Dr. ir. J. van der Graaf: Persoonlijke herinnering aan het laatste oorlogsjaar
Maandag 7 januari 1945, een dag midden in de koude Hongerwinter. In de huiskamer boven de coöperatie in Ridderkerk, waar mijn grootvader zetbaas was, lag een Bijbel open op tafel.
Vanaf de winkel vertrok een bakkerskar, met onder anderen mijn vader erin, op weg naar het Feijenoordstadion in Rotterdam. Ik bleef als jochie zo lang mogelijk in draf de kar volgen. Totdat vader riep: „Janneman, ik ben de Bijbel vergeten.” ”Bernardus Smijtegelt” en ”Andrew Gray” zaten wel in de koffer. De Bijbel heb ik alsnog in dubbele draf opgehaald.
Na de koude nacht in het stadion, volgde transport per trein naar een van Hitlers werkkampen in Keulen. Dan begint ook een dagboek van Jaap van Beek, nu door zijn zoon Herman van Beek en John Mastenbroek verwerkt en ook uitvoerig toegelicht in de uitgave ”Uit het dagboek van Jaap van Beek”.
Vanwege de impact die deze periode heeft gehad op ons gezin en derhalve op mijn kinderjaren, kan ik niet anders dan er een hoogst persoonlijke impressie van geven, geworteld in een diepe emotie.
Geestelijke dwang
Voor in het boek staat een foto van ds. Chr. Van de Woestijne. Na diens komst in 1940 naar Ridderkerk had ons gezin de overstap van de hervormde gemeente naar de Gereformeerde Gemeenten gemaakt, de bakermat van mijn moeder. Op de zondag voorafgaand aan de wegvoering had hij na een preek over Mattheüs 4:4 de mannen boven de 18 jaar ertoe opgeroepen te gehoorzamen aan de „wettige overheid” en naar Duitsland te gaan. Jaap van Beek ging, Bas van der Graaf ging en een groot aantal Ridderkerkers met hen. Ds. Van de Woestijne zelf vroeg en kreeg vrijstelling.
„Wat, wettige overheid?” vroeg ik later. Een wettige overheid met een demon op de achtergrond die 6 miljoen Joden door de schoorsteen heeft gejaagd?
De tweede foto is die van ds. G. H. Kersten, die op de achtergrond een grote rol speelde, „diep in zijn gemoed” ervan overtuigd zijnde dat de bezettende macht, een oordeel, „een gesel Gods” was. Mocht men dan eigenlijk wel om bevrijding door de geallieerden bidden? Zijn oproep tot gehoorzaamheid ging „zelfs” zo ver, meldt het boek, dat die ook moest gelden voor het aangeven van Joodse kinderen.
Niet iedereen volgde de oproep om naar Duitsland te gaan. Op dezelfde dag stond mijn toekomstige schoonvader Huig Plaisier op het Raadhuisplein in Ridderkerk in de rij om te vertrekken. Hij had ’s middags in Hendrik-Ido-Ambacht van ds. Van de Woestijne dezelfde oproep gehoord. Zijn zwager Arie Verhoeven, later jarenlang ouderling aldaar, kwam langs en vroeg: „Wat doe jij hier?” „Ja, Van de Woestijne…” „Niks van de Woestijne, spring maar op mijn bagagedrager.”
Vruchten
Jaap van Beek (nu 91 jaar) heeft in zijn dagboek met potlood de vele wederwaardigheden uit het kampleven opgetekend: de ontberingen, het voedseltekort, het verlangen van de mannen naar huis, de bombardementen en uiteindelijk hun vlucht naar huis. Maar ook: de gesprekken, tot in de diepste geestelijke roerselen van het hart, de doorleefde afhankelijkheid, de ervaren kracht van Boven.
Van Beek schrijft ook over de preken op zondagavond en de dagsluitingen, voor een belangrijk deel verzorgd door mijn vader, de eerste al op 14 januari over zondag 1 uit de catechismusverklaring van Smijtegelt. Dan blijken er langs kromme wegen toch vruchtbomen te kunnen groeien. Nog bij de begrafenis van mijn vader gewaagde een buitenkerkelijke van diepe zegen die gevallen was.
Jaap van Beek beschrijft ook het diepe verdriet van vader, toen een maand na dato het bericht in het kamp kwam dat een jongetje uit ons gezin op de leeftijd van zestien dagen was overleden, drie (niet twee) dagen na het transport uit Ridderkerk. Dat was diep ingrijpend. Bidden om opwekking uit de dood kon volgens moeder niet meer. Een kras op mijn kinderziel.
In die tijd jatte ik overigens met vreugde al wat eetbaar, brandbaar of bruikbaar was in een kampement van de moffen.
Evaluatie
De opa van Jaap van Beek had „enige sympathie” voor de NSB. Zijn vader was openlijk NSB’er en ging als vrijwilliger naar Duitsland. Vrijwel het hele gezin met tien kinderen distantieerde zich ervan, Jaap zelfs „totaal.” Ook ds. Kersten distantieerde zich publiekelijk van de NSB, maakt het boek duidelijk. Jaap van Beek was en bleef aan hem verknocht, omdat hij was gegrepen door diens meditaties in De Saambinder.
Hij volgde ook dezelfde weg als ds. Van de Woestijne bij de kerkscheuring van 1953. Nochtans heeft hij later in een interview gezegd dat diens oproep tot gehoorzaamheid aan de Duitsers nooit had mogen plaatshebben. Zo sprak ook mijn vader.
Naar mijn oordeel is een direct gevolg van deze episode in ons gezin geweest de solidariteit met en de liefde voor het Joodse volk en de aandacht voor wat oudvaders voor dit volk verwachtten. Scherp staat ook nog op mijn netvlies hoe aangeslagen vader thuiskwam, toen ds. Kersten in een doordeweekse preek had gezegd dat de Joden nooit meer in hun land zouden komen omdat ze Christus hadden verworpen. Een jaar later gebeurde het.
Dank
Dank aan Jaap van Beek voor zijn potloodnotities. Dank aan zoon Herman en John Mastenbroek voor verwerking ervan tot een voornaam en goed leesbaar boek. Een petite histoire. Een eerlijk boek ook. Opdat wij leren niet voor geestelijke dwang van wie dan ook te zwichten. „Een volk dat voor tyrannen zwicht, zal meer dan lijf en goed verliezen. Dan dooft het licht.” (Henk van Randwijk).
Boekgegevens
”Uit het oorlogsdagboek van Jaap van Beek”, door J. Mastenbroek (red.); uitg. Den Hertog, Houten, 2011; ISBN 978 90 331 2430 3; 124 blz.; € 17,50.