Opinie

Comrie ontkent dat het aankomt op daadwerkelijk geloven

Het geloof is Gods gave. Tegelijk is het daadwerkelijk geloven nodig voor de rechtvaardiging, reageert ds. G. A. van den Brink op D. Baarssen, J. Koutstaal en dr. M. J. Arntzen (RD 14-6).

19 June 2012 09:03Gewijzigd op 14 November 2020 21:40Leestijd 3 minuten
Alexander Comrie (1706-1774). Beeld RD
Alexander Comrie (1706-1774). Beeld RD

Laat ik eerst verduidelijken waarover de discussie eigenlijk gaat. Stel, een deur is alleen te openen met een bepaalde sleutel. Een vraag kan zijn: hoe kom ik aan die sleutel? Het antwoord daarop is belangrijk, maar onverlet blijft: alleen door deze sleutel te gebrúíken, gaat de deur open. Evenzo is het geloof de sleutel die de poort der gerechtigheid opent. Inderdaad is ook de vraag van belang: hoe verkrijg ik dit geloof? De Dordtse Leerregels belijden dat het geloof Gods gave is. Tegelijk erkennen ze dat slechts indien wij metterdaad geloven, de deur wordt geopend (DL verwerping 2.4).

Kortom: wie de sleutel heeft ontvangen, moet de sleutel ook, door Gods Geest, gaan gebruiken. Theologisch verwoord: het daadwerkelijk geloven, de geloofsdaad, is het instrument van de rechtvaardiging. De rechtvaardiging is dóór het geloven (Gal. 2:16).

Nu naar Comrie. Comrie zegt: als ik de sleutel maar heb ontvangen, gaat de deur al open. In theologische begrippen: de hebbelijkheid van het geloof is het instrument van de rechtvaardiging. De geloofsdaad is slechts nodig om te gaan ontdekken dat ik reeds gerechtvaardigd ben. Zodoende ontkent hij de noodzaak van de geloofsdaad voor de rechtvaardiging zelf. De rechtvaardiging is vóór het geloven. Comrie gaat bovendien zo ver dat hij degenen die wel het gebruiken van de sleutel noodzakelijk achten, als remonstrants bestempelt.

Volgens D. Baarssen (RD 14-6) beschouwt ook Comrie het geloof niet alleen als een instrument maar ook als een daad. Drie opmerkingen daarbij:

  1. Alle opmerkingen van Baarssen ten spijt, Comrie zelf brengt een radicale tegenstelling aan tussen instrument en daad (zie noten 71-77 in mijn artikel in Theologia Reformata). Baarssen bestrijdt niet mij, maar Comrie.

  2. De opmerkingen van Baarssen, Arntzen en Koutstaal over het geloof als gave Gods zijn belangrijk. Ik sta daar van harte achter. Toch zijn ze hier niet terzake. Comrie zelf schrijft dat de vraag niet is hoe wij aan het geloof komen, maar wat de relatie tussen geloof en rechtvaardiging is (Brief 1761, blz. 44).

  3. De kernvraag is dus hóé het geloof instrument is van de rechtvaardiging – als een daad of niet? Deze vraag blijft in de drie reacties helaas onbeantwoord. Zij zeggen veel over het geloof, maar te weinig over de relatie van geloof en rechtvaardiging.

Kortom: de rechtvaardiging is Gods werk alleen. Maar evenzeer rechtvaardigt God alleen degenen die daadwerkelijk in Christus geloven. God werkt het willen geloven en óók het daadwerkelijk geloven (Fill. 2:12-13; DL III/IV, 14), juist omdat het geloven het instrument is van de rechtvaardiging.

De scribenten onderstrepen het genadekarakter van de rechtvaardiging. Ze lijken echter geen oog te hebben voor de pastorale kant. Als ons daadwerkelijk geloven geen functie heeft in de rechtvaardiging, wordt ook de oproep tot geloven betekenisloos, en is zekerheid over de rechtvaardiging bijna onbereikbaar.

Ter afsluiting de opvatting van Trigland (ThRef, noot 83): „De menselijke daad van geloven is geen verdienende oorzaak, maar wel de instrumentele oorzaak van de rechtvaardiging. Wie dat niet begrijpt, kent zelfs de grondbeginselen van het christelijke geloof nog niet.”

De auteur is hersteld hervormd predikant te Kralingseveer.

Vond je dit artikel nuttig?
Meer over
Remonstrants

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer