Paus Pius II voelde zich verantwoordelijk voor het lot van christelijk Europa
In het voorjaar van 2007 verklaarde de paus dat het Vaticaan positief stond tegenover toetreding van Turkije tot de Europese Unie. Hoewel erkend werd dat Turkije nog een lange weg te gaan had op het punt van het respecteren van de grondregels van de westerse samenleving, was de overheersende gedachte: christenen hebben het in islamitische landen toch al zo moeilijk, dus als hun land bij Europa hoort, zullen ze het vast beter krijgen.
Dit typisch humanistische standpunt werd in 1461 ook ingenomen door een verre voorganger van Ratzinger, paus Pius II (1404-1465). Acht jaar eerder was gebeurd waarvoor de christenen al eeuwenlang vreesden: de stad Constantinopel was veroverd door de Turken onder leiding van Mehmet II. Met de inname van de stad was het Oost-Romeinse rijk gevallen en hadden de Turken een bruggenhoofd van waaraf ze konden doorstoten tot in het hart van Europa. Voor het lot van het christelijke Europa voelde paus Pius zich persoonlijk verantwoordelijk.
In deze situatie kampte hij met tegenstrijdige gevoelens, zo valt op te maken uit een bloemlezing uit zijn brieven en gedenkschriften. Onder de titel ”Enea Silvio Piccolomini/Pius II (1405-1464). Een humanistische paus op de bres voor Europa” verscheen deze bundel onlangs in Nederlandse vertaling. Aan de ene kant leek Pius II het middeleeuwse recept van het organiseren van een kruistocht wel wat. De Turken trokken de Balkan immers met een leger binnen, dus wat was logischer dan ze er met een eigen leger weer uit verdrijven?
Aan de andere kant was daar die –eveneens middeleeuwse– geschiedenis van Franciscus van Assisi. Terwijl de kruistochten op hun hoogtepunt waren, nam hij de boot en had een goed gesprek met de islamitische machthebbers in Caïro. Pius was ervan overtuigd dat als de Turken op vredelievende wijze met Europa zaken zouden doen, ze vanzelf de westerse waarden zouden gaan aanhangen. Dus begon hij aan een lange brief aan Mehmet. In die brief wees hij de sultan op Europa’s superieure militaire macht. Als Mehmet zou proberen de christenen in Europa hun geloof te ontnemen, zou hij er nog een stevige dobber aan krijgen.
Maar er was een betere oplossing, stelde Pius II: „Een klein ding is in staat je tot de grootste, machtigste en beroemdste man van alle stervelingen te maken. Vraag je wat het is? Het is niet moeilijk te vinden…, het is een beetje water om je daarmee te dopen…. Wanneer je dat doet, zal geen vorst op aarde jou overtreffen in roem of evenaren in macht.” Pius voerde zelfs aan dat als Mehmet zich liet dopen, andere islamitische landen spoedig zouden volgen. Dat schreef hij, maar geloven deed hij het zelf niet. De brief is nooit verstuurd.
De laatste jaren van zijn leven was Pius II druk bezig –maar tevergeefs– om een kruisleger te formeren. Het was toen al net als nu nog steeds in Europa: een land komt pas in actie als het direct met het probleem wordt geconfronteerd (zoals Italië met de Libische bootvluchtelingen op Lampedusa). Zolang Wenen standhield, zagen in 1564 machtige landen als Bourgondië en Frankrijk nog niet het nut in van een grote expeditie tegen de Turken.
“Enea Silvio” is een heerlijk boek om te lezen. In alle humanistische bescheidenheid was paus Pius een grote ijdeltuit, die met het schrijven van zijn autobiografie, ”De gedenkschriften”, zich in één klap in de schijnwerpers wilde plaatsen en zijn kruistochtidee wilde promoten. Al in de vorige eeuw bestonden er edities van deze ”Commentarii” in druk in het Latijn, maar nu zijn ze voor een breder publiek toegankelijk gemaakt.
Het boek doet denken aan het dagboek van de Friese stadhouder Willem Frederik van Nassau, ”Gloria parendi”, dat pas in 1995 in druk verscheen en voor die tijd slechts als handschrift in het Koninklijk Huisarchief lag. Wat deze boeken bijzonder maakt is dat de lezer het gevoel krijgt alsof iemand met een camera het dagelijkse (hof)leven heeft vastgelegd. Hij wordt deelgenoot van de gesprekken, ziet de paleizen vanbinnen, neemt deel aan reizen en ziet gewone mensen op vreemde momenten het luxeleven van de (kerk)vorst binnenstappen. Letterlijk en figuurlijk is dat sensationeel.
Wat maakt ”Enea Silvio” uniek als bron? Niet dat er opeens nieuw licht wordt geworpen op belangrijke momenten van de geschiedenis. Wel dat het de geschiedenis laat herleven. Neem Pius’ verslag van het concilie van Basel (1431-1437): bladzijdes lang rollen de prelaten ruziënd over elkaar heen. Het Westers Schisma –de periode van 1378 tot 1417 waarin pausen en tegenpausen elkaar tegenwerkten– is achter de rug, maar de partijen uit Rome, Avignon en Pisa bestaan nog steeds en gunnen elkaar het licht in de ogen niet. Het bekonkelen van de pauskeuze op de Romeinse latrines (toiletten), een zeilwedstrijd op het meer van Bolsena en een hardloopwedstrijd in Pienza passeren de revue. Zulke lange en levendige beschrijvingen worden zelden aangetroffen en maken geschiedenis tot een genoegen.
Soms is Pius niet consistent, maar schrijft hij wat zijn lezer wenst. Zo prijst hij in de ene brief de vrouw die hij in de andere „een wezen vol bedrog” noemt.
Wie wat meer van de kerkgeschiedenis afweet, is benieuwd of Pius wel doorhad dat zijn kerk steeds meer bedreigd werd door misstanden zoals het verlenen van aflaten voor allerlei zonden, het investeren van veel geld in renaissancistische bouwprojecten en de overdaad aan luxe in de kerkelijke hoven. Maar nee, hij schrijft daarover alsof het heel normaal is, doet er zelf aan mee, en schildert de aanhangers van prereformator Johannes Hus af als ketters.
Bij het geven van zijn wijze raad verwijst Pius II doorgaans naar de Oudheid. Hij raadt zelfs het lezen van ”nieuwe auteurs” als Thomas van Aquino ten zeerste af. Dat is een vorm van humanistische hoogmoed, want als hij bij recentere ‘middeleeuwse’ auteurs gelezen had hoe het met de kruistochten was afgelopen, had hij zijn laatste levensjaar wel anders gevuld en afgezien van zijn plan voor een kruistocht tegen de Ottomanen.
Boekgegevens
“Enea Silvio Piccolomini/Pius II (1405-1464). Een humanistische paus op de bres voor Europa; bloemlezing uit zijn brieven en Gedenkschriften”, door Michel Goldsteen (red.); uitg. Verloren, Hilversum, 2011; ISBN 978 90 870 4186 1; 592 blz.; € 52,-, .