„Jongeren met opleiding hard nodig op de Antillen”
DEN HAAG – Studiemogelijkheden in eigen land. En terugkeer van afgestudeerde wetenschappers.
Raymond F. Labad, voorzitter van de beweging ter bevordering van Antilliaanse en Arubaanse participatie MAAPP, weet wel wat de Nederlandse Antillen nodig hebben: mensen van niveau die hun land vooruithelpen. Dat kan een opoffering zijn: „Toen ik in 1986 terugging naar Curaçao, leverde ik 30 procent van m’n salaris in.”
Drie jaar geleden kwam Labad naar Nederland om MAAPP vooruit te helpen. „Ik ben nu een opvolger aan het zoeken.”
Volgend jaar november wil hij terug. „Ik vind dat ze me daar nodig hebben. Op Curaçao wil ik gaan investeren in ”young professionals.” Ik ben er groot voorstander van dat jongeren op de eilanden hun bachelor kunnen halen en alleen voor hun masterstudie naar Nederland moeten. Dan zou de integratie ook minder moeite kosten als ze terugkeren en dan zouden ze meer geneigd zijn op de eilanden te blijven.
Wat lager opgeleide jongeren betreft, op de Antillen zeg ik voor de radio steeds weer: Zorg dat je een goede opleiding haalt; zonder startkwalificatie heb je in Nederland niets te zoeken.”
Vanmiddag begon de Tweede Kamer met de behandeling van de begroting van Koninkrijksrelaties. Die relaties worden niet altijd gekenmerkt door vertrouwen, zegt de MAAPP-voorzitter. „Op de eilanden, en zeker op Curaçao, ontbreekt vaak het vertrouwen in Nederland.”
Andersom heeft Nederland soms te weinig fiducie in de eigen capaciteiten van de eilanden. „Daarom worden er steeds ambtenaren naar de Antillen gestuurd, maar die moeten op Europees niveau worden uitbetaald, eens per jaar op vakantie naar Nederland, en zijn al met al drie keer zo duur als een ambtenaar van de eilanden.
Veel geld –ik wil het geen ontwikkelingshulp noemen, want het gebeurt binnen het koninkrijk– dat van Nederland naar de Antillen ging, werd niet op de eilanden besteed, maar aan deze technische bijstand, die je in de regio veel goedkoper zou kunnen krijgen.
Van de drie jaar dat de Nederlandse ambtenaren naar de Antillen gaan, zijn ze maar één jaar productief. En een van hun opdrachten, het opleiden van lokale ambtenaren, voeren ze zelden uit.”
Goed financieel toezicht hebben de Antillen volgens Labad nodig. Maar ook ruimte. „De Antillen konden nooit de financiële markt op, omdat alles via Nederland moest. In de eigen regio hadden ze geld tegen lagere rente kunnen lenen. Dan zou de schuldenlast niet zo gegroeid zijn. Nederland heeft de Antillen te weinig ruimte gegeven, maar anderzijds hadden de Antillen niet zo blindelings achter Nederland aan moeten lopen.”
Het is volgens Labad te vroeg om de nieuwe structuur –vorig jaar werden de Antillen gescheiden: Curaçao en Sint Maarten werden een autonoom land, Bonaire, Sint Eustatius en Saba een bijzondere Nederlandse gemeente– te evalueren. „Ik ben er altijd groot voorstander van geweest: de kleinere eilanden zijn beter af als ze niet in de schaduw van Curaçao staan.”
Dit is het eerste deel in een serie waarin betrokkenen vooruitblikken op een begrotingsdebat in de Tweede Kamer.