Opinie

Gezond calvinisme van groot belang voor vitaliteit samenleving

Wanneer het reformatorisch geloof aan kracht verliest en begrippen zoals vrijheid en verdraagzaamheid anders worden ingevuld, kan de staat demonische trekken krijgen. ”Gezond calvinisme” is daarom van beslissend belang voor de vitaliteit van onze samenleving.

3 September 2012 09:56Gewijzigd op 14 November 2020 22:57
Volgens de jurist Paul Scholten (1875-1946) was christelijke vrijheid de bron van onze verdraagzaamheid. Foto RD
Volgens de jurist Paul Scholten (1875-1946) was christelijke vrijheid de bron van onze verdraagzaamheid. Foto RD

Omdat ik eigenlijk historicus ben, was het mij deze zomer een grote vreugde om weer eens ongestoord te kunnen werken aan een wat langer artikel. Dat artikel gaat over de bekende jurist Paul Scholten (1875-1946). Eind dit jaar verschijnt er een bundel over hem waarin dit artikel een plaats krijgt (B. D. Hengstmengel & T. J. M. Slootweg (red.), ”Over de schaduw van het toekomende. Rechtstheologische reflecties omtrent persoon en geweten bij Paul Scholten”, uitg. Kluwer).

Scholten, bekend vanwege zijn rol in het verzet van de Hervormde Kerk en zijn betrokkenheid bij de totstandkoming van de nieuwe kerkorde, had een grote historische belangstelling en heeft enkele keren over de Nederlandse geschiedenis gesproken.

Volgens Scholten is ons land ontstaan vanuit de strijd om de christelijke vrijheid. Het christelijk geloof in zijn reformatorische variant heeft onze geschiedenis en cultuur daarom beslissend gestempeld. De christelijke vrijheid was de bron van de ware vrijheid, van onze vrijheden en verdraagzaamheid.

Wanneer het reformatorisch geloof aan kracht verloor, en begrippen zoals vrijheid en verdraagzaamheid anders werden ingevuld, kon de staat zo maar demonische trekken krijgen. Dat gebeurde niet alleen in de zestiende eeuw, toen ons land gebukt ging onder de Spaanse tirannie, maar ook in de negentiende eeuw, toen de liberalen ons land een bepaalde eenheid wilden opleggen die voor christenen weinig ruimte liet. En het gebeurde weer in de Tweede Wereldoorlog toen de Duitse bezetter onze rechten en vrijheden met voeten trad. Het zou niet moeilijk zijn vanuit deze gedachtegang van Scholten de lijn naar het heden door te trekken.

In het Nationaal Archief in Den Haag vond ik twee interessante brieven, een van Paul Scholten aan zijn beroemde tijdgenoot en vriend Johan Huizinga, de historicus, en het antwoord van Huizinga op die brief.

Grondslag

Scholten heeft in 1940 en 1941 in twee lezingen zijn visie op de reformatorische grondslag van de Nederlandse staat en geschiedenis gegeven. Huizinga publiceerde juist in 1941 zijn ‘schets’ van Nederlands beschaving in de zeventiende eeuw. Volgens Huizinga was niet het calvinisme de grondslag van onze beschaving geweest, maar het erasmiaans humanisme.

In zijn brief aan Huizinga plaatste Scholten enkele kritische kanttekeningen bij Huizinga’s boek. Waarom had Huizinga het niet over de Statenvertaling gehad of over de dichters Revius en Bredero? Als hij deze en andere feiten had verdisconteerd, had hij dan niet wat meer invloed aan het calvinisme op onze geschiedenis moeten toeschrijven dan hij had gedaan?

Huizinga’s antwoord is zeer welwillend. Hij geeft ruiterlijk toe dat hij de Statenvertaling, Revius en Bredero gewoon was vergeten en beloofde de toon van zijn boek bij een tweede druk „wezenlijk” te zullen herzien. (Beide brieven heb ik in een appendix bij mijn artikel over Scholten uitgegeven.)

Het debat tussen beide heren is nadien voortgezet. A. Th. van Deursen bijvoorbeeld, de VU-historicus die ons bijna een jaar geleden is ontvallen, heeft ook een kritische bespreking aan Huizinga’s boek over onze gouden eeuw gepubliceerd. Hij stelde vast dat Huizinga weinig oog had voor het religieuze element in de cultuur.

Van Deursen wilde de zeventiende-eeuwse cultuur geen exclusief calvinistisch stempel opdrukken, maar was wel van mening dat het calvinisme zeker zo belangrijk was geweest als het humanisme. Hij verdedigde de stelling dat „de rivaliteit tussen een levenskrachtig humanisme en een gezond calvinisme de beschaving omhoog stuwde, en dat de goede tijden voorbij waren, toen het calvinisme niet meer in staat bleek volwaardig partij te geven.”

Gemakzucht

Die ”goede tijden” lijken nu meer dan ooit voorbij. Alleen al numeriek is de traditie van het humanisme (als we die tenminste als een voorloper van het liberalisme willen beschouwen, wat misschien wel te veel eer is) dominant geworden.

Ook aan politieke macht hebben de resten van de calvinistische traditie ingeboet. Zij zijn meer dan ooit aangewezen op een welwillende, genadige interpretatie van onze rechtsstaat door moderne liberalen.

Klachten daarover zijn in calvinistische kringen niet van de lucht, om begrijpelijke redenen. Maar we zouden ook eens kunnen nadenken over de vraag hoe het met de calvinistische gezondheid staat. Hebben alle structuren niet tot een verlies van vitaliteit geleid, tot gemakzucht en tot een leegte die gemakkelijk door de materialistische tijdgeest kon worden opgevuld?

Er zijn meerdere middelen te bedenken om die vitaliteit te herstellen. Een van die middelen is kennis van onze eigen beschaving en traditie. Het is daarom een gelukkige gedachte geweest van de leiding van de Guido de Brès in Rotterdam om het gymnasium in ere te herstellen en leesgroepjes en masterclasses voor docenten, leerlingen én hun ouders te organiseren waarin het eigen verleden wordt onderzocht. Want kennis van de eigen traditie, van waar we vandaan komen, en waar de fronten liggen in het debat met het ”levenskrachtige humanisme” is een eerste voorwaarde om een gezonde rivaliteit weer te herstellen.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer