Muziek

Matthijs Koene: pleitbezorger van de panfluit

In Staccato reageren muzikanten op tien stellingen. Vandaag panfluitist Matthijs Koene.

Evert van Dijkhuizen

26 November 2011 09:40Gewijzigd op 16 September 2022 11:14
Foto Sjaak Verboom
Foto Sjaak Verboom

Als jongen van 15 maakte hij, samen met organist Sander van Marion, een plaat met populair-klassieke en geestelijke stukken. Inmiddels zit panfluitist Matthijs Koene muzikaal op een andere golflengte. Wat bleef, is de liefde voor het instrument. „Ik ben een pleitbezorger van de panfluit.”

In christelijke kring bekende collega-panfluitisten als Noortje van Middel­koop en Liselotte Fennema zaten enkele jaren boven hem op het toenmalige conservatorium in Hilversum. De dames bleven na hun afstuderen vooral actief in de wereld van de gewijde muziek. Matthijs Koene nam er afscheid van en koos het pad van de klassieke én moderne muziek. Het ultieme genieten? „Een stuk van Daan Manneke voor panfluit en orgel spelen in de Haarlemse Bavo met Jos van der Kooy als organist. Dan heb ik niets meer te wensen.”

1. De panfluit is helemaal mijn instrument.

„Inmiddels wel. Dat betekent niet dat ik andere instrumenten niet mooi vind. Ik kan intens genieten van viool, fluit, orgel, piano en ook van niet-westerse instrumenten, zoals de erhu, een Chinese viool, en de shakuhachi, een Japanse fluit. Maar wat mij zo aanspreekt in de panfluit? Ik kan mezelf er muzikaal heel goed mee uitdrukken. Het instrument heeft verschillende klankkleuren, roept verschillende emoties op en je kunt er verschillend repertoire op spelen. De panfluit kan zwoel klinken, maar ook venijnig en knarsend. Als kind zag ik het instrument op een plaatje; ik was er direct door geboeid. Mijn ouders wilden dat ik orgel leerde spelen, maar daar vond ik toen niets aan. Ze gingen overstag. Toevallig was er een muziekschool in de buurt waar panfluitles werd gegeven. Daar ben ik op m’n zevende begonnen. Ik liet me inspireren door bekende panfluitisten als Georg Zamfir en Nicolae Pîrvu. Van de laatste heb ik jarenlang les gehad. Hij is een groot musicus, maar ik noem hem niet mijn muzikale vader. Daarvoor is hij te veel gelieerd aan Roemeense folklorekunst, waar ik zelf juist niet zo veel mee heb. Ik ben niet zo traditioneel ingesteld. Ik maak liever mijn eigen traditie door nieuwe muziek voor panfluit te spelen.”

2. De zwoele klank van de panfluit en de nuchtere aard van Hollanders is een wonderlijke combinatie.

„Niet elke Hollander is nuchter en de panfluit klinkt niet alleen maar zwoel. Zelf ben ik rationeel ingesteld, maar ik kan ook heel emotioneel reageren. Als ik dat laatste niet had, zou ik geen muziek kunnen maken. Dat de panfluit vooral in Roemenië zo populair is, zegt niet zo veel over de volksaard. Ik durf tenminste niet te beweren dat de Roemenen allemaal zulke emotionele mensen zijn. We hebben het over volksmuziek waar zij de panfluit voor gebruiken, maar dat had ook een ander instrument kunnen zijn. De panfluit is ook in het oude Turkije populair geweest, maar met de ondergang van het Ottomaanse Rijk was het afge­lopen.”

3. Het instrument wordt in de professionele muziekwereld nog steeds niet voor vol aangezien.

„Klopt. Als je in de klassiekemuziekwereld vertelt dat je panfluit speelt, moet je uitleggen waarom dat een volwaardig instrument is. In het slechtste geval loop je concerten mis. Organisatoren van concertseries zeggen gerust: Met een panfluitconcert krijgen we de zaal niet vol. Toch verandert er wel wat. Als ik uitleg en laat horen wat ik doe, raken mensen vaak toch onder de indruk. Ook componisten kan ik op die manier overtuigen. Ze gaan na een presentatie of concert direct muziek schrijven voor het instrument. Ik moet er echter wel meer moeite voor doen dan iemand die viool, fluit of piano speelt.”

4. Muziek maken is voor mij net zo belangrijk als ademhalen.

„Als ik niet meer adem, loopt het verkeerd met me af. Als ik een dag geen muziek maak, begint het vanbinnen te knagen. Dat is nog wel een verschil. Ik heb één keer tijdens een vakantie geen panfluit mee­genomen, maar dat is me slecht bevallen. 
Ik ben elke dag met muziek bezig, luister veel, maar ik studeer niet elke dag. Daar kom ik helaas niet meer aan toe. Ik moet er veel dingen omheen doen, zoals concerten regelen, promotieflyers maken, mensen bellen en schrijven. Mijn hoofddocentschap aan het conservatorium in Amsterdam brengt ook veel management­taken mee. Juist omdat er op panfluitgebied zo weinig is. Ik moet bijna alles zelf opbouwen.”

5. Ik heb afstand genomen van de tijd dat ik populaire panfluitmuziek speelde met organist Sander van Marion.

„Dat klinkt erg dramatisch. Ik was 15 toen ik van De Bazuin de uitnodiging kreeg een plaat te maken met Sander in de Martini­kerk in Bolsward. Ik heb dat met veel plezier gedaan. Op het repertoire stonden stukken van Bach, Händel, zijn Water Music bijvoorbeeld, maar ook bewerkingen van geestelijke liederen. Ik heb er enorm veel van geleerd, maar was nog een kind. Ik speelde goed, vonden anderen, en ik had geen docent op dat moment die mij echt leidde. Dus maak je zo’n plaat. Een geweldige ervaring. Ik draai die plaat echter nooit meer. Ik heb nog wel zo één keer per jaar contact met Sander. Dan praten we bij. En een paar jaar geleden heb ik nog panfluit gespeeld tijdens een dienst in de Bethelkerk in Scheveningen, waar Sander organist is. Hij is een goed mens.”

