Scheidend voorzitter ds. H. J. Lam overhandigde dr. Van der Graaf de oorkonde van het erelidmaatschap. Daarop staat dat hij erelid is geworden vanwege zijn jarenlange verdiensten voor de vereniging. Dr. Van der Graaf nam tien jaar geleden afscheid als algemeen secretaris van de Gereformeerde Bond. Ds. Lam merkte op dat Van der Graafs naam in de honderd jaargangen van De Waarheidsvriend na die van Calvijn het meeste voorkomt, vaker dan die van Luther, de nummer drie. Van der Graaf is het zesde erelid in de geschiedenis van de Bond.

Dr. Van der Graaf, die zichtbaar geroerd was, zei zich tot het werk voor de Bond geroepen te hebben gevoeld. Hij sprak van zijn liefde voor de kerk: „De kerk is de plek waar ik gedoopt ben, waar ik God leerde kennen en waar ik Zijn Naam belijd.”

Aan het einde van de middagbijeenkomst droeg ds. Lam de voorzittershamer over aan ds. A. J. Mensink. Ds. Lam noemde zijn opvolger, de twaalfde voorzitter van de Bond, „bezonnen en evenwichtig.” Ds. Lam gaf aan dat ds. Mensink een theologische insteek kiest bij allerlei zaken die aan de orde komen en dat hij eerst luistert en daarna spreekt.

Ds. Mensink sprak in zijn eerste toespraak als voorzitter van „een hoge roeping” en „een grote verantwoordelijkheid”, maar ook van „aarzeling.” Hij merkte op dat het maatschappelijke en het kerkelijke landschap snel veranderen en soms meer weg hebben van een woestijn dan van een bloeiend bollenveld. „Er is geen aanleiding voor hervormd-gereformeerd triomfalisme, maar wel voor het zoeken van een begaanbare weg met de aker –het watervat– van de Schrift en de gereformeerde belijdenis.” De nieuwe voorzitter stelde dat het geloofsgoed niet alleen naar buiten gebracht dient te worden, maar ook naar de gezinnen moet worden geleid.

Penningmeester A. H. Teeuwissen en bestuurslid ds. C. van Duijn werden herkozen. In de vacature van ds. J. A. van den Berg werd ds. J. Muller uit Zetten benoemd.