Kerk & religie

Vertrek prof. Wisse uit Gereformeerde Kerken was exodus

Voordat prof. G. Wisse een grote naam wordt in bevindelijke kringen, is hij een befaamd predikant in de Gereformeerde Kerken. Onomstreden is hij in de kerk van Kuyper niet, maar in 1920 komt zijn overstap naar de Christelijke Gereformeerde Kerk toch geheel onverwachts.

dr. C. M. van Driel
25 September 2012 20:12Gewijzigd op 14 November 2020 23:23
Prof. G. Wisse. Foto RD
Prof. G. Wisse. Foto RD

Zelf presenteert ds. Wisse zijn stap als de uitkomst van een 22-jarig rijpingsproces. Terecht? In ieder geval is de predikant de incarnatie van de verontrusting binnen de rechterflank van de Gereformeerde Kerken.

Ds. Wisse (1873-1957) is er de man niet naar om in stilte te vertrekken. Als hij uit de Gereformeerde Kerken stapt, doet hij dat met slaande trom. De pers springt erbovenop. Enkele maanden lang is ds. Wisse dominant aanwezig in het kerknieuws. Zijn afscheidsdienst heeft trekken van een spektakel. „De kerk leek wel een schouwburg”, verhaalt de correspondent van het christelijke dagblad De Rotterdammer. „Zij was voor een groot deel gevuld met een vreemde, rumoerige, opgewonden en ’n bijkans vroo­lijke menigte. Er was (…) veel op sensatie belust publiek aanwezig. Dames en heeren liepen en klommen over de banken.”

Ds. Wisse geeft in zijn afscheidspreek aan dat de stap veel offers van hem vraagt. Met gevoel voor drama betoogt hij misschien spoedig zelfs droog brood te moeten eten. Waarheen zijn weg zal leiden? Hij weet het niet. Maar in de binnenkamer is hij overtuigd. De afgelopen twee weken heeft het licht van God in zijn ziel gestraald. Ook voor volgende stappen wacht hij op Zijn inspraak. Werkelijk, zo bezweert ds. Wisse, hij gaat kruipend uit de Gereformeerde Kerken en alleen wie zó kruipt, kan zijn voorbeeld volgen.

Bevindelijke stroming

Volgen? Ds. K. Schilder spreekt over ds. Wisses uittreden als een exodus. Mozes was uit Egypte getrokken mét zijn volk. De vraag is prangend: Wat gaat er gebeuren nu een van de voormannen van de bevindelijke stroming in de Gereformeerde Kerken vertrekt, en na korte tijd overgaat naar de Christelijke Gereformeerde Kerken? Christelijke gereformeerden wachten belangstellend af, de leiders van de Gereformeerde Kerken kunnen in eerste instantie nauwelijks hun vrees verbloemen, terwijl de liberalen met leedvermaak toezien hoe het machtige bolwerk van de Gereformeerde Kerken, dat de kern vormt van de Antirevolutionaire Partij, in rep en roer raakt.

Ds. Wisse trekt met zijn overstap dan ook oude, nooit geheelde wonden in de Gereformeerde Kerken open. In 1892 is het kerkverband voortgekomen uit een vereniging van de Christelijke Gereformeerde Kerk met hen die Abraham Kuyper volgden in de Doleantie, de breuk met de Nederlandse Hervormde Kerk in 1886.

Kuyper bouwt een kerk en een Vrije Universiteit, maar ook een theologisch systeem. Terwijl hij zijn theologie combineert met meditaties die getuigen van vroomheid, legt bij zijn leerlingen de geloofsbeleving het in toenemende mate af tegen het geloofssysteem. Zowel aan de linker- als aan de rechterkant van de Gereformeerde Kerken klinken er klachten over het intellectualistische klimaat. De oude generatie predikanten treedt langzamerhand uit de actieve dienst, de jongeren hebben lang niet altijd een woord voor bekommerde zielen.

Debet aan het verdwijnen daarvan is volgens critici Kuypers leer van de veronderstelde wedergeboorte, de opvatting dat verbondskinderen nieuwgeboren zijn, tenzij uit hun leven later het tegendeel mocht blijken. Veler verwijt is dat deze leer het geloofsleven zozeer veronderstelt dat gemeenteleden zelfs niet op het idee komen dat ze het in werkelijkheid missen.

