Jan Pronk: Kairosdocument is niet te negeren aanklacht
AMSTERDAM – Het Kairosdocument van Palestijnse christenen is een „niet te negeren aanklacht tegen onrecht”, stelt oud-minister Jan Pronk. Toch is het volgens hem „ethisch noodzakelijk” dat Nederlandse christenen onder ogen zien dat niet alleen Israël maar ook de Palestijnen de mensenrechten hebben geschonden.
Pronk, voorzitter van het Interkerkelijk Vredesberaad (IKV), sprak donderdag in Amsterdam tijdens het congres ”Uur van de waarheid. Het Palestijnse Kairosdocument in Nederland”, georganiseerd door Stichting Kairos Palestina Nederland in samenwerking met onderzoeksinstituut VISOR van de Vrije Universiteit (VU) in Amsterdam.
Het document ”Uur van de waarheid. Een woord van geloof, hoop en liefde uit het hart van het Palestijnse lijden” is opgesteld door Palestijnse christelijke theologen in 2009. In dit zogenoemde Kairosdocument –Kairos is Grieks voor het beslissende moment– riepen zij op tot gerechtigheid, vrede en verzoening in het Heilige Land. Ook vroegen zij christenen wereldwijd de „bezetting” door Israël van Palestijnse gebieden als zonde te veroordelen. Bovendien zou die bezetting bestreden moeten worden met economische sancties en een boycot tegen Israël. De verklaring riep binnen de Nederlandse kerken zowel instemmende als felle, afwijzende reacties op.
Pronk, onder meer oud-minister van Ontwikkelingssamenwerking, gaf donderdag zijn persoonlijke visie op het Palestijns-Israëlisch conflict. Hij constateert dat daarin een patsstelling is ontstaan. „Er is weinig uitzicht op vrede. Dat maakt me bescheiden, maar ook tamelijk cynisch.”
Volgens Pronk zijn onder meer de bouw van Israëlische nederzettingen op Palestijns gebied en de blokkade van de Gazastrook in strijd met het internationaal recht. Maar ook de Palestijnen hebben de mensenrechten geschonden, aldus de IKV-voorzitter. „Het is ethisch noodzakelijk dat degenen die de Palestijnen steunen, dat ook onder ogen zien. Recht kan niet worden gevestigd met onrecht.”
Het is hoog tijd voor nieuwe vredesinitiatieven. Een belangrijk uitgangspunt voor Pronk is dat het Palestijns-Israëlisch conflict in wezen niet religieus is, maar politiek. „Het draait ten diepste om land, grond, water en een thuis.”
Met de zogenoemde Arabische lente dit jaar is er een nieuwe situatie in het Midden-Oosten ontstaan, aldus Pronk. Zo nemen Egypte en ook Turkije een andere houding aan tegenover Israël en de Palestijnen. „Dat noopt tot nieuwe internationale initiatieven. Een daarvan kan de erkenning van een Palestijnse staat zijn. Zeggen dat er eerst vrede moet worden gesloten, is een cirkelredenering en bovendien hypocriet.”
Pronk zegt desgevraagd het Kairosdocument „fantastisch” te vinden. „Het is een klaroenstoot; de inhoud is niet zweverig maar politiek betrokken, met Bijbelse noties van wat recht en gerechtigheid in concrete situaties betekenen. Het is een document van een kleine minderheid, maar als zodanig een niet te negeren aanklacht tegen onrecht waarvoor we in buitenland ook verantwoordelijk zijn.”
Rifat Kassis, medeauteur van het Kairosdocument, riep kerken en christelijke organisaties op solidariteit te tonen met de Palestijnen, hen te steunen in hun zoektocht naar vrijheid en de „bezettingspolitiek” van Israël te veroordelen. Hij vergeleek de positie van de Palestijnen met de apartheid in Zuid-Afrika en met die van de onderdrukte inheemse bevolking van Australië, Canada en de Verenigde Staten.
De Kairosbeweging wil de kerken uitdagen om „alle theologieën die onderdrukking in stand houden” los te laten en christenen te verenigen in het doen van gerechtigheid. „Ideeën moeten worden omgezet in actie”, aldus Kassis.
Rabbijn Ron Kronish uit Jeruzalem mist in het Kairosdocument de stem van het Joodse volk. Toch ziet hij de tekst niet als Palestijnse anti-joodse propaganda. „Het Kairosdocument heeft nog niet geleid tot een verandering; ik zie het als een aanzet tot dialoog.”
De rooms-katholieke geestelijke Jamal Khader, decaan geesteswetenschappen aan de universiteit van Bethlehem, constateert dat Nederlandse en Palestijnse christenen het Kairosdocument op een verschillende manier lezen. De nadruk die de Westerse theologie legt op de landbelofte aan Israël, leidt volgens hem tot onrecht voor de Palestijnen. Khader, medeauteur van het Kairosdocument, vroeg de Nederlandse kerken om Palestijnse christenen serieuzer te nemen, te zien als een zelfstandige kerk en hen te betrekken in de Joods-christelijke dialoog.
Omdat scriba dr. A. J. Plaisier van de Protestantse Kerk in Nederland verhinderd was, voerde Feije Duim het woord. De medewerker van hulporganisatie Kerk in Actie zei dat het Palestijns-Israëlisch conflict veel stof doet opwaaien binnen de Protestantse Kerk. De opgeefbare verbondenheid met Israël, de existentiële verbondenheid met christenen in de Palestijnse gebieden en de diaconale verantwoordelijkheid van de kerk mogen echter niet tegen elkaar worden uitgespeeld, aldus Duim.
Oudtestamenticus prof. dr. Eep Talstra zei tijdens een workshop dat de onopgeefbare verbondenheid van de kerk met het volk Israël, waarover de kerkorde van de Protestantse Kerk in Nederland spreekt, niet gelezen moet worden als een statement of stellingname in het Palestijns-Israëlisch conflict. „Deze onopgeefbare verbondenheid is voor de christelijke theologie een historisch gegeven, het is een uitspraak over haar eigen wortels, die zij niet zonder verlies aan identiteit kan verwaarlozen of ontkennen.”
Volgens prof. Talstra is het Kairosdocument een onderdeel geworden van de publieke strijd tussen traditionele en moderne christenen in Nederland. „Maar op de inhoudelijke vragen die het stuk stelt over godsdienst en etniciteit wordt niet gemeenschappelijk theologisch gereflecteerd. We zullen eerst de Bijbel moeten bestuderen.”
Talstra ziet het Kairosdocument als een noodroep van Palestijnse christenen, „van wie je niet kunt verwachten dat ze in een keurige wetenschappelijke formulering ”au” zeggen. Hoeveel respect ik ook voor hen heb, als dit stuk een scriptie was, had ik die afgewezen. Het Kairosdocument is theologisch zwak.”