Utrechtse studentenvereniging Sola Scriptura herdenkt zestigjarig bestaan
UTRECHT – Het Utrechtse CSFR-dispuut Sola Scriptura, het grootste van het landelijk verband, is altijd spraakmakend geweest. Van Zandtmannetjes, vernoemd naar de toenmalige SGP-leider ds. P. Zandt, ontwikkelde het zich via een theologenclub in de jaren zeventig tot een veelkleurig studentencorps.
Deze maand herdenkt het dispuut zijn zestigjarig bestaan en trapt af met een openingsconcert op donderdagavond 13 oktober in de Domkerk. Het bestuur hoopt op een ontmoeting van veel oud-leden en nog in leven zijnde oprichters. Op 15 oktober is er een congresdag in het Academiegebouw met een uiteenzetting van het thema ”Nothing personal”. Op deze dag zullen prof. dr. Roel Kuiper en oud-lid en ondernemer Cor Verkade spreken en met elkaar in debat gaan.
Het huidige dispuut telt ongeveer 170 leden. In een Utrechts café aan de Neude doen Annette Vermeulen, lid van de lustrumcommissie, en Clemens van den Berg, betrokken bij de lustrumbundel ”Nothing personal. Van verkenning van jezelf tot verbinding met de ander”, uit de doeken hoe het dispuut is ontstaan. „Het dispuut begon klein met een groep die de grondslagen van de SGP ging bestuderen”, zegt Clemens. „De zes oprichters van Sola Scriptura startten in eerste instantie een dispuut ter bestudering van de beginselen van de SGP. Al vrij snel bleek echter dat er sprake was van afwijkende standpunten en daarom werd het SGP-dispuut opgeheven en een nieuw CSFR-dispuut geboren. Landelijk gezien was dit het tweede naast Johannes Calvijn in Delft, een jaar eerder opgericht.”
Preses was G. van Leijenhorst, de latere staatssecretaris van Onderwijs. Abactis werd H. Paul (de latere predikant van de Gereformeerden Gemeenten) en fiscus A. van de Beek. Het doel van de vereniging, zo formuleerde preses Van Leijenhorst destijds: „Synthetisch gaan werken om straks een antithetisch standpunt in te nemen. We moeten onze taak verstaan, temeer gezien de straks te dragen verantwoordelijkheid.” De CSFR moest geen gezelligheidsvereniging zijn, maar een „werkdispuut”: het ging om beginselstudie.
In de jaren zeventig stond het dispuut bekend vanwege zijn „links georiënteerde” standpuntbepalingen ten aanzien van homoseksualiteit en euthanasie, zegt Clemens. „Opvallend was het grote aandeel theologen, maar liefst 80 procent van het dispuut. Er kwamen ook veel dubbellidmaatschappen met de theologische studentenvereniging Voetius voor. Tegenwoordig kan dit soort combinaties niet meer vanwege de strengere studieregels.”
Annette constateert weinig spanning tussen leden van verschillende kerkverbanden in het dispuut. „De Gereformeerde Gemeenten hebben hun eigen studentenkringen. Als het gaat om wrijvingen tussen de CFSR en de Gereformeerde Gemeenten: die spelen vooral op landelijk niveau. Het plaatselijke dispuut merkt er weinig van.”
Naast de CSFR ontstond in de jaren tachtig Depositum Custodi (DC), die moeite had met het open karakter van de CSFR. „Er is met DC alleen officieel contact op landelijk niveau, op plaatselijk vlak bezoeken we elkaars lezingen”, zegt Clemens. „Er is in Utrecht een stedelijk overlegorgaan, het Broeder Overleg Christelijke Studenten (BOCS), waaraan zes christelijke studentenverenigingen deelnemen, maar DC is daar geen lid van. Dat betekent dat je niet zo frequent contact met elkaar hebt.”
De CSFR in Utrecht heeft zich ontwikkeld van een studievereniging naar een studentenvereniging, zegt Annette. „Studie- en Bijbelkringen zijn verplicht, een traditie bij de CSFR, maar er is meer ruimte voor ontmoeting, een gezellige borrel.”
Het thema van de bundel luidt: ”Nothing personal”. Waarom?
Clemens: „Het gaat om de relatie tussen ”ik, jij en wij” en de rol van de sociale media. Het is een tamelijk onontgonnen gebied, maar wel erg belangrijk voor de leefwereld van de christelijke student. We denken na over de toename van netwerken, al dan niet digitaal, en de anonimiteit die dat als gevolg heeft. Daarnaast zijn er veel mogelijkheden om grote groepen mensen te bereiken en positieve veranderingen door te voeren.”
Hebben de sociale media het studeren erg veranderd?
Clemens: „Iedere student werkt via Facebook, gebruikt dat als hét grote communicatiemiddel. Het kost veel tijd, maar het is ook gewoon leuk, al bestaat het gevaar dat je te lang bezig bent op dit medium.”
Annette: „Iedereen heeft daar last van. Studenten hebben meestal een laptop, checken de mail, surfen op internet, maar internet is ook de plaats waar je digitale bronnen raadpleegt. Er zijn veel boeken die je alleen op internet kunt raadplegen.”
Clemens: „Was vroeger de kaartenbak het begin van onderzoek, nu is dat Google. Veel studies zijn digitaal en nogal wat docenten communiceren via internet en intranet met studenten. Je kunt vrijwel niet meer zonder. De hele digitalisering is geen probleem, zoals cultuurtheoloog Frank Bosman zei, als je maar kunt relativeren.”
Klik hier voor meer informatie over het twaalfde lustrum.