Hoon

Ds. Wisse is lang genoeg predikant om de verschuivingen in de Gereformeerde Kerken bewust te kunnen signaleren. Het is deze toestand die hem zich steeds meer ontheemd laat voelen. Ds. Wisse zegt dat hij in Driebergen kan werken zoals hij wil. Voor hem is dat echter niet genoeg meer. Hij wil met zijn opvattingen in de Gereformeerde Kerken niet langer in een gedoogpositie verkeren.

Als ds. Wisse uittreedt, spreken toonaangevende gereformeerde bladen hun spijt uit dat de vooraanstaande predikant en apologeet het kerkverband de rug toekeert. Maar ds. Wisse wordt ook met hoon overladen. Collega’s nemen het hem hoogst kwalijk dat hij nooit zijn bezwaren in de kerkelijke weg kenbaar heeft gemaakt. Zij doen er ook alles aan om de gewraakte verbondsleer van de agenda af te voeren. Over het verbond, zo stelt menigeen, bestaan immers al sinds de Reformatie verschillende opvattingen. De generale synode van 1905 heeft tot aller bevrediging uitgesproken dat niet de veronderstelde wedergeboorte, maar het bevel en de belofte van God de grond zijn voor de doop. Waarom dan toch weer het oude verwijt opgerakeld?

Voor de meeste gereformeerden is de discussie over het verbond na 1905 inderdaad weggeëbd. Op een enkele geëmeriteerde outsider na, ds. A. M. Diermanse, is er geen enkele gereformeerde predikant die begrip uit voor ds. Wisses dogmatische bezwaren. Vergeleken met de overstap van ds. W. den Hengst in 1913 naar de Gereformeerde Gemeenten is dat een opvallend verschil. Zeven jaar voor ds. Wisses exodus zijn er nog verschillende predikanten die zich in de pers hardop afvragen of er misschien ook „een schijn van gegronde aanleiding” is.

Ds. Wisse beschouwt het gros van de gereformeerden als ”gemorphineerd”. Hij verwacht niet op grote schaal te worden nagevolgd. Nergens maakt er zich in zijn voetspoor een gemeente los van de Gereformeerde Kerken. Wel gaat de druppelsgewijze uittocht van bevindelijken gestaag door. Wie gedenkboeken van christelijke gereformeerde kerken en gereformeerde gemeenten erop naslaat, constateert vaak een toevloed uit de Gereformeerde Kerken die meermalen een beslissende factor in de instituering is geweest.

Mythe

Ds. Wisse mag dan wat de leer betreft in hoofdzaak gelijk hebben gehad, het was beslist niet in die mate zijn eigen gelijk als hij beweert. Heeft hij werkelijk al 22 jaar, dus zolang als hij predikant is, moeite met de geest in het kerkverband?

Sarcastisch roept een collega in herinnering dat dit 22-jarige proces tijdens zijn predikantschap in Leiden toch al een eindje gevorderd moet zijn geweest, maar dat niemand daar iets van had kunnen merken. Inderdaad zet ds. Wisse zich in 1903-1904, als hij de Heerengrachtkerk dient, krachtig in voor samensmelting met de twee andere gemeenten die in 1892 deel zijn gaan uitmaken van de Gereformeerde Kerken.

Hij gaat zo rigoureus te werk dat een aanzienlijk deel van de kerkenraad en de helft van de gemeente opstappen. Voor ds. Wisse is de leer van de veronderstelde wedergeboorte in 1904 een verschil binnen de bandbreedte van de gereformeerde belijdenis en daarom niet kerkscheidend. „De gereformeerde belijdenis blijft onveranderd en onverzwakt de éénige grondslag”, schrijft hij in zijn brochure ”De plaatselijke vereeniging der Gereformeerde Kerken” (1904).

Ds. H. W. Laman, zoon van de toenmalige scriba, rakelt in de pers op hoe door het „onzinnig drijven” van ds. Wisse de gemeente totaal is uiteengescheurd. Op een zekere zondag had ds. Wisse een stapel oudvaders mee de kansel op genomen en verkondigd dat de Heilige Geest hem duidelijk had gemaakt dat hij tot dan toe op de verkeerde weg was geweest. Het is precies hetzelfde motief als hij aanvoert voor zijn uittreding. Zoals in 1904 ds. Wisses zielenleven de doorslag geeft, zo ook in 1920, als hij uitdrukkelijk meldt in zijn ziel „nog al meer de goedkeuring des Heeren” over zijn uittreding te ervaren. Intussen is ds. Wisse de leerverschillen namelijk gaan ervaren als een legitieme grond voor kerkelijk gescheiden optrekken.

Binnenkerkelijke eenheid

Dat dit zeker nog niet sinds 1898 aan de orde is blijkt ook uit ds. Wisses catechisatieboek ”Handleiding bij de beoefening der geref. geloofswaarheden”. Daarin drukt hij zich zowel voor als na de synode van 1905 –het boek beleeft na de eerste druk uit 1902 een herziene uitgave in 1906– relativerend en verzoeningsgezind uit over de leer van de veronderstelde wedergeboorte. Over de meeste concrete omstreden punten houdt hij zich in het boekje op de vlakte, de omstreden terminologie vermijdt hij.

Ds. Wisse is ook dan al een strijdbaar man, maar anders dan bij de echte bezwaarden zit de leer van de veronderstelde wedergeboorte hem niet zo hoog dat hij zich dáárvoor in het strijdperk begeeft. Hij hecht meer waarde aan de binnenkerkelijke eenheid, en in plaats van Kuyper hard te vallen over zijn theologische afwijkingen vervangt hij hem graag bij politieke debatavonden.

Opvallend is verder dat in ds. Wisses drie ”practikale geschriften” (zoals hij ze zelf noemt) –”Doe dat totdat Hij komt” (1906; 19152), ”Uit het zieleleven” (1911; 19202) en ”Ten disch geleid” (1914; 19162)– geen woord van protest is te vinden tegen de leer van de veronderstelde wedergeboorte, hoewel de thematiek daar zeker aanleiding toe geeft.

In ds. Wisses publieke leven is niets terug te vinden van grote bezorgdheid over het geestelijk klimaat in de Gereformeerde Kerken. Zowel ds. Wisse zelf als zijn biografen hebben daarover een mythe geschapen.

Zelflegitimatie

Al spoedig na zijn uittreden trekt ds. Wisse het hele land door om de mensen beter voor te lichten dan zijn voormalige collega’s dat doen. Zijn pogingen tot verantwoording zijn vrijwel geheel polemisch-retorisch van aard. Wie hem dat ook kwalijk neemt, niet de christelijke gereformeerden. Zij beleven de overkomst van ds. Wisse als een bevestiging van het eigen gelijk in het geding met de Gereformeerde Kerken. In zijn jaaroverzicht schrijft ds. P. J. M. de Bruin dat ds. Wisse „door den Heere was uitgeleid en teruggebracht tot de kerk zijner jeugd en zijner vaderen”, ofwel de kerk van vóór 1892, die de christelijke gereformeerden hadden voortgezet. Zijn moeite met de heersende verbondsbeschouwing in de Gereformeerde Kerken is ook de hunne.

De christelijke gereformeerden roeren ds. Wisses voorbijgaan aan de kerkelijke weg niet aan. Voor ds. Wisse zelf gaat het meer om de zaak waarom hij uittreedt dan om de daad die daarvoor nodig is. Daarmee staat hij in een traditie van predikanten die de hand lichten met het ondertekeningsformulier, waarin zij beloven in de kerkelijk weg bezwaren aan de orde te stellen. Ds. Wisses uittreden is typisch in de zin dat een predikant zich hiervan zo goed als altijd ontheven voelt met een beroep op de vergeefsheid. Typisch is ds. Wisses uittreden ook in zoverre zijn overgang naar een ander kerkverband resulteert in een oprisping van kerkelijke zelflegitimatie en verslechterde verhoudingen.

Dit artikel verscheen in uitgebreide vorm in het juninummer van het Documentatieblad voor de Nederlandse Kerkgeschiedenis na 1800.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer