”Over de methode” van Descartes in Nederlandse vertaling uitgegeven
„Ik denk, dus ik ben.” Deze befaamde woorden van filosoof René Descartes staan in zijn geschrift ”Over de methode”. Dit werk is voor het eerst in een Nederlandse vertaling uitgegeven.
Het korte maar belangrijke geschrift ”Over de methode” vormt samen met de wiskundige en natuurkundige geschriften ”Dioptriek”, ”Meteoren” en ”Geometrie” deel 3 van de serie ”Bibliotheek Descartes”.
De Frans-Nederlandse filosoof Descartes geldt als de voorloper van het moderne denken. Zijn befaamde woorden: „Ik denk, dus ik ben” vormden als het ware een programma voor een nieuwe tijd. Descartes was geen theoretische filosoof voor de studeerkamer, maar een denker die grote invloed had, ook in kerk en theologie. Reden waarom Voetius het ”cartesianisme” met alle kracht bestreed.
”Over de methode” was bedoeld als een voorwoord op een uitvoerig werk waarin Descartes zijn wiskundige inzichten en zijn verklaring van meteoren en de regenboog uiteenzette, die eveneens spraakmakend werden.
Descartes was een wiskundige die experimenteerde, instrumenten daarvoor ontwikkelde en zo onder meer tot een eigen ”natuurlijke” verklaring van de regenboog kwam. Via experimenten met een glazen bol en wiskundige berekeningen beantwoordde hij voor het eerst in de geschiedenis de vraag waarom alleen breking en weerkaatsing van licht op specifieke hoogten de bekende kleurenpracht opleveren.
Zijn geschrift ”Over de methode” zou grondleggend worden. Hierin stelt Descartes dat hij helemaal opnieuw begint en alle oude opvattingen in de filosofie en de wetenschap tussen haakjes plaatst. Om tot werkelijke resultaten te komen in filosofie en fysica was er niets minder dan een nieuwe manier van denken nodig. Die nieuwe filosofie zou enkel de inzet van het „gezond verstand” vergen, dat volgens een welbepaalde „methode” gebruikt moest worden.
Filosofisch totaalpakket
Net als de Engelse filosoof Francis Bacon voorzag Descartes grote mogelijkheden voor de mens. Die zou als het ware heer en meester kunnen worden over de natuur. Zijn inleiding over de methode groeide volgens Han van Ruler, inleider van dit werk, uit tot een filosofisch totaalpakket, waarin Descartes naast de fundamenten van zijn denken en zijn (vooralsnog achtergehouden) wereldbeeld onder meer de autobiografische vraag stelde hoe hij ertoe gekomen was alle filosofie vóór hem te verwerpen. De inleiding zorgde er uiteindelijk voor dat deze merkwaardige collectie geschriften een keerpunt in de geschiedenis van het westerse denken werd.
Descartes verklaarde natuurverschijnselen zoals meteoren en de regenboog (om twee bekende voorbeelden te noemen) niet vanuit de optiek van Aristoteles met behulp van doeloorzaken of verborgen of geheime oorzaken, of als een bijzonder teken van Gods verbond met mensen, maar puur mechanisch in een systematisch kader van materiedeeltjes. „Vraagstukken die al bij de eerste Griekse natuurfilosofen tot spanningen hadden geleid tussen de filosofische en de mythologische wereldbeschouwing worden hier met een nooit eerder geëvenaard wetenschappelijk zelfvertrouwen ontleed”, aldus Van Ruler.
De methode van Descartes behelst vier regels: alleen accepteren wat evident en ontwijfelbaar is, elk probleem opdelen in zo veel stukken als voor een juiste oplossing noodzakelijk is, beginnen met de eenvoudigste dingen en zo opstijgen tot de ingewikkelste zaken en ten slotte alles steeds op zo’n manier recapituleren dat er niets wordt overgeslagen.
Godsbewijzen
Descartes hield vast aan een bijzondere rol van God, iets wat ook al in de 17e-eeuwse logica werd gedeeld. De bekende vernieuwer van de aristotelische logica Petrus Ramus (1515-1572) was er bijvoorbeeld van overtuigd dat er denkwetten bestonden waardoor het menselijke begrip gekoppeld was aan de dingen in de wereld buiten ons. Volgens Descartes heeft God zulke door en door inzichtelijke begrippen in ons denken geplant om ons verstand een helder begrip te bieden van wat wij met de zintuigen zien.
Zijn godsbewijzen waren niet bedoeld om concrete kennis van God te geven, maar om twijfels weg te nemen dat mensen wellicht in een droomwereld zouden leven. Descartes heeft God nodig als garant voor het feit dat er zoiets is als wetenschap en redelijke kennis die betrekking heeft op de buitenwereld. Descartes bleef zichzelf als gelovig rooms-katholiek beschouwen en hield bijvoorbeeld vast aan de vrijheid en de onsterfelijkheid van de ziel.
Zijn befaamde uitspraak „Ik denk, dus ik ben” betekent dat je aan dat gegeven nooit kunt twijfelen. „Daarmee was niet alleen een nieuwe vorm van wetenschap, maar ook de moderne filosofie geboren”, aldus Van Ruler. Het is volgens hem niet zo dat Descartes daarmee het „moderne individu” heeft uitgevonden, zoals wel eens gesuggereerd wordt, maar hij nam zijn vertrekpunt in het denken, het menselijk bewustzijn, om van daaruit de wereld en de wetenschap op te bouwen.
Voetius
De bekende gereformeerde theoloog Gibertus Voetius zag in Descartes’ stellingname een grote aanval op de gereformeerde theologie. Als de wereld één grote machine is waarin alles met elkaar samenhangt, zoals Descartes suggereerde, is er in feite geen God meer nodig om de wereld te regeren en zo nodig in te grijpen. Voetius hield vast –in de lijn van Thomas van Aquino en de meerderheid van de rooms-katholieke en gereformeerde theologen– aan de oude opvattingen van Aristoteles, die de wereld ingedeeld zag in een vast aantal soorten van levende wezens. Zij gebruikten het beeld van lichaam en ziel (het bezielend principe) en de doelgerichtheid van alle dingen om veranderingen in deze wereld te verklaren.
Voor Voetius was het onacceptabel dat door dit nieuwe denken de wereld werd gezien als een materialistisch opgevatte machine waarin God geen plaats had. Voetius voorzag dat er na Descartes een scheiding zou optreden tussen theologie en natuurwetenschap. Hij zag bij Descartes de wetenschappelijke basis van de theologie wegvallen, evenals de eenheid van alle wetenschap.
Voetius kende maar één waarheid en alles wat daarmee in strijd was, ook wat de natuurwetenschap of de astronomie leerde, kon daarom niet waar zijn. Hij verwierp om die reden het copernicaanse wereldbeeld, juist omdat hij de Bijbel heel letterlijk nam.
Wat Voetius in het denken van Descartes bevroedde, is waarheid gebleken. Vanaf de 17e eeuw werd God in toenemende mate buiten de wetenschap gehouden. Men moet voorzichtig zijn om dat alles aan Descartes toe te schrijven; wel heeft hij een zaad gestrooid dat snel kon opschieten in een voedingsbodem waarin het religieuze kader ontbrak zoals dat nog bij Descartes (maar ook bij de natuurwetenschappers Newton en Kepler) aanwezig was.
Descartes lezen, zeker dit programmatische geschrift ”Over de methode”, is goed om de grondslagen van onze westerse cultuur te begrijpen. Het gaat hier terdege om een keerpunt in het westerse denken.
Boekgegevens
”Over de methode. Essays”, door René Descartes;
uitg. Boom, Amsterdam, 2011; ISBN 978 90 8506 659 0; 570 blz.; € 39,90.