Spotlight: Geheime liefdesgedichten van Nel Benschop
De liefdesgedichten van Nel Benschop, waar de dichteres haar leven lang geheimzinnig over deed, blijken –nu ze eindelijk aan het licht komen– gedateerd en weinig opmerkelijk. Maar het verhaal achter de verzen blijft boeien.
Nel Benschop wist hoge verwachtingen te wekken, de laatste twintig, dertig jaar van haar leven. Haar geheime liefdesgedichten waren van een veel hoger niveau dan haar pastorale poëzie, vertelde ze aan wie het maar horen wilde. Alleen konden ze pas gepubliceerd worden als zijzelf en alle betrokkenen overleden waren.
Nu, zes jaar na haar dood, ligt er dan eindelijk een bundel waarin 55 van de bewuste geheime verzen zijn opgenomen: ”Echte liefde kan niet sterven”. Ze zijn gemaakt in de periode kort na de Tweede Wereldoorlog, toen de dichteres tweemaal een korte, onmogelijke, geheime relatie had met een getrouwde man – toen ze 30 was en toen ze 36 was. Beide keren besloot ze afstand van haar geliefde te nemen en uit zijn leven te verdwijnen. Wat overbleef was de poëzie.
De liefdesgedichten staan aan het begin van haar dichterlijke loopbaan, want Nel Benschop was een laatbloeier. Pas toen ze de mannen achter zich gelaten had, in Arnhem woonde en aan haar derde betrekking bezig was –lerares op de christelijke mulo Molenbeke– ging ze op aanraden van haar wijkpredikant pastorale gedichten publiceren in de plaatselijke kerkbode. En ze was al bijna vijftig toen haar eerste bundel verscheen, ”Gouddraad uit vlas” (1967).
De uitgever zag aanvankelijk weinig brood in haar poëzie, maar hij had het mis. In de loop van de jaren bleek Nel Benschop uit te groeien tot de best verkopende en meest geciteerde dichter van Nederland: van haar vijftien bundels zijn in totaal meer dan 3 miljoen exemplaren verkocht. Nog altijd wordt haar werk herdrukt, al vraag je je soms af of de houdbaarheidsdatum inmiddels niet bijna verstreken is.
Het is in elk geval goed om te beseffen dat de nu uitgegeven verzen het werk zijn van een beginnend dichteresje, ruim zestig jaar geleden. Ze zijn geschreven in een register dat vooroorlogs aandoet en ze geven uiting aan een levensgevoel dat vandaag zeldzaam geworden is. Wie herkent dat nog, dat je als vrouw afziet van je geliefde omdat hij getrouwd is, dat je je beperkt tot hunkerende brieven en dromen en verzen, dat je nog jaren blijft denken dat er maar één man ter wereld voor je bestaat?
De belangrijkste thema’s –natuur, verlangen, weemoed, passie, loutering– passen in het literaire levensgevoel van Bloem, Slauerhoff en Roland Holst. En ook de stijl herinnert soms aan lang geleden: de allereerste versregel in de bundel –„Nu is mijn leven als een doodstil meer”– doet onweerstaanbaar denken aan Jacqueline van der Waals: „Nu ligt mijn leven als een stille plas.”
Choquerend zijn deze gedichten dus niet, literair verrassend al evenmin. Dat komt door de Catsdeun waartoe de dichteres zich dikwijls laat verleiden –„Wees niet bevreesd voor dreigend-donkere machten/ die ons geluk in stukken kunnen slaan”–, de gladgestreken rafelrandjes, de clichématige beelden en uitdrukkingen. Het vliegje in het web, het schip in de storm, de roos en de doornen, de bloem met gekneusde blaadjes, de wrange vruchten, alle voorspelbare vergelijkingen weet ze te benutten. Tenminste, als ze de moeite neemt om naar beelden te zoeken – soms uit ze alleen maar pure emotie in weinig originele taal:
Ik wou zo graag dat elke lieve daad,
Elk woord van liefde dat ik sprak,
Mijn liefste man,
Zó diep gegrift in je geheugen staat,
Dat mens noch tijd ze ooit uitwissen kan.
Er zijn te veel van zulke verzen, te weinig opmerkelijke regels. Alleen als je goed zoekt vind je hier en daar een mooi beeld, een verrassende woordkeuze: „Denk aan de nardusfles die nimmer brak.” „Elk afscheid is een smartelijk geboren worden van ’t hunkeren naar de liefste.”
Maar daarmee is niet alles gezegd. Ondanks de vele gebreken weet ”Echte liefde kan niet sterven” toch te raken en te ontroeren. Dat komt door het verhaal dat tussen de regels doorschemert, de onverhulde, naakte pijn, het verlangen en het verdriet. Alle emoties en gedachten van de moeilijke jaren uit Nel Benschops leven komen langs: het genieten van „de vreugde van het ogenblik”, de liefdesfantasieën, de gedachte aan Gods oordeel, de blijdschap om de scheppingsschoonheid, de worsteling met onmogelijke verlangens, het gevoel van kou te sterven, het onbegrip, de opstandigheid, de teleurstelling als hij zijn leven sneller herneemt dan zij. Eén gedachte overheerst: de liefde is een paradijsbloem die, onder welke omstandigheden ook, schoon is en niet kan sterven.
Dat is wat deze gedichten de moeite waard maakt: ze laten zien hoe Nel Benschop een verhaal van haar leven maakte, hoe ze haar emoties pakte en omzette in versregels. Wat betekent dat ze, méér dan nieuwe drukken van haar poëzie, een biografie verdient. Ze was een boeiend mens, boeiender dan haar gedichten dikwijls suggereren. Haar levensverhaal geeft een prachtig beeld van de ontwikkelingen in de gereformeerde wereld en in de twintigste eeuw, terwijl het bovendien laat zien hoezeer iemands geloof, iemands levensovertuiging zijn leven kan bepalen.
In veel opzichten doet ze denken aan haar generatiegenote Annie M. G. Schmidt: moeilijke jeugd, ongelukkige liefdes, versjes maken als levensvervulling, lang wachten op groot succes. Maar in de loop van hun levens worden de verschillen steeds groter, tot ze diametraal tegenover elkaar staan. Annie ondergaat twee abortussen, kiest vervolgens voor een getrouwde man, krijgt een kind met hem, en wordt uiteindelijk diep ongelukkig. Terwijl Nel afziet van lichamelijke liefde, afscheid neemt van de getrouwde man op wie ze verliefd is, en uiteindelijk vrede met het bestaan vindt.
Misschien zijn ze vandaag niet populair, de verhalen van mensen die ter wille van geloof en liefde offers brengen. Maar waarom zouden ze niet veel meer de moeite waard zijn dan verhalen van mensen die ”hun hart volgen” en ”zichzelf willen zijn”?
Boekgegevens
”Echte liefde kan niet sterven”, Nel Benschop; uitg. Kok, Utrecht, 2011; ISBN 978 90 435 1801 7; 120 blz.; € 17,50.