Muziek

Klaas Hoek is liefhebber van weke harmoniumklanken

Klaas Hoek voert Bach op een harmonium uit. Het spel op zijn laatste cd klinkt gedragen en flitsend. Donker en lichtvoetig. Krachtig en breekbaar. Het is het resultaat van jaren studie. Op een type traporgel dat velen als mislukt bestempelen.

2 March 2012 20:12Gewijzigd op 14 November 2020 19:42

De inwoner van het Friese dorp Boer is een eenling. Klaas Hoek (1949) houdt zich intensief bezig met het zuigwindharmonium met dubbele expressions, waarschijnlijk als enige musicus in de wereld. Hij bezit veertien van deze instrumenten, terwijl er naar schatting wereldwijd zo’n veertig tot zestig exemplaren zijn overgeschoten. De laatste twintig jaar is Hoeks passie voor dit type zuigwindharmonium alleen maar gegroeid. Met name vanwege de talrijke mogelijkheden die het instrument bezit om een toon te beïnvloeden. Door het gebruik van het register Expression wordt de magazijnbalg uitgeschakeld en gaat de lucht direct naar de tongen. „Dit biedt alle ruimte voor individuele beleving.”

Hoeks cd ”Das alte Jahr vergangen ist” vormt het bewijs. De musicus speelt op deze uitgave het gelijknamige koraalvoorspel, voert delen uit Bachs ”Kunst der Fuge” uit en laat preludes en een sarabande horen. De aanpak van de Prelude e moll (BWV 855a) illustreert de vrijheden die de Fries zich veroorlooft. De eerste keer speelt hij het werk krachtig en snel en heeft daar één minuut voor nodig. Even later klinkt dezelfde muziek rustig en breed in ruim drie minuten. De slotnoten krijgen alle kans om te verdwijnen.

Hoek etaleert graag live wat hij doet. In de kerk van Slappeterp, waar zijn twee beste harmoniums met dubbele expressions staan. „In de aanloop naar de cd-opname zat ik hier vrijwel dagelijks vijf uur te studeren. Luister, ik zet nu één toon aan, houd hem in en laat hem weer aanzwellen. Zo’n expressiviteit valt op klavecimbel, orgel en piano niet te realiseren. Tijdens mijn conservatoriumstudie in Maastricht heb ik zo’n vijftien keer Bachs ”Kunst der Fuge” uitgevoerd. Ik zocht tevergeefs naar klanken die ik nu op het harmonium kan realiseren. Wat? Die sonoriteit en diepte, maar ook de weke klanken.”

Wat tijdens het luisteren opvalt, is de beweeglijkheid in het klankbeeld. Op de lessenaar staat een voorspel van Reger over het lied ”Ach bleib mit deiner Gnade” van Reger, maar Hoek speelt net zo graag Bach of Sweelinck. De historiserende uitvoeringspraktijk op harmonium –zo veel mogelijk aansluiten bij de voorschriften in de harmoniumliteratuur van componisten als Franck en Guilmant– vindt hij niet interessant. „Ik zoek graag naar de mógelijkheden van een instrument.”

Er zijn twee soorten harmoniums, het zuigwind- en het drukwindharmonium. Het eerstgenoemde instrument stond halverwege de vorige eeuw in talloze Nederlandse huiskamers en wordt gekenmerkt door een strakke toon. Bij het drukwindharmonium kan via het register Expression de magazijnbalg worden uitgeschakeld. Omdat de wind dan rechtstreeks naar de tongen gaat, kan de speler via de orgeltrappers direct de klanksterkte beïnvloeden.

Hoek ontdekte jaren geleden een variant van het zuigwindharmonium, die met dubbele expressions. Ze zijn door enkele Duitse bouwers, onder wie Hofberg, Lindholm en Mannborg, gemaakt. Met de afzonderlijke expressionregisters kan de magazijnbalg van deze instrumenten worden uitgeschakeld en kan het volume van laag en hoog (bas en discant) direct worden geregeld. „In de harmoniumliteratuur overheerst de gedachte dat het om een mislukt type gaat. Omdat het bouwkundig gezien niet geslaagd zou zijn en deze instrumenten nooit populair werden. Tot tien jaar geleden zijn er helaas de nodige van deze zuigwindharmoniums gesloopt.”

Hoeks spel op dit type harmonium klinkt vanzelfsprekend, maar het tegendeel is waar. Zijn partituren staan vol aanwijzingen. „Ik ben voortdurend bezig met het vormgeven van een toon en het kneden van de klank. Dat vergt veel organisatie: hoe sla ik de toets aan en hoeveel druk geef ik met mijn voeten op de trappers? Daarnaast kan ik met mijn knieën links en rechts balgen bedienen die de hoeveelheid lucht die naar de bas en de discant gaan beïnvloeden. Dat laatste bepaalt de klanksterkte. Alles draait om expressiviteit. Een toon kan zuchtend opkomen of er ineens zijn.”

Die veelheid van handelingen vormt de handicap van dit instrument, stelt Hoek. „Je moet vooraf een idee hebben hoe een stuk moet klinken en de compositie uit het hoofd kennen, anders verlies je je tijdens het spelen in de techniek of verval je in sentimentaliteit. Er moet altijd een onderscheid blijven tussen hoofd- en bijzaken. Een luisteraar moet mee kunnen gaan in de cadans van een stuk.”

De charme van een harmonium zit voor Hoek ook in het feit dat de tongen tijd nodig hebben om tot klinken te komen. „Het geeft niet dat sommige tonen iets later komen. Als je dat allemaal exact gelijk probeert te krijgen, ontstaat er een statisch, streng geheel dat niet leeft.”

Hoek vindt zijn inspiratie vooral in de Duitse muziekcultuur uit de jaren 1890 tot 1940. „Ik luister veel naar opnamen van zangers en strijkers uit die tijd. De Nederlandse zangeres Jo Vincent is een late vertegenwoordiger van die manier van muziek maken. In de huidige uitvoeringspraktijk staat voornamelijk de cadans licht-zwaar centraal. Voor 1940 was er veel meer aandacht voor het gaan van de ene naar de andere toon, voor het richting geven aan die toon. Musici namen toen de tijd om in het gebied tussen de afzonderlijke noten bezig te zijn. Ze gaven een individuele invulling aan het klankmateriaal.”

Hoeks zoektocht naar raffinement, naar expressiviteit in de klank is nog niet ten einde. „De zuigwindharmoniums met expressions hebben ongekende mogelijkheden.” Zijn ogen twinkelen als hij vertelt over toonkwaliteiten, over het kleuren van elke toon. „Het is een buitengewoon boeiende ontdekkingstocht. Alsof ik in een wereld kom waar nog bijna niemand is geweest en waarin ik ongestoord mijn gang kan gaan.” Hij realiseert zich dat slechts een „kleine schare” liefhebbers geïnteresseerd is in zijn verrichtingen. „Het is van groot belang dat iemand zich openstelt voor deze aanpak. Maar ik durf te stellen dat Sweelinck op deze harmoniums overtuigender klinkt dan op een orgel, omdat de lijnen in zijn muziek beter tot hun recht komen.”

Klaas Hoek Bach

Prelude c moll, BWV 934

Klaas Hoek Bach

Prelude F dur, BWV 927


RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer