NSB-leider Mussert in de clinch met de SS
Ellebogenwerk. Het is even boeiend als vermoeiend om te lezen hoe Mussert, Rost van Tonningen en andere vooraanstaande NSB’ers zich na de Duitse inval een hoge positie probeerden te verwerven of te behouden, en hoe ze hun idealen wilden verwezenlijken. Een recent verschenen boek ontrafelt hun onderlinge geharrewar en frustraties.
Drs. J. A. Emerson Vermaat houdt zich de laatste jaren intensief met de Tweede Wereldoorlog bezig. Na boeken over het Ribbentrop-Molotovpact en SS-leider Heinrich Himmler wijdde hij nu een studie aan de verhouding tussen NSB-leider ir. A. A. Mussert en de SS, het fanatieke elitekorps van de nazi’s.
Anton Mussert wilde dat Nederland –onder zijn leiding– een zelfstandig onderdeel van een bond van Germaanse volken zou worden. Hij vreesde dat een Nederlands SS-korps een stap naar inlijving bij Duitsland zou zijn. Ondertussen werd hij om de tuin geleid door de leiders van het Duitse regime, die zich welwillend opstelden omdat ze Mussert nodig hadden, maar ondertussen hun eigen koers volgden.
Minister-president wilde Mussert worden, en wel van een Groot-Nederland waartoe ook Vlaanderen moest gaan behoren. Onderzoeksjournalist Vermaat vond in Berlijn echter een –niet eerder gepubliceerde– brief waarin Himmler opdracht gaf om NSB’ers die in Vlaanderen politieke activiteiten ontplooiden, naar Nederland terug te sturen.
Het nationaalsocialisme was voor de NSB-leiders een religie –zo noemde Rost van Tonningen het ook letterlijk– en de Duitse dictator Hitler hun afgod, volgens Mussert „de van God gegeven Leider van alle Germanen.” Het was de tijd van de grote idealen, en de nazi’s waren er bezeten van.
De verhouding met andere religies was problematisch. Mussert kwam op voor de godsdienstvrijheid en wilde de kerk niet het recht ontzeggen om kritiek op de overheid te leveren, zoals de nazileiders voorstonden. Ondertussen waren de NSB-beginselen niet met het Evangelie te verenigen, al dacht niet iedereen daar zo over.
Mussert werd enerzijds getypeerd door blinde adoratie voor de Führer en verregaande steun aan de Duitsers, anderzijds durfde hij tegen vooraanstaande nazi’s in te gaan en hun maatregelen openlijk te bekritiseren. De Duitsers op hun beurt ergerden zich aan hem, maar konden ook niet om hem heen, omdat er buiten de NSB weinig Nederlanders waren die bij het landsbestuur konden worden betrokken of aan het oostfront wilden worden ingezet. „Voor de SS was Mussert een soort nuttige idioot die men kon gebruiken zolang men hem nodig had”, schrijft Vermaat. „Hij stribbelde af en toe wel tegen, maar uiteindelijk deed hij meestal toch wat er van hem werd verlangd.”
Mussert zorgde ervoor dat een klein aantal Joden een bevoorrechte positie kreeg, maar verzette zich verder niet tegen de Jodenvervolging. Al was hij aanvankelijk geen Jodenhater, later maakte hij zich schuldig aan antisemitische uitspraken.
Een nogal verrassende toevoeging aan het boek is de vraag die de auteur zich eindelijk stelt: Is Wilders vergelijkbaar met Mussert? Nee, zegt Vermaat, niet PVV’ers, maar fundamentalistische moslims zijn de nazi’s van vandaag. Het boek eindigt met een sneer naar de mensen die de vergelijking tussen PVV en NSB trekken: „goed bij kas zittende linkse salonintellectuelen.”
Boekgegevens
”Anton Mussert en zijn conflict met de SS”, door Emerson Vermaat; uitg. Aspekt, Soesterberg, 2011; ISBN 978 94 6153 021 9; 315 blz.; € 24,95.