Koptische tekst over Jezus vrouw geeft interessante blik op apocriefe evangeliën
Het deze week gepresenteerde papyrusfragment dat rept over de vrouw van Jezus, geeft geen betrouwbare historische informatie over Jezus, aldus prof. dr. J. van Oort. Wel biedt het een interessante blik op de achtergrond van apocriefe evangeliën.
Deze week waren deskundigen uit heel de wereld op het gebied van oude Koptische teksten bijeen in Rome. Op het programma van dinsdagavond, van zeven uur tot halfacht, stond een wat mysterieuze aankondiging van een voordracht van prof. Karen King van de Amerikaanse Harvard University: ”Een nieuw Koptisch Evangeliefragment”. De neutrale aankondiging herinnert in veel aan die van Rudolf Kasser op het Koptische congres in Parijs van een aantal jaren geleden. In het geval van Kasser bleek het uiteindelijk het fameuze en nog lang niet volledig bestudeerde evangelie van Judas te zijn. Nu gaat het om de uiterst interessante en belangrijke Koptische tekst die door King is gepubliceerd onder de titel ”Het evangelie van Jezus’ vrouw” (The Gospel of Jesus’s Wife).
Waar gaat het in de nieuwe vondst ten diepste om? Ik probeer dat in een aantal alinea’s samen te vatten.
Alles lijkt erop te wijzen dat de tekst echt is: een Koptische papyrus uit (het midden van) de vierde eeuw, net als zo veel andere gnostisch-Koptische teksten, bijvoorbeeld die van Nag Hammadi en de manichese teksten van Medinet Madi en vrij recent de vondsten uit het Egyptische Kellis. De tekst staat op een klein stukje papyrus van 4 centimeter hoog en 8 centimeter breed. De centrale en best bewaarde zinnen luiden: „Jezus zei tot hen [de discipelen]: Mijn vrouw (…) Zij zal in staat zijn om mijn discipel te zijn (…) Laat de goddeloze mensen opzwellen (…) Wat mij betreft, ik woon bij haar opdat…” Aan de voorkant van de papyrus wordt gezegd: „Mijn moeder gaf mij het le[ven]”, en wordt ook de naam Maria genoemd. Op de achterkant van de papyrus wordt eveneens gesproken van „mijn moeder.”
Deze nieuwe tekst gaat, net als de genoemde (meestal) gnostische teksten uit Nag Hammadi, kennelijk terug op een veel ouder Grieks origineel. Door de vondst van Nag Hammadi in december 1945 –dertien codices (boeken) met circa vijftig geschriften– werd onze kennis van oude apocriefe evangeliën en handelingen van apostelen enorm verbreed. Sindsdien kennen we de inhoud van bijvoorbeeld het evangelie van Thomas, het evangelie van Philippus en het evangelie der Waarheid. De nieuwe tekst heeft met deze evangeliën direct verband. Daarmee is trouwens niet gezegd dat dit zogenoemde evangelie een deel is van de (naar door sommigen verondersteld wordt) nog steeds rondzwervende papyri die behoorden bij de grote vondst van december 1945.
Het veronderstelde Griekse origineel is naar alle waarschijnlijkheid aanzienlijk ouder en dateert gezien de inhoud en de vergelijking daarvan met verwante teksten zoals het evangelie van Thomas, het evangelie van Maria en vooral het evangelie van Philippus uit de tweede helft van de tweede eeuw, dus circa 150-200. Het is mogelijk dat die oorspronkelijke Griekse tekst ook in Egypte is ontstaan, maar dat kan zeer wel ook Syrië of zelfs Rome geweest zijn. Overal immers in die tijd sprak men (ook) Grieks, de lingua franca (algemene taal) van grote delen van het toenmalige Romeinse Rijk.
De stad Rome zelf zou trouwens een goede kandidaat kunnen zijn als de plaats waar deze tekst is geschreven. De valentiniaanse variant van het christendom was er in het midden van de tweede eeuw sterk. Valentinus, oorspronkelijk uit Egypte, werd circa 150 in Rome bijna de bisschop (ofwel, in latere terminologie, de paus).
Maria Magdalena
De nieuwe tekst kan wellicht het best uitgelegd worden vanuit onze kennis van de zojuist genoemde apocriefe evangeliën, vooral dat van Philippus. Algemeen wordt dit evangelie beschouwd als behorend tot de valentiniaanse school. Het spreekt van de mystiek van het bruidsvertrek („Het mysterie van het huwelijk is groot”, enzovoort) en ook over een bijzondere relatie tussen Jezus en Maria Magdalena („Hij hield meer van haar dan van de andere discipelen en kuste haar vaak op de mond”).
De nieuwe tekst is ongetwijfeld van christelijke oorsprong. Dat wil zeggen: hij stamt uit een christelijke kring waar (naar alle waarschijnlijkheid) circa 150-200 gesproken werd over het gehuwd-zijn van Jezus. Men veronderstelde kennelijk dat Jezus getrouwd was met een Maria (en mogelijk is bedoeld: Maria Magdalena). Dat zou dan allereerst het zogenoemde evangelie van Philippus in een nader perspectief zetten. Wellicht gaat het in het geschrift op naam van Philippus niet slechts om een symbolisch kussen en een geestelijke relatie.
Wat zegt deze tekst over de historische Jezus? In feite niets. Louter historisch gezien zijn en blijven onze oudste en beste bronnen de later als canoniek aanvaarde evangeliën. Markus is daarvan naar algemene opinie het oudst en dateert uit circa 70. De nieuwe tekst laat zien dat er circa 350 en wellicht al circa 150-200 gesproken werd over „een echtgenote” van Jezus die ook Zijn discipel zou zijn.
De auteur is hoogleraar vroege christendom in Nijmegen en Pretoria.