OpinieCommentaar
Voor gemeenschapszin kunnen bezorgde ouders in de kerk terecht
Voor de meeste ouders is Nederland een fijn land om in te wonen. Er zijn goede voorzieningen voor henzelf en hun kinderen, en veel is gewoon prima geregeld. Tegelijkertijd staat de positie van het gezin onder druk.

Een ongekend hoog percentage ouders, 94 procent, vindt Nederland een fijn land om in te wonen. Ook het cijfer voor gezinsvriendelijkheid is relatief hoog; ouders geven een 7,3. Het is hier veilig, onderwijs en zorg zijn goed geregeld en zeker voor ouders die het al goed hebben, is het in Nederland goed toeven.
Toch weerspiegelt de jaarlijkse peiling de Staat van Gezinnen nadrukkelijk de spanningen in de wereld. Ouders voelen zich onzeker en onmachtig vanwege de instabiele geopolitieke situatie. Ze maken zich zorgen over de toekomst. Dat gevoel van onbehagen is herkenbaar en begrijpelijk.
Het zijn echter niet de zorgen over de toestand in de wereld die deze vierde editie van de Staat van Gezinnen, een peiling onder duizenden Nederlandse ouders, domineren. Een van de belangrijkste bevindingen is dat, in de beleving van veel ouders, de sociale cohesie in de samenleving ontbreekt. Gemeenschapszin, het onderlinge gevoel van verbondenheid, is er voor veel ouders niet meer.
Polarisatie en individualisme zijn veelgehoorde containerbegrippen voor iets wat ouders aan den lijve ervaren. Horen we nog wel ergens bij? Steunen we elkaar als het nodig is? Voor nogal wat ouders reikt de kring van mensen op wie ze kunnen terugvallen niet verder dan directe familie en vrienden. Daarbuiten houdt het op en is het ieder voor zich. Dat is een nare constatering.
Hoe gezinsvriendelijk is Nederland? „Politiek luistert onvoldoende naar wensen van ouders”
Begrijpelijk dus dat de organisaties achter deze jaarlijkse peiling een pleidooi voeren voor versterking van de sociale cohesie. Terecht benoemen ze gemeenschapszin als fundament onder een sterke samenleving, nodig voor gezinnen om te floreren. Verbinding begint met ontmoeting en dus klinkt de roep om ontmoetingsplekken en steun voor allerlei andere verbindende initiatieven. Ook dat is te waarderen.
Het is daarom opvallend en best wel jammer dat in de bijna 70 pagina’s tellende Staat van Gezinnen niet één keer het woord ”kerk” valt. Als er één plek is waar mensen verbinding ervaren, voor elkaar klaarstaan én samen onderdeel zijn van een groter geheel, dan is het toch de kerk.
De kerk heeft veel in handen, niet alleen omdat het Evangelie er klinkt, maar zeker ook vanwege de sterke betrokkenheid op elkaar en op de samenleving. Op allerlei manieren is er oog voor het zwakke en de hulpbehoevende. Steeds meer kerkelijke gemeenten openen inloophuizen of proberen met andere initiatieven hun plek in de omgeving in te nemen. Ze dóén dus al waar nu om wordt gevraagd. Dat mogen ze wellicht nog nadrukkelijker laten zien.