Kerk & religie

Worstelen met het geloof op Terschelling

„Ik waag het hem te vrezen”, zo worstelde Ida Gerhardt met God op Terschelling. Ze kon in het gedicht ”Onder de Brandaris” niet dichten over „duizend vrezen, vrezen des doods.” Haar worsteling is een andere dan die van veel Terschellingers. Die zijn niet zo zwaar op de hand. „Leven en laten leven, zo kun je het samenvatten”, zegt eilander Teunis Schol.

Ardjan Logmans
27 July 2012 18:03Gewijzigd op 14 November 2020 22:23
De veerboot vanuit Harlingen is voor Terschelling de enige verbinding met het vasteland. De boot legt aan in West-Terschelling. Op de achtergrond zijn de vuurtoren en de Westerkerk te zien. Foto RD
De veerboot vanuit Harlingen is voor Terschelling de enige verbinding met het vasteland. De boot legt aan in West-Terschelling. Op de achtergrond zijn de vuurtoren en de Westerkerk te zien. Foto RD

Elk Waddeneiland heeft zijn dichters. Texel Jan Wolkers, Vlieland de scheepsdokter Jan Jacob Slauerhoff. Terschelling was een vertrouwde plek voor twee christelijke dichters. In Hoorn werd Muus Jacobse geboren. Enkele van zijn gedichten zijn opgenomen in het Liedboek voor de kerken. Zijn naam staat gebeiteld in het orgelfront van de eeuwenoude Janskerk in Hoorn.

Nog bekender is Gerhardt, dichteres van de Psalmen. Regelmatig vertoefde ze op het eiland. Vanuit Hotel Oepkes in West-Terschelling schreef ze ”Onder de Brandaris”. En de predikant in het gedicht ”Preek op Terschelling” spreekt met enige bewondering over de godsdienst van de Terschellinger vissers. Hun „stroef gebed” bekoort.

Het was ook Gerhardt die op haast mystieke wijze gedachten over zee, licht en wolken in poëzie vertolkte. En zo laat het eiland zich ook zien op een klamme zomerdag in juli. De bijna vlakke zee trekt ’s morgens langzaam open. Zonlicht sijpelt door blauwgrijs wolkendek. Het windstille weer met zon en een dunne wolkensluier houdt de horizon lange tijd betrekkelijk dichtbij.

Op Terschelling, de verste rand van mensenleven in Nederland, is de tijd tijdloos. Misschien is dat het eilandgevoel: als de veerboot vertrekt zijn alle banden met het vasteland doorgesneden en blijft alleen vrijheid over. Schol, ouderling en ”boekenboer” in Formerum, begrijpt dat gevoel wel maar blijft er nuchter onder: „Inmiddels legt de veerboot tien keer per dag aan op het eiland. Zo eenzaam is Terschelling niet meer. Eilanders zelf gaan vaak de zee op om tot rust te komen.”

Burenplicht

Terschellingers dragen de kerk een warm hart toe, weet Jan Zorgdrager. Hij is met zijn vrouw ruim dertig jaar koster van de Sint-Janskerk in Hoorn, het dorpje dat het verst van de haven in West-Terschelling ligt. „De kerkelijke gemeenschap ”om oost” betekent hier echt wat”, zegt hij niet zonder trots. „We doen hier aan burenplicht. Die treedt bijvoorbeeld in werking tijdens begrafenissen. Er komt hier geen begrafenisondernemer of beheerder van het kerkhof aan te pas.”

Voor een begrafenis wordt een hele dag uitgetrokken. „Ga maar na: Het graf moet gedolven worden. Vrijwel elk dorpslid wordt kerkelijk begraven, ook al zijn de dorpelingen niet zo kerks. Dan kan het voorkomen dat ik vier keer per maand moet komen opsjouwen. Gelukkig kan ik dat regelen in goed overleg met m’n werkgever”, zegt Zorgdrager, die tevens boswachter is. „En zo maar in een rode of een gele Gaastrajas aan komen zetten, kan hier echt niet. Dan word je naar huis gestuurd. Ga maar wat anders aantrekken.”

„Deze hoek van het eiland is niet al te vrijzinnig”, zegt Zorgdrager over Hoorn. „We hebben hier geen behoefte aan een spannend verhaal. Het moet ook steekhoudend zijn. Zo sprak een predikant eens over afschaffing van de slavernij. We keken elkaar in de kerk aan, op zoek naar een gekleurd gezicht dat zou kunnen afstammen van het slavernijverleden. Niet te vinden”, lacht hij.

Ruimdenkendheid

Terschellingers zijn makkelijk in de leer. Ze weten zich verwant met de kerk, maar kerkgang maakt daar nauwelijks deel van uit. Wat is het verschil met godsdienstige vissersdorpen zoals Urk? Schol: „Hoho, Terschelling heeft nauwelijks vissers. We waren net als Vlieland een zeevaarteiland met grootschippers. Dat zorgde voor veel vermenging. Misschien speelde ook het karakter van de Terschellinger mee in de ruimdenkendheid.”

De verkoper van tweedehands boeken liet onlangs het boekje ”Ruimte voor religie op Terschelling” uitkomen. Volgens hem heeft de kerk „om oost” zich dieper in de gemeenschap genesteld dan in West-Terschelling. Misschien dat om die reden de kerken in Midsland en Hoorn een roerige geschiedenis kennen.

Eerste pinksterprediker

De vrijzinnige gemeente van Hoorn/Midsland scheurde begin twintigste eeuw in drieën: een vrijzinnige hervormde gemeente, een rechtzinnige hervormde gemeente en een evangelische gemeente, nu De Schaapskooi geheten. Alleen de eerste en de laatste bestaan nog. „Misschien werd het mensen gewoon te veel”, oppert Schol. „Je kon echt elke avond in de weer zijn voor kerk, verenigingen en school.”

De evangelische tak ontstond door de komst van ene Haitema. Die reisde vanuit de Verenigde Staten naar Terschelling omdat hij een gezicht had gekregen dat hij daar het Evangelie moest verkondigen. Volgens prof. Cees van der Laan, kenner van de evangelische beweging, was deze Haitema „mogelijk de eerste pinksterprediker in Europa.”

De 69-jarige Schol is opgegroeid in de rechtzinnige tak. „Ik ben blij dat ik een gedegen opleiding heb gehad bij de School met de Bijbel. Ik ben nu vrijzinnig maar de mensen hier vinden me heel erg gelovig. Dat ben ik ook wel, maar dan op mijn manier. De vraag waar ik veel mee zit, is: Wat is van God en wat bedenken mensen erbij? Ik kom er niet uit, al weet ik wel dat regels door mensen zijn bedacht.”

Lege kerkbanken

De bijna 80-jarige Piet Stobbe is na zijn vertrek in 1950 naar de vaste wal enkele jaren geleden weer op het eiland komen wonen, zo vertelt hij in de Westerkerk van West-Terschelling. Hij neemt de tijd om de geschiedenis van het kerkorgel van de Westerkerk op te halen. Jarenlang was hij cantor-organist van de Thomaskerk in Amsterdam, bij ds. A. G. L. van Nieuwpoort en ds. R. J. van Zwieten. Hij is tevreden met zijn predikant in de Terschellinger kerk, ds. F. H. Breukelman. „De diensten steken liturgisch goed in elkaar.”

Stobbe bespeelt ’s zondags het orgel van de kerk. Het Liedboek staat op één, gevolgd door de bundel Tussentijds en „af en toe een lied van de Ionagemeenschap.” Zelf probeert hij zo veel mogelijk diversiteit aan te brengen in de liturgie. „Als een lied moeilijk is, moet je het juist zingen. Anders wordt het nooit gemakkelijk. En dan gaat de gemeente zeker mee.”

Toch zijn er zorgen om de kerk op Terschelling. Stobbe ziet nog vijftig tot zeventig mensen in de dienst komen. Volgens boekhandelaar Schol blijven in de wintermaanden de kerkbanken zo goed als leeg: een paar gezinnen, soms maar tien of twintig mensen. Het draagvlak neemt langzaam af en de kerk vergrijst in hoog tempo. Met „Christus houdt Zijn kerk in stand” kan Schol niet veel. „Niet zonder des mensen hand”, rijmt hij er achteraan. „Dat geloof ik vast. Zonder ons gebeurt er niets. Ik hoorde eens in een preek dat Gods handen onze handen zijn. Dat is waar.”

Dit is het derde artikel in een serie over kerken op de Waddeneilanden. Volgende week deel 4: Ameland.


Kerken op Terschelling

Wie naar de kerk wil en voor wie kerkmuren niet al te hoog zijn, kan op Terschelling aan zijn trekken komen. Het Waddeneiland heeft een hervormde gemeente, een protestantse gemeente bestaande uit een hervormde gemeente en een gereformeerde kerk, twee evangelische gemeenten, een doopsgezinde vermaning en een rooms-katholieke kerk. In de zomer belegt de Stichting Gereformeerde Vakantiesamenkomsten Terschelling vanuit de christelijke gereformeerde kerk vrijgemaakt te Harlingen diensten in Midsland.

www.kerkenopterschelling.nl

deschaapskooi-terschelling.nl

www.evangelischekerkterschelling.nl/

cgkvharlingen.nl/?p=286


Het stroef gebed 

Ida Gerhardt noemt in haar oeuvre een paar keer expliciet Terschelling. De gedichten geven een beeld van wat de dichteres vond op het Waddeneiland.

Preek op Terschelling 

”Want zij waren vissers.” Matth. 4:18

Raak mij niet tot in het hart

met uw starend vragen;

mij, in kleren zwaar en zwart

aan de wand geslagen,

vissers, met uw stroef gebed

en uw simpele wetten;

als bij ’t meer Genésareth

komend van de netten.

Die het woord ‘Komt achter mij’

eenmaal hoorden spreken,

vissers waren zij, als gij.

En de Vis is teken.

Vis en Visser ken ik niet,

die voor u moet bidden.

Die mijn zwarte armoe ziet,

Hij zij in uw midden.

Uit: ”Het levend monogram” (1955)

”Onder de Brandaris” 

Dit is het huis genaamd de duizend vrezen.

Hij die er slapen wil hij zal er waken.

Een oppermachtig licht slaat er zijn kruisen.

Met interval van donkere seconden

waarin de branding zwaarder schijnt te ruisen

verschijnt een mene tekel op het laken:

en wat geweest is, het wordt zwart bevonden.

Ik was hier ’s nachts, ik was in duizend vrezen,

vrezen des doods, waarvan ik niet kan spreken,

in een gericht van licht alleen gelaten.

En aan de dageraadsrand alleen gebleven,

met licht getekend en genoemd met name,

van onuitwisbaar licht het zegel dragend.

Wat ik geschreven heb heb ik geschreven.

Hij doopt met licht. Ik waag het hem te vrezen.

Uit: ”De ravenveer” (1970)

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer