Jongbloeddirecteur Van Woerden: zaaien en dan rustig slapen
Zijn vader kon alleen zijn hoofd bewegen. Meer dan dertig jaar lag hij op bed. Toch was er niemand die Jongbloeddirecteur Hugo van Woerden sterker stempelde. Door zijn geloofsvertrouwen, blijmoedigheid en bescheidenheid. „Ik verloor door zijn sterven niet alleen mijn vader, maar ook mijn boezemvriend.”
In de werkkamer van de directeur van Jongbloed ligt een stuk houtsnijwerk. Hugo van Woerden kreeg het van een Schotse christen. Gratis, maar de waarde ervan is voor hem niet in geld uit te drukken. „Mijn oom Jan was zendeling in Rhodesië. Toen zijn kinderen aan een universitaire opleiding toe waren, vestigde hij zich in Schotland. Hij werd daar voorganger van een kleine gemeente. Bij een zendeling staat weinig op de bankrekening, dus ik ben hem wezen helpen met het opknappen van het vissershuisje dat hij had betrokken.
Op een avond nam hij me mee naar een man uit de gemeente. Die had een eikenhouten tafel waarin hij allerlei taferelen had gebeiteld. Rechts onderaan de aankomst van Christen bij het kruis. De liefde van die man voor de Verlosser was bijna tastbaar. In het gesprek vertelde mijn oom wat over mijn vader. Op een gegeven moment liep de Schot weg, even later kwam hij terug met een handzaag. Zonder iets te zeggen, zaagde hij een hoek uit de tafel. „Dit moet je aan je vader geven”, zei hij tegen me.”
U was de oudste thuis?
„Nee, de jongste. Mijn moeder was zwanger van me toen mijn vader polio kreeg. Anderhalf jaar heeft hij in het academisch ziekenhuis van Groningen gelegen, waarvan een jaar in een ijzeren long. De PTT heeft voor de doopdienst een eenmalige verbinding aangelegd tussen de gereformeerde gemeente van Akkrum en het academisch ziekenhuis, zodat hij die dienst kon meemaken. Het heeft tot december geduurd eer hij mij voor het eerst in het echt zag. Knuffelen was niet mogelijk. Volledig verlamd lag hij in die stalen cilinder.”
Wat kon hij nog?
„Zijn hoofd een beetje bewegen. Toen hij thuiskwam, kon hij ook weer zelfstandig ademen, al was zijn longcapaciteit zeer beperkt.”
Heeft het leven met deze vader u gestempeld?
„Absoluut, al ga je dat pas later beseffen. Als jochie van een jaar of vijf liep ik door het dorp. Een volwassene die ik tegenkwam, vroeg: „Hoe is het me je vader?” Nou, prima. Ik was apetrots op hem. Zegt die man: „Misschien was het maar beter geweest als hij er niet meer was.” Zulke uitspraken laten zien dat mensen niet begrijpen wat voor een geweldige betekenis een zwaar gehandicapte man kan hebben voor zijn vrouw en kinderen.”
Waar had uw vader zijn uitstraling aan te danken?
„Aan zijn blijmoedige geloofsleven. Hij heeft bijna 33 jaar verlamd op bed gelegen. In al die jaren heb ik hem nooit één klacht horen uiten, terwijl hij veel pijn had en voor alles afhankelijk was van zijn omgeving. Opvallend was zijn positieve instelling, in alles. Kromme uitspraken in een preek zou hij niet recht praten, maar ook niet bekritiseren. In plaats daarvan haalde hij het positieve naar voren. Al was het maar de zegenbede aan het eind van de dienst.”
Die houding hebt u van hem geërfd?
„Dat moet je aan m’n omgeving vragen, maar ik vermoed van wel.”
Waarom was u als kind apetrots op hem?
„Hij was mijn vader. In alles. Vanaf zijn bed leerde hij me ook praktische dingen. Hoe zaag je een balk haaks af. Als mijn moeder niet thuis was, zei hij soms: „Joh, doe het even binnen. Dat verse hout ruikt zo lekker.” Ook in mijn denken heeft hij me gevormd en geschaafd. Hij las veel en maakte voor mij een selectie. „Dit moet je echt eens lezen.” Dat werkt aanstekelijk.”
Hoe deed hij dat, lezen?
„Boven zijn hoofd hadden we een systeem gemaakt waarin je een boek konden plaatsen. Ook voor het omslaan van de bladzijden heb ik wat bedacht. Aan een lang stuk touw knoopte ik om de 40 centimeter een paperclip. Als vader een nieuw boek ging lezen, bevestigde ik aan elke tweede pagina een paperclip. Een elektromotortje, dat hij met een schakelaar naast zijn hoofd kon bedienen, rolde het touw op. Als de pagina was omgeslagen, schoot de paperclip vanzelf los.”
Was het niet lastig om als enige zoon zo vroeg verantwoordelijkheden te dragen?
„Toen ik nog op de basisschool zat, schilderde ik in de zomervakantie soms het hele huis. De tuin vroeg het hele jaar door aandacht. Ik was ook intensief betrokken bij de verzorging van mijn vader. Als puber baalde ik er wel eens van, maar de keerzijde is dat ik er veel door heb geleerd. Elektriciteit aanleggen, gasleidingen vernieuwen, groepskasten bouwen, verzin het en ik deed het.”
Wat hebt u in geestelijk opzicht van uw vader geleerd?
„Dat je al je afwegingen voor Gods aangezicht moet maken. Liever zorg met God dan voorspoed zonder God. Hij was zich altijd bewust van het doel waarvoor we zijn geschapen. Enerzijds voelde hij zich sterk verbonden aan zijn gezin, anderzijds verlangde hij naar de hemel. Om zonder zonde voor God te kunnen leven.”
Hoe hebt u zijn overlijden beleefd?
„Het was de eerste keer dat mijn kinderen me zagen huilen. Nog nooit was ik zo verdrietig geweest. Ik verloor niet alleen mijn vader, maar ook mijn boezemvriend. Voor mij was hij onvervangbaar. Dat heeft geduurd tot een paar dagen na de begrafenis. Toen ging ik me realiseren dat mijn verdriet iets egoïstisch had. Ik wilde hem bij me houden, maar was dat fair? Ruim 32 jaar had ik hem mogen hebben. Toen ik dat zag, ging bij mij de knop om. Wat bleef was dankbaarheid voor zo’n vader.”
Uw overgrootvader en grootvader vertaalden preken van puriteinen. Wat hebt u met oude schrijvers?
„Hun nagelaten documenten zijn nog steeds waardevol, maar we leven inmiddels wel vier eeuwen later. De stijl en de taal sluiten niet meer aan bij die van vandaag.”
Van de gereformeerde gemeente van Akkrum ging u over naar de hervormde gemeente van Aldeboarn. Waarom?
„In essentie ben ik volgens mij niet veranderd. Nog steeds ben ik er diep van overtuigd dat het in ons leven gaat om een persoonlijke relatie met God. Wel heb ik een ontwikkeling doorgemaakt in mijn kerkelijke denken. Door mijn werk ontmoet ik christenen over de hele wereld. Hun cultuur en identiteit is nooit identiek aan die van de christenen in het land dat ik net ervoor bezocht, al is de kern gelijk. Het heeft me geleerd dat er andere manieren zijn om God te volgen dan de manier waarmee ik ben opgevoed.”
Wat bracht u ertoe bij Jongbloed te solliciteren?
„Het leek me geweldig om een bijdrage te kunnen leveren aan het produceren en uitgeven van Bijbels. Daar komt bij dat ik wat met techniek heb. En het is geweldig dat je door je werk zo veel enthousiaste christenen ontmoet. In welke andere job vind je dat?”
Op welke wijze stempelt de Bijbel uw eigen leven?
„In Markus staan twee gelijkenissen over een zaaier. De tweede gaat over een man die het land bewerkt, zijn zaad in de aarde werpt en vervolgens naar huis gaat en zijn hoofd neerlegt. Dat herken ik. Ik werk hard, maar wel in het besef dat ik aan God de uitkomst mag overlaten. En de toekomst. Dat heb ik in het bijzonder ervaren toen er kanker bij me werd geconstateerd. In het begin waren de overlevingskansen onduidelijk. Je huilende kinderen kun je dan niet troosten met de opmerking dat alles wel goed komt. In die periode heb ik heel sterk ervaren hoe God wil bemoedigen door Zijn Woord. Ik was ervan overtuigd dat het ook met mijn vrouw en kinderen goed zou komen als het met mij zou aflopen. Je zit niet op kanker te wachten, maar die intieme omgang met God had ik niet willen missen.”
Jongbloed drukt Bijbels in alle mogelijke vertalingen, aan welke geeft u de voorkeur?
„Ik ben opgegroeid met de Statenvertaling. Die gebruik ik nog steeds, maar ik lees er andere vertalingen naast. Laatst heb ik thuis een keer uit de Afrikaanse vertaling van 1983 gelezen. Lees je de Bijbel in een andere taal of vertaling, dan komt de inhoud heel fris en nieuw op je af. Voor de Bijbellezing uit het Oude Testament pak ik ook wel eens de Naardense Bijbel.”
Hoe beoordeelt u de soms heftige discussies over vertalingen?
„Het belangrijkste is voor mij dat de boodschap doorklinkt in het hart van mensen. Dan maakt het me niet uit welke vertaling God daarvoor gebruikt, laat staan dat ik de waarheid aan één bepaalde vertaling koppel.”
Had u verwacht dat de Herziene Statenvertaling zo’n succes zou worden?
„Ik voorzag de nodige hobbels bij de introductie. Daardoor heeft de ontvangst me des te meer verrast. De vraag is indrukwekkend. Daar ben ik heel blij mee. Alles wat bijdraagt tot een beter begrip van het Woord, heeft mijn hart.”
Vindt u het leuk dat deze vertaling ook zakelijk een succes werd?
„Natuurlijk. Zodra de lezers van het RD giften gaan overmaken naar Jongbloed, hoef ik me daar niet druk meer over te maken. Zolang ze dat niet doen, moet ik ervoor zorgen dat we zwarte cijfers onder de streep houden. Maar mijn belangrijkste drijfveer blijft een bijdrage te leveren aan het bereiken van mensen met het Evangelie.”
Een ander opvallend succes is de door u bedachte dwarsligger, een overdwars gedrukte pocket op dundrukpapier.
„Het is van belang dat je met nieuwe concepten blijft komen. Het bedenken daarvan ligt me wel. Op een dag ben ik met een pocket in de hand na gaan denken over de essentie van een boek. De kracht van de dwarsligger is dat hij plezierig leest, niet uit zichzelf dichtklapt en probleemloos in de achterzak van je broek past. Moet je ergens even wachten, dan pak je hem er zo uit. Ik verwachtte dat het concept positief zou worden ontvangen, maar de internationale belangstelling voor dit idee heeft me wel verrast.”
De dwarsligger werd gepresenteerd op zondag.
„Dat is juist. Zo’n idee komt niet van de grond als je het alleen als Jongbloed uitvoert. Daarom hebben we een licentie gegeven aan Ambo/Anthos, een algemene uitgever. Die heeft ervoor gekozen de dwarsligger te presenteren tijdens het weekend van Manuscripta 2009, in Amsterdam. Minister Plasterk nam het eerste exemplaar in ontvangst. Ik vond het vervelend dat het op zondag gebeurde, maar je hebt daar geen invloed op.”
Wilt u bij Jongbloed uw pensioen halen?
„Ik werk hier nog steeds met veel plezier. Zolang er sprake blijft van vernieuwing, zie ik dat niet veranderen. Door de overname van Inspirit Media leer ik momenteel veel over tijdschriften. Op educatief gebied onderzoeken we de mogelijkheden van ”serious gaming”. Zo dienen er zich steeds nieuwe velden aan. En de klantenkring die we met onze Bijbels bedienen, blijft inspirerend. Ik moet er niet aan denken om leiding te geven aan een bedrijf dat koelkasten verkoopt.”
Levensloop Hugo van Woerden
Hugo van Woerden (54) groeide op in het Friese Akkrum. Na zijn hbo-opleiding bedrijfskunde in Leeuwarden werd hij bedrijfsleider bij een scheepstimmerbedrijf in Werkendam. Sinds 1990 is hij directeur van Jongbloed. Het bedrijf uit Heerenveen, dat in 2012 het 150-jarig bestaan viert, verwierf internationaal faam door de productie van Bijbels op dundrukpapier. In alle mogelijke talen en vertalingen. Inmiddels vallen er onder Jongbloed een aantal uitgeverijen (waaronder Groen) en tijdschriften (waaronder De Nieuwe Koers, de voortzetting van cv.koers). Hugo van Woerden is gehuwd en heeft drie kinderen.