6. Het is lastig aan goede panfluitmuziek te komen.

„Wat was er toen ik begon? Roemeense volksmuziek, daar hield het wel zo’n beetje mee op. En je kon een plaat van Zamfir proberen na te spelen. Inmiddels is er veel meer. Ik vraag componisten muziek te schrijven voor allerlei combinaties met de panfluit: met orgel, met gitaar, met elektronische instrumenten, in ensembleverband. Componisten als Roderik de Man, Theo Loevendie en Daan Manneke schrijven graag voor panfluit. De Man is jarenlang hoofdvakleraar compositie en theorie geweest aan het conservatorium in Den Haag, Loevendie komt uit de jazzwereld, en Manneke schrijft zowel instrumentale muziek als koorwerken. Veel van hun composities komen tot stand met geld uit een speciaal kunstfonds. Door bezuinigingen gaat dat veranderen. Het fonds verdwijnt niet, maar er komt wel veel minder geld beschikbaar. Ik ben echter niet bang dat het dan afgelopen zal zijn met nieuwe muziek voor panfluit. Kunstenaars gaan door, ze zijn gepassioneerd en dus niet klein te krijgen. Maar we zullen wel moeten gaan zoeken naar andere geldschieters. Veel nieuwe stukken voor de panfluit zijn aan mij opgedragen. Het stimuleert me als pleitbezorger van het instrument, want zo voel ik me.”

7. Lesgeven op het conservatorium verrijkt mijn leven als musicus.

„Absoluut. Ik heb op dit moment vijf studenten, die het instrument bespelen als bijvak. Nieuwe hoofdvakstudenten zitten er wel weer aan te komen. Mijn studenten zijn net zo gepassioneerd als ik. Ze stellen mij scherpe vragen, verbreden mijn blikveld. Dat is inspirerend. Amsterdam is overigens het enige conservatorium met de mogelijkheid panfluit te studeren. Destijds was ik aan het Muzieklyceum in Hilversum de laatste student voor panfluit. Toen het lyceum fuseerde met het conservatorium in Amsterdam, verdween de panfluit­opleiding. Dat zij nu weer terug is, zie ik als waardering voor mijn inspanningen. Op het conservatorium zeiden ze eerlijk: De manier waarop jij met de panfluit omgaat en een eigen traditie neerzet, vinden wij interessant.”

8. In reformatorische kring wordt veel panfluit gespeeld, maar ik heb daar gemengde gevoelens bij.

„Totaal niet. Ik ben daar alleen maar blij mee, zeker als mensen het met passie doen. Wie ben ik om daar iets negatiefs over te zeggen? Soms denk ik wel: Er zijn zo veel meer mogelijkheden met de panfluit. Als je alleen de zwoele kant van het instrument laat horen, kan dat eenzijdig, zelfs een beetje plat worden. Dan gaat de emotie overheersen. Je zou dat reformatorische folklore kunnen noemen. Mensen die zo spelen, zou ik graag een paar lessen geven om hun muzikale blikveld te verbreden.”

9. Ik geef veel concerten, ook in het buiten­land, en heb daardoor nauwelijks een sociaal leven.

„Een sociaal leven is voor mij niet dat je per definitie elke avond, elk weekend thuis bent. Ik ben veel weg, reis veel, maar vind het altijd fijn m’n vrouw weer te zien. Zij is arts en voor haar werk ook geregeld weg, maar we staan elke morgen samen op en ontbijten. Er gaat soms een maand voorbij zonder vrije dag. Ik vind dat geen straf, maar het is wel vermoeiend.”

10. Vanwege de panfluit heb ik een bijzondere band met Roemenië.

„Nee, ik ben er zelfs nog nooit geweest; zou er wel graag een keer naartoe willen. Niet om de mensen of de muziek, maar omdat er goede panfluitbouwers wonen.”


Levensloop Matthijs Koene

Matthijs Koene (1977) studeerde panfluit, fluit en blokfluit. Hij sloot zijn studie in 2001 cum laude af.

Met de gitarist Stefan Gerritsen vormt hij het duo Verso. Daarmee geeft hij internationaal concerten, tot in Zuid-Afrika en de Verenigde Staten toe. Ook maakt Koene deel uit van het ensemble Black Pencil (diverse fluiten, altviool, accordeon en slagwerk), dat zich richt op eigentijdse muziek, en het ensemble Zerafin, dat bestaat uit een combinatie van panfluit met strijkers, slagwerk, niet-westerse instrumenten en mezzosopraan. Koene treedt ook geregeld op met organist Jos van der Kooy.

Koenes repertoire omvat muziek van Jacob van Eyck (17e eeuw) tot eigentijdse composities, vaak op zijn verzoek geschreven. Hij werkt samen met diverse ensembles voor nieuwe muziek, maar voert ook klassieke werken van Mozart en Vivaldi uit, onder andere met het Promenade Orkest en het Randstedelijk Begeleidingsorkest.

Sinds 2005 is Koene hoofdvakdocent panfluit aan het Amsterdams conservatorium. De opleiding heeft als doel de traditie van het instrument verder te ontwikkelen door het componeren en uitvoeren van eigentijdse muziek.

Koene komt uit een hervormd gezin. Hij en zijn vrouw hebben zich recent kerkelijk aangesloten bij de Westerkerk in Amsterdam.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer