Onder de indruk van gebeden Vroege Kerk
GRAFHORST – „Bidden is de communicatie met de hoogste God. Wij kunnen iets leren van de gebeden van de gelovigen uit de eerste eeuwen van de kerkgeschiedenis”, zo betoogde dr. M. A. van Willigen woensdagavond in Grafhorst.
Deze christenen, aldus de classicus en filoloog, „baden met zo veel toewijding en overgave dat kennisname van hun gebeden een verrijking vormt voor de hedendaagse christen.”
”Het gebedsleven in de Vroege Kerk”, luidde het onderwerp van de kerkhistorische lezing die Van Willigen woensdagavond in Grafhorst hield. De avond was georganiseerd door de vrije hervormde gemeente, waaraan ds. H. Oussoren als predikant is verbonden.
Van Willigen richtte in 2008, na zijn promotie op de exegese van Ambrosius van Milaan, de Stichting Exegese Vroege Kerk op. Sinds oktober 2009 is hij als senior researcher verbonden aan het Centrum voor Patristisch Onderzoek (CPO) te Amsterdam/Tilburg.
De onderzoeker heeft 250 gebeden verzameld uit het werk van enkele kerkvaders uit de Vroege Kerk (tot aan 500 na Chr.), onder wie Ambrosius, Augustinus en Hiëronymus. Dit voorjaar zal bij uitgeverij Jongbloed (Heerenveen) in de serie ”dwarsliggers” Van Willigens boek ”Gebeden uit de Vroege Kerk” uitkomen.
Van Willigen gaf woensdag aan dat hem bij het selecteren en bestuderen van de gebeden vooral de nauwe band tussen bidder en God was opgevallen. „Ik was getroffen door de toewijding van de bidder aan God. Dit in contrast met de hedendaagse trend waarbij de twijfels over God en de verwijten tegen God zo openlijk worden geuit. In de gebeden van de gelovigen uit de eerste eeuwen van het christendom ontbreekt niet de worsteling, maar tegelijkertijd is er altijd die overgave die uitmondt in de verheerlijking van God.”
Van de 250 geselecteerde gebeden zijn er 210 afkomstig van de kerkvader Augustinus. Van Willigen legde uit dat bij Augustinus zondebelijdenis en lofprijzing nauw verweven zijn. Het bekendste boek van Augustinus, zijn ”Belijdenissen”, is een autobiografie waarin de kerkvader zijn levensverhaal als „zoektocht naar de waarheid” en zijn „weg tot het licht” vertelt met een mix van zondebekentenissen, lofprijzing en nauwkeurige biografische mededelingen.
Van Willigen nam die gedeelten uit de Belijdenissen over waarin Augustinus zich rechtstreeks tot God richt en die dus ook als een gebed te beschouwen zijn. Voor de verstaanbaarheid en om een brug te slaan naar de hedendaagse lezer, heeft hij tussen haken enkele gedeelten toegevoegd. Volgens de classicus wordt een dergelijk procedé ”evoceren” genoemd, een bekende techniek uit de filmwereld waarin een passage er als het ware uit wordt gelicht.
Aan de hand van beelden, met teksten en afbeeldingen van bijvoorbeeld doopvonten maakte de inleider duidelijk wat het karakter van de gebeden uit de Vroege Kerk was. De liturgie kende toentertijd een afwisseling van veel onderdelen, waartussen voortdurend gebeden klonken. Van Willigen stelde vast „dat er in onze gehaaste tijd nauwelijks nog tijd is voor momenten van stilte en gebed.”
Voorbeelden gaf de classicus van gebeden van Polycarpus van Smyrna en Efraim de Syriër. Bijzondere aandacht kregen de gebeden van Augustinus. Hij wees hierbij op de kernpunten van Augustinus’ theologie, namelijk de leer van de erfzonde, de predestinatie van eeuwigheid, de kinderdoop en de genadeleer. Van Willigen: „Als moderne theologen ons willen doen geloven dat dergelijke zaken gedateerd zijn en getuigen van bekrompen inzichten, is het goed om te weten dat ook Augustinus –die algemeen wordt erkend als een van de grootste denkers– deze standpunten innam. Soms is het nodig als weerwoord om de huidige opvattingen van theologen de mond te stoppen, om behalve het beroep op de Bijbel ook te verwijzen naar Augustinus als groot theoloog.”