooiste plek van Nederland is, zegt hij: Harlingen. Hij kwam voor zijn boeken op plaatsen over de hele wereld, maar het uitzicht vanuit zijn schrijfkamer over de Friese haven wint met glans.
Stel dat kinderboekenschrijver Arend van Dam (59) ooit een boek zou schrijven over zichzelf en zijn collega’s, dan zou het hoofdstuk over hem zomaar kunnen starten met de alinea hierboven. En die zin zou dan in de andere verhalen terugkomen, want die herhaling is inmiddels zo’n beetje het handelsmerk van de informatieve voorleesbundels geworden die Van Dam samen met illustrator Alex de Wolf maakt. „De best denkbare illustrator van het land”, vindt Van Dam.
De boeken die gaan over de geschiedenis van en de gewoontes in allerlei landen van de wereld zijn populair. Hun herkenbare uitvoering –vijftig korte verhalen, vierkant formaat en kleurrijke platen– slaat aan. Van bestseller ”Lang geleden” zijn inmiddels 110.000 exemplaren verkocht. En de auteur haalde met het boek een Zilveren Griffel binnen. Toen viel er een last van zijn schouders, zegt Van Dam. „Een onafhankelijke instantie bevestigde: Arend, je doet het goed. Dan voel je je gesteund.”
Van Dams oeuvre past prachtig bij het thema van de Kinderboekenweek dit jaar: ”Hallo Wereld!” De komende weken doorkruist hij heel Nederland voor schoolbezoeken. Met zijn geheime koffertje vol spullen uit allerlei landen: een kiwiknuffel uit Nieuw-Zeeland, een stukje van de Berlijnse Muur, een replica van het oudste fluitje van de wereld dat in Slovenië werd gevonden.
Op vrije –antroposofisch ingestelde– scholen komt Van Dam niet zo makkelijk, vertelt hij. „Daar vinden ze kinderen te jong om al met de harde werkelijkheid te confronteren.” En ja, geschiedenis is keihard, weet de schrijver. „M’n neefje van tien las ”Lang geleden” en zei: Ze gaan wel allemaal dood. Toen dacht ik: Je hebt gelijk. Ik kan niet alle scherpe kantjes weghalen, maar na dit boek heb ik iets meer opgelet.”
Eens, lang geleden, was hij in een kleuterklas waar de juf een Bijbelverhaal vertelde, over Jericho. Tot zijn verbazing luisterden de kinderen ademloos. Hebben ze het echt begrepen, vroeg hij zich af. „En ja hoor, ze wisten het. Zeven keer om de stad lopen en de muren storten in. We onderschatten kinderen vreselijk.”
Van de Hulst
Van Dam komt uit een gereformeerd nest –gelooft nu niet meer in „een Iemand” en vindt dat eigenlijk „niet belangrijk genoeg voor een interview”– en groeide op met de boeken van W. G. van de Hulst. Ooit schreef zijn moeder een brief aan Van de Hulst, herinnert hij zich. „Ze kreeg een heel uitgebreid antwoord: Beste mevrouw Van Dam, dank voor uw brief… En Van de Hulst stuurde een boekje mee. Ik heb zelfs het pakpapier nu nog, geloof ik. Dat een schrijver een mens van vlees en bloed blijkt te zijn maakte indruk op me. Ik denk dat die ervaring eraan bijdroeg dat ik schrijver werd. Misschien ben ik ook wel beïnvloed door Van de Hulst: korte verhaaltjes en veel dialoog. Een boek schrijven kost me veel meer moeite dan een verhalenbundel.”
„Ik ben vooral een herverteller”, zegt Van Dam, die ooit in de verslaafdenzorg werkte maar nu fulltime schrijft. „Verhalen zijn een veel krachtiger medium dan films of dan de televisie. Ik ben educatief en heb een drang om te vertellen. Ik maak eindeloos lijstjes: Hoe ruikt het in een land? Wat eten ze? Ik vind verhalen over de hele wereld.”
Ossenbloedrode trap
Van Dam vertelt niet alleen graag, hij laat ook graag dingen zien. Hij zit amper een minuut aan zijn schrijftafel op de benedenverdieping van het historische pand dat hij samen met zijn vrouw huurt, of hij springt weer op. Om een boek uit de ingebouwde kast te pakken („eigenlijk is dit een bedstee”). Of, even later, om naar de vitrinekast in de hal te lopen, waar een groot deel van zijn oeuvre staat uitgestald. En aan het eind van het interview gaat hij voor naar zijn woonkamer boven. Via de ossenbloedrode trap, om het uitzicht te laten zien, want „dat moet je gezien hebben.”
De haven ligt er ietwat druilerig bij, de regen hangt zwaar in de lucht. „Links ligt Vlieland”, wijst Van Dam. „Rechts Terschelling. Als het helder is, kun je ze zien liggen. Harlingen doet me denken aan mijn geboorteplaats Maassluis, ook een havenstadje. Mensen zijn er open, door de zeevaart gewend aan andere culturen.”
Van Dam reist veel en omdat hij een paar keer per jaar wordt uitgenodigd door een internationale school praat hij veel met kinderen in andere landen. Kinderen die dan weer een plekje krijgen in een van zijn boeken. Zoals het meisje dat hij pas op Schiphol tegenkwam –hij haalt meteen een foto tevoorschijn– en dat met het vliegtuig moest reizen om van haar vader bij haar moeder te komen. Zij komt in zijn nog te verschijnen boek met vijftig verhalen over de rechten van het kind, dat in samenwerking met Unicef tot stand is gekomen. Want elk kind heeft recht op omgang met zijn beide ouders, staat in het Verdrag inzake de rechten van het kind.
Romantiseren
Zijn nieuwste boek in de deze serie, ”Voorbij de horizon”, gaat over Europa. In het verhaal over Engeland staan de Beatles centraal. Dat zou een persoonlijke keus kunnen zijn, maar volgens Van Dam zit er wel degelijk een systeem achter. „Van tevoren bedenk ik welke thema’s ik in een boek wil hebben. In het boek over Europa moest bijvoorbeeld iets over muziek komen. Er moest een feest in. Een kasteel. Ik schrijf al die onderwerpen op een papiertje en die ga ik dan op de kaart van Europa leggen. Soms is het makkelijk: Frankrijk heeft de meeste kastelen, dus dan is de keus snel gemaakt. Soms is het ook heel clichématig: bij Hongarije gaat het onder meer over goulash.”
In elk verhaal vertelt een kind wat hij of zij het bijzonderst vindt aan zijn of haar land. Toen Van Dam in Kroatië de vraag stelde aan een jongen, vertelde die over de sport picigin, waarbij je een bal zo lang mogelijk hoog moet houden met je handen.
„Tja, wat doe je dan”, zegt Van Dam. „Niemand kent het. Maar daarom is het juist ook wel leuk om erover te schrijven. Ik zoek dus naar een mix van bekende en onbekende dingen.”
Daarbij is er gevaar voor romantiseren, beseft Van Dam. „Kijk, als je Geert Maks ”In Europa” leest, zie je een aaneenschakeling van oorlogshandelingen. Ik schrijf ook over de Muur, en bij Bosnië stip ik de oorlog even aan. Maar bij Mak denk ik: Is dit werkelijk wat ons bindt? Dat is zijn Europa, dit is mijn Europa. Misschien ben ik ook wel romanticus, een optimist.”