Toetsingskader voor toekennen pgb deugt niet
Het toetsingskader voor toekenning van het persoonsgebonden budget deugt niet. Daarover zijn Jan van Klinken (RD 6-8) en René Hubregtse en Adrie Louter (RD 10-8) het feitelijk eens, constateert ir. J. van der Rhee MBT.
René Hubregtse en Adrie Louter nemen stelling tegen de beeldvorming over het persoonsgebonden budget (pgb) in de column van Jan van Klinken. Een aantal opmerkingen aan het adres van Van Klinken lijkt mij onterecht. Natuurlijk kennen wij zijn schrijven in Achterstevoren als prikkelend, maar daarmee zet hij dan ook de toon voor verder nadenken. Ik lees in zijn stuk zeker niet de suggestie dat een pgb vooral werd toegekend waar dat niet nodig was. Bovendien constateer ik dat de belangrijkste conclusie van Hubregtse en Louter feitelijk dezelfde is als die van Van Klinken: het toetsingskader voor toekenning van het pgb deugt niet.
Toen onze zoon een aantal jaren geleden voor het eerst een pgb ontving, beseften wij als ouders, net als Van Klinken, dat een dergelijk systeem onbetaalbaar zou worden. Twee elementen die hieraan zeker hebben bijgedragen zijn echter nog niet genoemd. Door het relatieve gemak waarmee een pgb werd toegekend heeft een groot aantal voormalige mantelzorgers, vaak naaste familieleden, hun zorg kunnen voortzetten tegen een riante betaling. Dat laatste is het tweede element: het uurloon voor die zorg was vergelijkbaar met dat voor professionele krachten, ook al had de zorgverlener geen enkele opleiding daarvoor genoten.
De overheid als wetgever speelt hier dus de goede Sint, terwijl de indicatieorganen als zijn Pieten gul hebben uitgedeeld. Neem daarbij dat, eenmaal in de ‘molen’, de toekenning en verstrekking van de gelden bijna geheel wordt gebaseerd op het invullen van formulieren, waarmee de fraudegevoeligheid als het ware wordt ‘ingebakken’. Zelf kennen wij ook gevallen waarbij de pgb-houder en zijn zorgverlener het op een akkoordje gooien voor het onderling verdelen en besteden van het bedrag. Het verantwoordingsformulier is geduldig: zelfs het overleggen van nota’s is niet nodig.
Het zijn niet zo maar enkele ‘incidenten’ die de overheid dwingen tot nieuw beleid. Van Klinken stelt terecht het overmatig gebruik en het misbruik aan de kaak. Van dit laatste worden de gebruikers die het pgb op verantwoorde wijze benutten nu juist het slachtoffer. Wellicht zijn er niet zo veel concrete voorbeelden in relatie tot een reformatorische instelling als Helpende Handen, gelukkig maar.
Wat mij nog het meest verbaast, is dat de overheid dergelijke debacles niet voorziet, terwijl gewone burgers zoals Van Klinken en ondergetekende dit op hun klompen aanvoelen. En als het dan uit de hand loopt, blijkt er geen ingebouwde rem aanwezig in de regelgeving. Het systeem dendert door totdat Den Haag wakker wordt van de krater in de begroting.
Intussen hebben Hubregtse en Louter nog een andere, zorgwekkende boodschap. De schrikreactie die leidde tot de bezuinigingen op het pgb kan zeer wel ten koste gaan van de rechtmatige gebruikers die wérkelijk gebaat zijn bij deze, in principe goed bedoelde, overheidsvoorziening. Hun oproep om alert te zijn en naastenliefde te betonen mogen we dan ook zeker ter harte nemen.
De auteur is zelfstandig ict-consultant.