Rooms-katholiek Limburg seculariseert in snel tempo
Het gaat niet goed met de Rooms-Katholieke Kerk in Limburg. De Limburgers hebben de kerk massaal verlaten en het einde van de leegloop is nog niet in zicht. Wat is er aan de hand?
Limburg is pas op het laatste nippertje bij Nederland gekomen. Tijdens zijn tocht langs de Maas in 1632 veroverde Frederik Hendrik Venlo, Roermond en Maastricht. Na afloop van de Tachtigjarige Oorlog in 1648 kreeg de Republiek zeggenschap over delen van wat nu de provincie Limburg is, maar andere stukken bleven Spaans. Pas na de Franse Tijd (1795-1813) werden de grenzen duidelijker. Het is de Republiek niet gelukt, ook niet in de haar toegewezen delen, om Limburg protestant te maken, ook al kregen de protestanten er kerken toegewezen. Limburg was en bleef rooms-katholiek.
Die uitstraling heeft de provincie nog steeds, vooral het zuidelijke deel. Elke stad en elk dorp heeft een rooms-katholieke kerk die vol staat en hangt met beelden en andere typisch rooms-katholieke attributen zoals kaarsen en kruiswegstaties. Langs de wegen staan her en der kruizen en kapelletjes met beelden van Jezus en Maria. Bij het carnaval, dat in de hele provincie wordt gevierd, hoort ook een mis. Tijdens kerkelijke processies is de dorpsfanfare aanwezig. De typisch Limburgse schutterijfeesten beginnen vaak met een schuttersmis.
Voor de meeste Limburgers speelt de kerk een rol bij de doop, de eerste communie, het huwelijk en de uitvaart, maar voor velen blijft het daarbij.
„De katholieke cultuur is behouden, maar ze is grotendeels folklore geworden”, zegt pater P. Nelen (1931), die verbonden is aan het klooster in Wittem, vlak bij Gulpen, in het Limburgse heuvellandschap. Het klooster werd in 1836 in gebruik genomen door de congregatie van de redemptoristen. In 1895 werd het afgebroken en kwam er op dezelfde plaats een nieuw gebouw. Wittem kreeg landelijke bekendheid als bedevaartsoord vanwege de heilige Gerardus Majella, aan wie het klooster is gewijd. In het midden van de vorige eeuw groeide het aantal bedevaartgangers zo sterk dat er een nieuwe kapel werd gebouwd, de Gerarduskapel. Het aantal pelgrims is de laatste jaren afgenomen. Klooster Wittem ontwikkelde zich tot een centrum voor pastoraat, zingeving en spiritualiteit. Elke zondag zijn er drie eucharistievieringen, die mensen uit een wijde omgeving trekken.
Pater Nelen, die de tijd meemaakte dat de meeste Limburgers nog trouw naar de kerk gingen, stelt dat Limburg geen uitzondering vormt als het gaat om secularisatie. Hij noemt als een van de oorzaken van de snelle veranderingen in Limburg de grote macht die de Rooms-Katholieke Kerk zo’n honderd jaar geleden in de samenleving had. „Limburg was vroeger een politiek lappendeken en de kerk hield Limburg feitelijk bijeen. Vanaf de negentiende eeuw kreeg de Rooms-Katholieke Kerk in onze provincie haar rechten terug. In 1853 volgde het herstel van de bisschoppelijke hiërarchie. Daarbij bleef onze kerk in Limburg het belangrijkste bindmiddel. De invloed van de kerk op het leven was daardoor enorm groot. Zelfs de voetbalclub was kerkelijk georganiseerd.”
De kerk besteedde ook veel aandacht aan de verbinding tussen de kerk en de samenleving, geeft pater Nelen aan. „Met name de priester dr. H. A. Poels was in het begin van de vorige eeuw een markante sociale pionier. Hij nam het op voor de arbeiders in Maastricht en de mijnstreek en had daarbij ook goede relaties met de directie van de mijnen. Zijn inzet leidde tot de instelling van de ”aalmoezeniers van sociale werken”, een organistie die nog steeds bestaat. De negatieve kant van deze sociale activiteiten was wel dat de invloed van de kerk op het maatschappelijk leven erg groot werd. Het was bijvoorbeeld niet ongebruikelijk dat een werkgever bij de pastoor naging of een sollicitant voor een zwaardere functie bij de mijnen wel goed katholiek was.” Volgens pater Nelen kwam het daardoor dat sommige Limburgers de invloed van de kerk als een vorm van dwang beschouwden waar ze niet onderuit konden.”
Het breekpunt lag volgens pater Nelen bij het Mandement van de bisschoppen uit 1954, dat grotendeels door een Limburger was opgesteld. In dit herderlijke schrijven van de rooms-katholieke bisschoppen werd aan rooms-katholieken het lidmaatschap van socialistische organisaties, zoals de Partij van de Arbeid en de VARA, ontraden, dan wel verboden. „Vanaf dat moment begonnen de katholieken zich steeds minder van de kerk aan te trekken”, aldus pater Nelen.
De kerkgang daalde, maar in het officiële beleid van de kerk is daar in de jaren vijftig en zestig van de vorige eeuw nog geen rekening mee gehouden. Pater Nelen wijst erop dat er in die jaren in nieuwe wijken planmatig nieuwe kerken werden gebouwd. Hij noemt de H. Jozefkerk in de Roermondse wijk De Kemp, die in 1960 in gebruik werd genomen en 700 plaatsen telde. „De kerk was al heel gauw te groot en is vijf jaar geleden weer afgebroken.”
Een andere fout was, volgens pater Nelen, dat de Nederlandse kerkprovincie na de jaren zestig haar open karakter verloor. „Onder de leiding van bisschop Gijsen, die van 1972 tot 1993 bisschop van Roermond was, trad de restauratie in. De behoudsgezinden hebben daarbij aan invloed gewonnen, maar tegen een hoge prijs. De katholieken die een verbinding tussen het Evangelie en de moderne samenleving zochten te leggen, haakten af. De kerk heeft vanaf dat moment grote groepen Limburgers definitief van zich vervreemd.”
Ook in het Zuid-Limburgse heuvellandschap heeft de neergang doorgezet. De parochies Nijswiller, Wahlwiller en Eys gaan, om het hoofd boven water te houden, meer samenwerken en die ontwikkeling doet zich in de hele regio voor. De diensten van het klooster Wittem worden ook minder bezocht, erkent pater Nelen. Hij schat het totaalaantal bezoekers van de drie eucharistievieringen op zondag op 600, terwijl er tien jaar geleden nog zo’n 1000 bezoekers waren. Het zijn vooral ouderen die de vieringen bijwonen, gezinnen en jongeren zijn er nauwelijks te bekennen.
De pater ziet vooralsnog weinig lichtpuntjes. Hij hoopt dat de tijden veranderen en dat jongeren, die de frustraties van de ouderen niet hebben, een nieuwe verbondenheid krijgen met de kerk. „Er zijn zo veel jongeren die vragen naar de zin van het leven. Welnu, wij hebben met het Evangelie iets aan te bieden. We moeten de kernboodschap van het Evangelie doorgeven, zodat mensen weer houvast vinden in het verhaal van de liefde van God.”
Ook ds. J. A. Compagner van de protestantse gemeente Weert-Budel ziet nog geen verandering optreden. „Veel mensen zijn verbitterd,” zegt hij. ‘Zijn’ kerk staat enigszins afzijdig van de weg, vlak bij het centrum van het Midden-Limburgse Weert. Het gebied van de kerkelijke gemeente strekt zich uit over delen van Limburg, Noord-Brabant en België. Zij is een van de vijftien gemeenten van de Protestantse Kerk in Limburg. De meeste bevinden zich in de mijnstreek in Zuid-Limburg en zijn ontstaan na de komst van mijnwerkers uit andere delen van het land. Ook de gemeente Weert-Budel, die 700 leden telt, bestaat hoofdzakelijk uit import. De zondagse kerkdiensten worden gemiddeld door zo’n zeventig mensen bezocht.
„Er is hier weinig vanzelfsprekend”, zegt ds. Compagner. „De kerkgang niet, het jongerenwerk niet en dat er een protestantse kerk is ook niet. En toch zijn we er. Ik ben oecumenischer dan ooit en tegelijkertijd protestantser dan ooit. Zonder oecumenische instelling valt het niet mee om hier te functioneren. Je hebt hier hoe dan ook veel met rooms-katholieken te maken. Er komen in mijn gemeente bijna geen niet-oecumenische huwelijken voor.”
De predikant werkt graag mee aan oecumenische huwelijksvieringen. „Probleem is wel dat voor veel rooms-katholieke daar bijna vanzelfsprekend een eucharistieviering bij hoort, terwijl het delen van brood en wijn met andersdenkenden volgens de officiële rooms-katholieke leer feitelijk onbespreekbaar is. En zo wordt het dan een gezamenlijke dienst van woord en gebed, die door rooms-katholieken soms als nogal protestants wordt ervaren. Maar ondanks het feit dat de oecumene momenteel moeizaam verloopt blijft het voor mij heel belangrijk de lijnen open te houden. Ook op persoonlijk vlak heb ik veel contacten met rooms-katholieke mensen. Ik ben lid van de Rotary in Weert en heb daar regelmatig diepgaande gesprekken met in de kerk teleurgestelde katholieken.”
Ds. Compagner vindt dat de Rooms-Katholieke Kerk verstard is, vooral de top. „Ook bij een wat gematigder koers zou er sprake van secularisatie zijn, maar door de behoudende opstelling van de kerk is de leegloop versneld.” De mensen in zijn omgeving noemen zich weliswaar katholiek en ze doen mee aan allerlei kerkelijke evenementen, maar die zijn voor velen niet meer dan folklore. „Onlangs was ik aanwezig tijdens een uitvaartdienst van een bekend persoon in Weert. Tijdens de eucharistieviering zat de kerk vol. Bijna alle aanwezigen, ook zij die gewoonlijk niet in de kerk kwamen, knielden en gingen naar voren om de hostie in ontvangst te nemen, al had het voor velen van hen het geen betekenis. Ik was een van de weinigen die er niet aan meededen.”
Ds. Compagner denkt dat veel Limburgers teleurgesteld zijn in de kerk. „Velen voelen zich in de steek gelaten en zijn verbitterd. Daar komt nog eens het domme opereren van de kerk in de misbruikzaak bij. Het gevolg is dat veel katholieken in een zwart gat zijn terechtgekomen en een nogal nihilistische levensvisie hebben. Vanouds voelden Limburgers zich al achtergesteld bij andere Nederlanders, nu heeft de kerk hen ook nog in de steek gelaten. Dat zou best eens een verklaring kunnen zijn voor het feit dat zo veel Limburgers op de PVV hebben gestemd. Het is belangrijk hen te helpen dat gevoel weg te nemen, want Limburgers zijn aardige mensen. Ik denk er niet aan om hier weg te gaan.”
Doorgaande sluiting van kerken in Limburg
Het bisdom Roermond, waarvan de grenzen samenvallen met die van de provincie Limburg, maakte onlangs bekend dat tot 2020 nog tientallen kerken in het bisdom gesloten zullen worden, mogelijk honderd. Sinds 1992 zijn er in Limburg al 44 kerken gesloten. Het bisdom zal de huidige 300 parochies onderbrengen in 50 federaties met elk gemiddeld 6 parochies. Nu gaat nog 8 procent van de rooms-katholieke Limburgers geregeld naar de mis, in 2020 is dat naar verwachting nog maar 4 procent. Het bisdom verwacht dat het aantal priesters zal dalen van 200 nu naar 120 in 2020.
Eind jaren zestig bereikte het kerkbezoek in Limburg een hoogtepunt. In die tijd ging 80 tot 90 procent van de kerkleden (en wie was geen kerklid?) regelmatig naar de kerk. Begin jaren zeventig daalde dit naar 60 procent. Daarna is het hollend achteruit gegaan.